Header / Cover Image for '[Dagboek] Levenssaga Cyclus 2'
Header / Cover Image for '[Dagboek] Levenssaga Cyclus 2'

[Dagboek] Levenssaga Cyclus 2

Welkom bij het dagboek voor Cyclus 2 (De Keten van Voedsel) van De Levenssaga. Hierin beschrijf ik het hele proces: de verhalen bedenken, schrijven, verbeteren, en meer. Hopelijk is het leerzaam of interessant om te lezen.

Zoals altijd: spoilers voor alles uit deze cyclus!

Over de cyclus

Voedsel (en de voedselketen) zijn natuurlijk heel belangrijk voor de natuur en voor evolutie. Misschien wel het allerbelangrijkste. Dus ik wist al vrij snel dat de tweede cyclus hierover moest gaan.

Het was wel moeilijker om de cyclus vol te krijgen dan ik dacht. Want de “regels” van de voedselketen zijn eigenlijk heel makkelijk:

  • Zorg dat je niet wordt opgegeten
  • Maar dat je zelf wel aan eten komt

Hieruit kan je een paar algemene verhalen bedenken, zoals …

  • Een prooidier die moet vluchten
  • De evolutie van planteneters naar vleeseters

Maar dan houdt het wel op. Hoe maak je deze verhalen divers? Hoe maak ik één verhaal dat past per tijdperk?

Het antwoord kwam toen ik mijn definitie “voedselketen” uitbreidde. Het gaat niet alleen om wat je letterlijk eet en in je lichaam stopt.

  • Je hebt ook een “metaforische” voedselketen als er machtsverschillen zijn.
  • Je hebt allerlei verschillende manieren om je eten te krijgen: agricultuur, herders, vissen, etcetera
  • Evolutie laat zien dat dieren steeds efficiëntere manieren vinden om te eten. Dit kan ik doortrekken naar de toekomst (de laatste 2 tijdperken).
    • Wat bedoel je met efficiënter? De allereerste diersoorten leefden van losse stofjes, toen gingen ze planten eten, toen vlees, toen geroosterd vlees, en zo werd onze inname van energie steeds efficiënter. Pure planteneters moeten vaak de hele dag door blijven eten, terwijl wij met een paar maaltijden makkelijk wegkomen.

Met die ideeën erbij, raakte deze cyclus zelfs overvol! Uiteindelijk koos ik de 10 meest passende en gevarieerde verhalen.

Laatste opmerking: ik vind het belangrijker om een sterke rode draad per cyclus te hebben, dan om verhalen op volgorde te doen.

Het eerste verhaal van de cyclus, bijvoorbeeld, maakt een sprong in de tijd ten opzichte van het eerste verhaal van de vorige cyclus. Dit is dus niet op “chronologische volgorde”. (Het vorige verhaal eindigt met dat ze nét DNA hebben uitgevonden, en in dit nieuwe verhaal hebben ze al cellen, wezens, planten, etcetera.)

Het is een eindeloos gevecht om de Levenssaga zo simpel en begrijpelijk mogelijk te houden. Door dingen te groeperen onder hetzelfde thema, zijn ze véél makkelijker te lezen en begrijpen. Je weet nu dat elk verhaal in deze cyclus over de voedselketen gaat. Als je meerdere verhalen na elkaar leest, zullen ze veel naar elkaar verwijzen of op elkaar inspelen.

In mijn ervaring (met het schrijven van de eerste ~15 verhalen) weegt dit zwaarder dan chronologische volgorde.

1: De Zwemmende Poort

De titel was eerst “Het Levenswater”. Maar dat bleken sterke alcoholische dranken én een bestaand sprookje. (Daarnaast was het een vage titel.)

Toen werd het “De Zee van Leven”. Bestond ook al … en was wederom niet zo geïnspireerd.

Ik wilde de titel meer laten afhangen van de inhoud van het verhaal. Ik wilde dat het interesse wekte én niks weggaf over hoe het verhaal eindigde. (Een titel zoals “De Planteneters” geeft weg dat ze uiteindelijk leren om planten te eten.)

Dus ik bedacht opties zoals:

  • De Zwemmende Poort
  • De Zwemmende Levensdrank
  • De Vissenpoort
  • De Zwemmende Plantenpoort
  • De Poort der Beweeglingen
  • De Eerste Dieren

Uiteindelijk liet ik de titel open totdat het verhaal af was.

Wat is het idee?

Begin: de wereld heeft pas net planten (“vastelingen”) en dieren (“beweeglingen”). Maar de dieren sterven allemaal uit, want ze komen niet aan genoeg voedsel!

De goden zijn dus nog steeds verzwakt, nog steeds bang. Want ze hebben levenskracht nodig en daarover zijn ze nu nog niet zeker.

Einde: dieren ontstaan die planten kunnen eten. Daardoor worden ze groter, kunnen gecontroleerd zwemmen, en meer voordelen. Het aantal diersoorten explodeert en de goden zijn eindelijk zeker dat ze hier kunnen leven.

Is dit een goed begin? We pakken onze drie eigenschappen er weer bij: een probleem, urgentie, en wat ze verliezen als ze het niet oplossen. Het begin heeft alle drie: als ze geen betere voedselbron vinden voor de dieren, sterven de goden binnenkort vanwege gebrek aan levenskracht.

Is dat genoeg? Omdat het een raamvertelling is, weet je al dat de goden niet sterven aan het einde van dit verhaal. (Omdat ze in latere verhalen terugkomen :p) Ook vind ik dit niet interessant of spannend genoeg voor een heel verhaal.

Dus we hebben iets meer nodig.

  • Verhaallijn 1 (de rode draad): de goden proberen van alles, dat mislukt eerst, maar uiteindelijk maken ze dus planteneters
  • Verhaallijn 2: sommige goden (vooral Ardus) blijven zoeken naar een weg naar huis. Hij vindt iets (die “poort” uit mijn titelideeën) en probeert dit te laten werken. Natuurlijk werkt dit de eerste verhaallijn tegen. (Want zijn aandacht is ergens anders en hij helpt niet mee.)
  • Verhaallijn 3 (klein; misschien samen met verhaallijn 2): Hanah werkt in het algemeen tegen, want ze wil nog steeds niet dat de goden te snel gaan. Maar alleen tegenwerken is misschien saai of frustrerend. Dus Hanah moet eigenlijk stiekem wat capriolen uithalen, wat actie en avontuur brengen.
    • Dit werd uiteindelijk het idee: de goden gaan op zoek naar haar, want ze willen hun zusje erbij hebben, maar Hanah vlucht en gooit allerlei obstakels op hun pad om weg te blijven.
    • (Maar ze geeft daadwerkelijk heel veel om haar familie. Dus waarschijnlijk zit ze in eerste instantie stiekem in de buurt mee te kijken.)

De blurb

Ik gebruik al jarenlang het woord “blurb” als ik korte marketingtekstjes bedoel. In dit geval is de blurb dus de paragraaf die lezers moet uitnodigen dit verhaal te lezen. Ik schrijf dit graag voordat ik een project begin, om te bewijzen dat het interessant genoeg is.

Dit werd de blurb: “De goden moeten snel een voedselbron voor de dieren vinden, anders sterven ze uit. Maar een mysterieuze kracht werkt tegen en verleidt Ardus met een verraderlijke belofte: een manier om weer naar huis te komen.”

De outline

Hoe gaan we dit uitwerken in de praktijk?

  • H1: Uitleg huidige situatie. Goden merken dat ze nu écht iets moeten doen. Ardus ontdekt een plek waar spullen van thuis (het Hemelpaleis) liggen.
  • H2-H5: De goden proberen de dieren sterker te maken en in leven te houden. Het lijkt alsof ze iets bereiken … maar dan worden ze dus gesaboteerd. De poort die Ardus vond, verplaatst ineens, dus hij gaat erachteraan.
  • H6-H8: Terwijl de rest paniekerig probeert de oplossing te vinden, gaat Ardus (samen met iemand?) achter de vluchtende Hanah aan.
  • H9: Ze krijgen eindelijk dieren die planten eten. De poort wordt door zwemmende dieren weggedragen en Ardus kan hem niet meer vinden.
  • H10: We ontdekken dat Gulvi de poort expres heeft laten verdwijnen, in samenwerking met Hanah. (Ze waren altijd al beste maatjes. Hij hoeft niet perse terug naar huis.) We zien hoe leven explodeert op de planeet—maar dus ook hoe het al snel overvol raakt met dieren. We krijgen een hint van wat komen gaat (leven op land, voedselketen, etcetera).

Ik probeer steeds rond H5 of H6 een extra twist of belangrijke ontwikkeling te hebben. Dat voorkomt dat het middenstuk van het verhaal traag of saai wordt.

Ook is dit wat lastiger dan je zou denken, want de wereld is vrij saai op het moment. Al het leven zit vooralsnog in het water. Het land is compleet leeg en verlaten. Dieren zoals wij die kennen, diersoorten die wij begrijpen en schattig vinden, zijn er nog lang niet.

Als laatste wilde ik kijken of ik de “zeven levenskenmerken” kon gebruiken als rode draad. Dus hoofdstuk 2 t/m 8 behandelen steeds een ander kenmerk als “rode draad” van dat hoofdstuk.

Dit zijn natuurlijk …

  • Groei
  • Voortplanting
  • Ademhaling
  • Beweging
  • Waarneming ( = reageren op prikkels in de omgeving)
  • Stoffen uitscheiden
  • Stoffen opnemen => deze als laatste omdat het natuurlijk de sleutel is tot “laat dieren planten eten”

Hoe verwerk je dit makkelijk? Nou, ik laat Bella een boekje schrijven over alles dat ze leren en weten over het leven. Dat past wel bij haar karakter. En het is nog niet eens zo’n gek idee om kennis te bewaren als je, weet je wel, god moet spelen over een wereld die je niet begrijpt.

Werkt dit?

Ik heb het plan hierboven uitgevoerd.

Het werkte … redelijk. Het was lastig om voor elk levenskenmerk een grappig “experiment” te bedenken dat de goden zouden kunnen doen om dit te testen. (Want ja, we praten nog steeds over vormloze puddingen op de bodem van de oceaan, en dat is het enige leven dat we nu hebben.)

Ook kreeg Ardus’ verhaallijn uiteindelijk een stuk meer tijd en diepgang, omdat het verhaaltechnisch interessanter is. Toen ik het eerste hoofdstuk schreef, merkte ik dat het verhaal pas goed werd toen die mysterieuze inbreker langskwam en ze spullen uit hun oude Hemelpaleis vonden. (Zonder goede verklaring over waarom ze hier zouden zijn.)

Op dit punt nam ik even een half jaar pauze :p Ik was nogal enthousiast begonnen met de volgende cyclus rond Kerstmis (2022), maar er waren veel andere projecten die ik eerder moest afmaken en ik besloot toen dat de Levenssaga elk jaar rond de zomer het beste paste.

Toen ik terugkwam, waren een paar dingen veranderd.

  • De website had inmiddels ondersteuning voor meerdere talen (en daardoor een iets andere indeling achter de schermen) => steeds meer groeide het plan om de levenssaga óók Engels aan te bieden, dus daar wilde ik vanaf nu rekening mee houden.
  • Ik was weer gegroeid qua schrijven.
  • Ik had geleerd dat ik veel beter de cyclus in stukjes van 3 verhalen per keer kan hakken. (In plaats van ofwel één verhaal per keer te doen, ofwel te proberen alle 10 de verhalen in één sprint te doen.)

Maar het originele idee van dit verhaal bleef hetzelfde, dus ik las het terug en schreef gewoon door.

Het verhaal werd te lang. Blijkbaar heb ik in het afgelopen jaar weer geleerd om wat langer te schrijven en meer beschrijving of detail toe te voegen. (Het gevolg is wel iets dat, in mijn ogen, nog beter en fijner leest dan de verhalen uit de eerste cyclus. Maar ja, dus ook te lang.) Dat is al helemaal bijzonder als je dus bedenkt dat het verhaal vrij langzaam is, met de goden die simpelweg experimenten doen en proberen die wezens planten te laten eten. Dit zou juist een van de kortste verhalen moeten zijn!

Ik voelde dat ik iets moest verzinnen om dit soort verhalen meer … visueel en fysiek te maken. Nu praten we over piepkleine puddingen (van cellen) waar ze proberen stofjes in te krijgen (die je nauwelijks ziet met het blote oog). Niet zo makkelijk voor te stellen, of wel? Niet zo makkelijk een spannend verhaal van te maken.

Dus je bedenkt wat andere opties.

  • Misschien kan Eeris, op een of andere manier, communiceren / praten / dingen horen van die levende wezens. Dat zou ze meer laten lijken op dieren zoals wij die kennen.
  • Misschien kan ik de waarheid even negeren, en deze puddingen een stuk groter maken en meer vaardigheden geven. Maar ja, het hele punt van het verhaal is juist dat ze dit niet konden doen totdat ze meer voedsel konden binnenkrijgen door planten te eten.
  • De goden zien dit soort dingen op een andere manier. Voor hen zijn stofjes veel groter/glimmend/hebben een magische aantrekkingskracht. Voor hen zijn levende wezens groter, intelligenter, magischer. Zolang ik een stukje toe voeg van de verteller met “zij zien het zo, maar jij en ik zouden dit en dit zien”, heb ik het beste van beide werelden.

Het werd optie 3. Vanuit het perspectief van de goden, kan ik zo dingen veel interessanter en beeldender schrijven. Maar de lezer weet dat het eigenlijk veel kleinere, vormeloze dingen zijn.

Ik wil hier een algemene regel van maken die de wereld van de Levenssaga—en vooral de hoofdstukken met de goden—veel unieker en beeldender maakt. Terwijl ik de cyclus verder afmaak, zal ik de details hiervan vastleggen. Maar het algemene idee is dat de goden (onbewust) de wereld op een andere manier zien omdat ze niet zijn zoals de rest, en dat ze ook (onbewust) met hun magie dus sommige dingen voeden of afbreken.

Overig

Zoals meestal, kwamen er tijdens het schrijven wel ineens oplossingen of ideeën voor later. Zoals een element dat de eerste Vleesvreter kan zijn geweest (voor het verhaal hierna). Dat vind ik altijd wel fijn. Ik schrijf improviserend, dus ik moet er maar op vertrouwen dat ik over tijd antwoorden vind op vragen, en goede creatieve invullingen bedenk voor dingen.

Dankzij dat jaar afstand, is dus zowel de schrijfstijl verbeterd (in mijn ogen), als het plan voor de rest van de cyclus ietsje duidelijker (en sterker) geworden.

Ook kreeg deze cyclus iets meer structuur. Ik had nu namelijk alle goden een eigen voorwerp gegeven uit het Hemelpaleis. Wat doe je dan? Je laat deze dingen terugkomen door alle andere verhalen van de cyclus! (Bovendien heeft eentje nog géén voorwerp, en is die van Bella zoek. Dat is natuurlijk een geweldig mysterie om te openen en in een later verhaal op te lossen.)

Dit verhaal is nu af, maar zal nog een verbeterronde krijgen. (Ik heb denk ik een halve pagina aan notities.)

2. De Vleesvreters

Dit verhaal had natuurlijk één belangrijk doel: het ontstaan van vleeseters (carnivoren) uitleggen. Maar dit had hetzelfde probleem als het verhaal hiervoor. Dit is een enorm logische stap (van vlees eten krijg je sneller meer energie binnen), die over miljoenen jaren langzaam plaatsvond. Hoe maak je daar een verhaal van?

Door te focussen op de emotie en de impact daarvan, en die concreet te maken. Oftewel, het gaat niet over “de algemene introductie van vleeseters” (wat sowieso niet klinkt als een spannend verhaal), maar het gaat over “een geheimzinnige groep die andere dieren doodbijt”.

Het hele verhaal zijn wezens dus op de vlucht hiervoor. De angst wordt steeds groter. Het mysterie, de terreur, het neemt toe. Als lezer ben je bang dat om elke hoek zo’n vleesvreter zit. Ik probeer me in te leven in hoe het is om als klein, schattig konijntje elk moment te kunnen worden opgevreten. Dat is de belangrijkste verhaallijn.

De tweede verhaallijn is dan die van de goden. Ze merken dat de hoeveelheid planten de hoeveelheid planteneters niet aankan. (Maar dan extremer: “ah nee, er is weer een heel bos weggevreten in een maand tijd”) Planteneters moeten de hele dag eten, en nog steeds hebben ze nauwelijks energie of kracht over. De goden volgen deze geruchten over vleeseters al langer en hebben ze steeds onderdrukt, maar nu vragen ze zich af of dat dan wel de juiste actie is.

De eerste verhaallijn zorgt voor spanning, actie, een hoofdpersoon om te volgen (die in het nauw wordt gedreven). De tweede verhaallijn legt alles eromheen uit. (Waarom carnivoren zo dominant zijn, wat de evolutie van scherpe kaken ermee te maken heeft, etcetera.)

Hoe serieus/heftig maken we het?

Als laatste wil ik de naam (Vleesvreters) ook dubbelzinnig toepassen. Want nu zet ik het in een heel kwaad licht, maar natuurlijk zijn er momenten waarop vleeseters dingen oplossen of verbeteren. (Dingen overleven niet in de natuur als er niet meer voordelen dan nadelen aan zitten. Op wat voor manier dan ook.)

Ik neig ernaar om dit vrij … puur neer te zetten.

  • Iemand sterft, maar diens vlees zorgt voor genoeg voedsel dat een andere groep dieren een strenge winter/verschrikkelijke situatie overleeft.
  • Iemand heeft een ziekte waardoor delen van het lijf afsterven. Diegene kan alleen gered als iemand de geïnfecteerde delen wegvreet … maar ja, dat vertrouwt diegene natuurlijk niet.
  • Eén van de goden gebruikte al jarenlang (onbewust) de Vleesvreters voor allerlei klusjes. Want ze waren zo groot en sterk! Hij vroeg zich nooit af hoe ze zo makkelijk aan energie/eten kwamen, of waarom ze met plezier naar nieuwe uithoeken van het land gingen.
    • Dit moet dan natuurlijk vanaf het begin sneaky worden verteld aan de lezer. “Maar we hebben toch de ? Die zijn met steeds meer, die zijn wél sterk.” “Maar het is niet genoeg. De meeste planteneters vreten alleen maar alles weg!”
    • Darus is ideaal hiervoor. Ook omdat hij als enige niet zijn Hemelse voorwerp heeft, dus zich misschien zwakker voelt of meer leunt op hulp van de dieren.
  • Die competitie—recht van de sterkste—is essentieel voor evolutie. Dus de introductie van zo’n formidabele vijand als een grote vleeseter moet zorgen voor een hele nuttige evolutie bij planteneters.

(Ik bedacht meteen een goede plot twist: de Vleesvreters zijn geen dieren, maar Vleesetende planten. Dat raadt een lezer nooit, terwijl het achteraf heel logisch is. Maar ik had al een ander verhaal daarover. En bovendien klopt dat niet met de tijdlijn: die kwamen pas veel later. Dus jammer, dat kan niet!)

Het terugkerende Hemelse voorwerp is natuurlijk die van Feria: haar Hespryhond is een verzonnen diersoort, die niet van Somnia is, en heeft de balans dus verstoord. Daarmee begon de eerste groep vleeseters, de eerste groep dieren die leefde van andere dieren op Somnia.

Een bijzondere structuur

Tijdens het schrijven, merkte ik dat ik eigenlijk niet meteen wilde beginnen met vluchten, rennen, bang zijn voor de Vleesvreters. Meestal moet je de lezer eerst iets laten geven om de personages, anders kunnen ze niet samen bang zijn. De lezer moet begrijpen wat de situatie nou precies is, voordat je die situatie spannender maakt.

Dus het verhaal begint nu met drie a vier hoofdstukken waarin de Vleesvreters worden opgebouwd. Ze zijn er nog niet echt. De hoofdpersoon loopt nog zorgeloos rond. Maar, dankzij die opzet, kan ik daarna compleet naar de actie gaan.

Dit besloot ik ook omdat het mij realistisch leek. Deze dieren hebben nog nooit vleeseters gezien, tenminste niet zo groot en gewelddadig als nu. Dus waarom zouden ze daarvoor bang zijn? Waarom zouden ze zich beschermen tegen gevaar dat ze niet kennen?

Dus het verhaal doet hard zijn best om dit te laten zien aan de lezer. Deze dieren zijn totáál niet bang. Ze geven nergens iets om. Ze kunnen zich niet verdedigen als er plots Vleesvreters in hun leven komen … met alle gevolgen van dien.

Misschien is dat een te heftige of bijzondere keuze. Maar het voelde realistischer en unieker dan een vrij cliché “oh nee, monsters, ren weg!” voor 10 hoofdstukken.

Het gevolg is wel dat het einde van het verhaal oprecht een grijs gebied is. Ik heb geen idee hoe het zou moeten eindigen. Wat de “juiste keuze” is, of de goden “moreel goed” zijn geweest. Uiteindelijk heb ik een einde gekozen dat past binnen de levenssaga en bij de karakters van de goden—niet perse omdat ik het ermee eens ben of het de beste oplossing vind.

Maar dat zijn misschien wel de allerbeste verhalen: die vragen oproepen bij zowel lezer als schrijver, ook nadat je ze uit hebt.

De cyclus uitbouwen

Tijdens het afmaken van dit verhaal, kreeg ik wéér een beter idee van de hele cyclus. Ik merkte dat die voorwerpen van de goden een nog betere leidraad waren dan ik dacht :p Een beetje zoals de Infinity Stones van de Marvel superheldenfilms.

Want ja, wat gebeurt er als deze hele sterke voorwerpen de wereld in komen? Wat gebeurt er met deze voorwerpen, als de goden ze niet (meer) hebben? Het leek me logisch dat andere wezens deze voorwerpen wilden hebben. Dat er een groep ontstond die op zoek ging naar deze dingen. Als je alle Hemelse voorwerpen kan verzamelen, dan moet je wel net zo sterk zijn als de goden, toch?

En het belangrijkste voorwerp is, natuurlijk, het Boek der Betekenis. (Die kwijt is.) In meerdere verhalen wordt deze teruggevonden, en elke keer begrijpen de wezens er net ietsje meer van. Want we zijn een paar tijdperken verder, ze zijn slimmer, ze hebben meer kennis. Door dit voorwerp steeds op een andere manier terug te laten komen, laat ik de kern van de levenssaga weer zien: hoe leven ontwikkelt, groeit, en steeds meer kennis krijgt.

Die rode draad gaat door de cyclus heen en maakt het één, spannend, samenhangend geheel. Althans, dat is het plan.

Het kan zijn dat ik sommige ideeën doorschuif naar latere cycli. Of dat ik halverwege besef dat het een slecht plan is en iets anders doe.

3. De Hengel van Gif

Voordat ik dit verhaal begon, had ik wat twijfels over de algemene richting van de levenssaga. (Ik heb er wat artikelen over geschreven op dit blog, zoek op “de levenssaga”.)

Na een paar dagen pauze (en veel nadenken), besloot ik hoe ik verder wilde gaan. Ik wilde meer bij de werkelijkheid blijven en iets minder uitleggen alsof “de goden het hebben gedaan” of alsof er een intentie was. (Die is er niet—evolutie is willekeurige dingen proberen totdat toevallig iets werkt.)

Ook wilde ik de verhalen met wat meer variatie aanpakken. Alles hiervoor is grotendeels een rechte lijn van begin tot eind, met ongeveer dezelfde stijl van vertellen.

Bij dit verhaal wilde ik dus (voor de eerste keer) experimenteren met hele nieuwe ideeën over verhalen.

  • Tijdsprongen (elk hoofdstuk) waardoor het verhaal over een lange tijd gaat
  • Ik heb mezelf verplicht om de oorsprong van gif zo accuraat mogelijk neer te zetten, met alle gevolgen van dien :p
  • Iets meer de vertelstijl écht aanpassen op de personages, zelfs als dat een uniek of haperend hoofdstuk betekent.

De outline

Het verhaal gaat over twee dingen:

  • Het ontstaan van gif (als bijzonder onderdeel van de voedselketen, want je kan nu ineens beesten overwinnen die véél groter zijn dan jij).
  • Dat de eerste diersoorten vooral jaagden door te vissen (langs de waterrand), en hoe dat over tijd veranderde.

Het eerste gif ontstond laaaaang geleden, geheel toevallig. Zo moet het verhaal dus beginnen. Maar daarna maken we sprongen in de tijd, zodat we in het juiste tijdperk komen, en meer (intelligente) wezens hebben om een verhaal omheen te maken.

De outline werd …

  • Hoofdstuk 1: hele primitieve diersoort ontwikkelt toevallig iets giftigs in de mond. Eindigt met dat diegene wordt opgegeten door een aanval van een voorloper van krokodillen.
  • Hoofdstuk 2-5: de afstammelingen hiervan hebben geen gif meer, maar ze ontdekken dat ze ooit hadden. Waar zijn ze het kwijtgeraakt? Hoe krijgen ze het weer terug? Er loopt een mythe door deze familie: “wie als eerste een krokodil verslaat, zal het gif terugbrengen” Dus dat probeert men, keer op keer, op zoek naar antwoorden.
  • Hoofdstuk 6: men ontdekt een grote opslag van gif en laten het per ongeluk exploderen. De hele rivier wordt giftig.
  • Hoofdstuk 7-8: we zien de gevolgen hiervan, met dieren die stoppen met vissen en de omgeving die leegstroomt. Deze diersoort (die we al het hele verhaal volgen) is bijna uitgestorven.
  • Hoofdstuk 9: men ontdekt waarom het gif toen uitstierf, en dus ook hoe ze het weer terugkrijgen. Eén van de laatste afstammelingen verslaat eindelijk een krokodil.
  • Hoofdstuk 10: grote tijdsprong naar tijd waarin archeologen de botten van deze diersoort opgraven. (Want deze diertjes, conodonts, worden al eeuwenlang uitvoerig gebruikt om te helpen met opgravingen en dingen in het juiste tijdperk plaatsen.)

Het grootste probleem was de invulling rondom dit verhaal. Welk diersoort pakken we als de visser op het land? Welke tweede verhaallijn voegen we toe ter afwisseling of contrast?

Volgen we ook de krokodillen? Dat is misschien interessant.

Of volgen we de Gosti? Die zijn in de eerste cyclus opgezet als de voorloper van de mens en zullen “intelligent” genoeg zijn om daadwerkelijk te vissen met iets van een primitieve hengel.

En wat is precies het mysterie waardoor men het gif is kwijtgeraakt? Het is niet heel realistisch dat ze het “zomaar” terugkrijgen, dus hoe lossen we dat op? (Uiteindelijk besloot ik om de diersoort halverwege te splitsen in twee, omdat er ruzie kwam of iets. De ene tak krijgt langzaam, stiekem, buiten het zicht van de lezer, hun gif terug doordat ze in andere omstandigheden gingen leven.)

Na een paar dagen (op en af) onderzoek naar gif, krokodillen, conodonts, en meer … had ik twee pagina’s van notities en ideeën, en besloot ik maar te gaan schrijven. De outline hierboven is genoeg houvast om alvast te schrijven—de rest komt hopelijk ter plekke tot me.

De uitwerking

Ik heb de outline grotendeels gevolgd. Vooral het laatste deel (“ze ontdekken hoe het gif verdween en dus ook hoe ze het terugkrijgen”) is natuurlijk heel vaag en moest ik ter plekke uitvogelen.

Uiteindelijk vond ik een verklaring die logisch leek, maar redelijk onverwacht en verbonden met het verhaal hiervoor. (Ardus heeft dus jarenlang Vleesvreters onderdrukt die steeds ontstonden in de oceanen. Hij zat dus ook achter het verdwijnen van het gif van de conodonts, die nog in de zee zwommen.)

En ik besloot om het einde deze keer iets anders te doen dan normaal, of dan wat de gemiddelde lezer zou verwachten. Het idee van het verhaal is namelijk ook een soort figuurlijk gif. Die angst voor krokodillen wordt doorgegeven, generatie op generatie, zelfs naar andere diersoorten (zoals de Gosti), waardoor ze uiteindelijk compleet gestrest en bang worden. Elke dag, de hele dag.

Dus ik besloot om te laten onthullen (richting het einde) … dat alle krokodillen al honderden jaren weg zijn uit dat gebied. (Vanwege de gifexplosie die de rivier vergiftigde, dus er is nog een goede verklaring voor ook!)

En dat besef—dat ze doodsbang waren elke dag voor iets dat niet eens meer bestond—zorgt dat de hoofdpersoon kan veranderen. De Gosti regelen stiekem een “nepkrokodil” voor haar om te bevechten, en als ze daarvan wint, beseft ze dat ze niet meer bang hoeft te zijn altijd.

En dan komt het gif terug.

Is het de beste verklaring/afronding? Nee. Maar het is goed genoeg en wat creatiever dan de meeste eindes.

De volgende drie verhalen

Deze drie verhalen (4, 5 en 6) heb ik uiteindelijk gelijktijdig gepland. Eerst had ik te weinig ideeën. Toen had ik, na een week brainstormen, te véél ideeën. De onderwerpen hiervan zijn zo breed en belangrijk, dat ze eigenlijk niet pasten in één op zichzelf staand verhaal.

Neem het eerste verhaal: het gaat over de ontdekking van agricultuur. Nogal een gigantische ontdekking en, in de ogen van veel onderzoekers, het begin van menselijke beschaving. (Want het maakt specialisatie, samenwerking, en voedseloverschot mogelijk. En dus steden, koninkrijken, etcetera.)

Zet dat maar in één kort verhaal. Kan niet, past niet. Hoe los je dat op?

Ik focus op één ding dat een goed verhaal oplevert, denk ik. Dan heb ik ruimte voor één of twee kleine verhaallijntjes die extra kanten laten zien. (Zoals alternatieve verklaringen van hoe agricultuur is uitgevonden.) Maar de rest moet dus uitgelegd in latere verhalen.

Ook wilde ik verder experimenteren met de verhaalstructuur. Het bevalt me goed en dwingt me creatiever te zijn. Maar het moet niet te gek worden, dus ik spreidde het uit:

  • Verhaal 4 = drie verhaallijnen, hoewel eentje 80% van de tijd krijgt
  • Verhaal 5 = het verhaal wordt twee keer verteld, maar uit verschillende perspectieven. (Dus je maakt twee keer dezelfde tijdsperiode mee, maar op een andere plek.)
  • Verhaal 6 = het hele verhaal komt vanuit één perspectief (een zeldzaamheid in mijn levenssaga, heb ik gemerkt, maar wel fijn van tijd tot tijd)

Eigenlijk gaat deze tijd over het idee van “domesticatie” van planten en dieren. Veel mensen weten niet dat onze fruit en groente helemaal niet van nature zo voedzaam en eetbaar was. Dat hebben wij gedaan, door selectief te kiezen welke zaadjes (of dieren) we wilden behouden en welke niet. Het is een cruciaal concept en iets dat niet paste in één verhaal, en dus over alle drie moest gebeuren.

  • Verhaal 4 = het begin van het idee van domesticatie
  • Verhaal 5 = domesticatie van dieren
  • Verhaal 6 = domesticatie van planten, door de Goede Chef

4. De Agrilaren

Het belangrijke is dus dat er vóór agricultuur niet echt grote groepen samenleefden. Hiervoor leefde men in kleine “clans” of “tribes”, en iedereen was de hele dag bezig met eten zoeken. Door de uitvinding van landbouw, kon men samenwonen in steden, met huizen en unieke banen.

Dit verhaal moest duidelijk beginnen met een klein groepje dat samen probeerde te wonen, maar zelfs toen al tegen problemen stootte. En eindigen met dat ze begrijpen hoe je planten zaait en oogst. En hoe dat (in de epiloog) leidt tot de eerste steden en dergelijke.

Ook vindt dit plaats tijdens het Eerste Conflict, dus daarvan maken we gebruik om actie toe te voegen. Het is een goed excuus om regelmatig dieren te laten vechten of in gevaar te brengen. Ook mocht het iets meer uitleggen waarom dat conflict er was en hoe het voortborduurde.

Zoals ik al zei, liep ik wat dagen vast op dit verhaal. Wat is de leukste insteek? Hoe vertel je dit efficiënt? Wat moet de titel zijn, want deze vind ik eigenlijk niet geweldig?

Totdat ik realiseerde: maar waarom zijn ze aan het vechten? In de eerste cyclus is vastgesteld dat de dieren steeds meer ontevreden zijn over de goden en proberen hen ten val te brengen. In deze cyclus is de manier aangeboden om dat te doen: de Hemelvoorwerpen stelen.

Dus waarom zijn ze aan het vechten? Twee kanten proberen als eerste binnen te komen bij de locatie van iemands Hemelvoorwerp, waarbij de ene kant “de goede kant” (met de goden) is. Tada, we hebben onze algemene structuur!

Dan nog het laatste probleem: planten groeien kost veel tijd. Ik denk dan ook dat ik het Hemelvoorwerp ga gebruiken om dit op een gegeven moment magisch te versnellen. Maar het hoeft niet: ik kan het verhaal ook simpelweg kleine tijdsprongen laten maken. Ik wil niet constant dingen uitleggen met “oh ja, goden en magie!” :p Zelfs als je het van tevoren opzet of uitlegt, wordt het vermoeiend / voorspelbaar.

Outline

Dit is dan het algemene idee.

  • Vastgesteld dat twee kampen constant elkaar bevechten en proberen als eerste ergens binnen te komen. Een of andere kleine diersoort (“die niet kan vechten”) heeft als taak de voedselvoorraden te beheren. En die raken leeg, want ja, de dieren hebben geen tijd meer om te jagen.
  • Dus ze krijgen de taak een oplossing te vinden.
  • Tegelijkertijd gebeurt er steeds iets raars: iemand verdwijnt en het enige dat achterblijft is één zaadje op de grond.
  • Dit leidt tot een paar hoofdstukken waarin ze die zaadjes proberen te stelen, zonder dat deze ontvoerders hen te pakken krijgen. (Want ze vermoeden dat het expres is, om dieren in de val te lokken.)
  • Uiteindelijk krijgt de hoofdpersoon een tuintje voor elkaar, die het ook nog eens moet verdedigen tegen vijanden (of leden van de groep die hem belachelijk maken en voor de lol het tuintje vernielen)
  • Totdat het eindigt met het tuintje dat voedsel oplevert en hun voorraden aanvult. Zij winnen deze slag, krijgen het Hemelvoorwerp terug, en het idee van “agricultuur” wordt verspreid.

Ik wilde eens focussen op een nieuwe relatie tussen hoofdpersonen: een buitenbeentje dat een beetje te kakken wordt gezet. Ze hoort er wel bij, maar ook weer niet. Ze heeft een klein beetje macht en verantwoordelijkheid, maar is geen typische “leider” of “koning” of wat dan ook.

Als laatste komt de originele titel natuurlijk van adelaars. Ik wilde dus adelaars en hun geweldige ogen (“adelaarsogen”) een belangrijke rol geven. Ik weet niet of dit nog lukt in dit volle verhaal. Zo niet, verander ik de titel en doe alsof dit nooit het plan was :p

Nou, dat lijkt me een plan. Laten we het proberen. (Hoewel ik compleet bereid ben om alles om te gooien als het halverwege een andere kant op gaat.)

De uitwerking

Ja, dit verhaal gaat later flink worden herschreven.

Tijdens het schrijven moest ik veel ter plekke uitvogelen over het Eerste Conflict en waar/waarom men precies vocht. Ook wisselde ik steeds tussen waar ik het verhaal naartoe wilde sturen:

  • Gaat het vooral over het conflict?
  • Of toch vooral over planten, fotosynthese, de uitvinding van agricultuur?
  • Of toch vooral over de vriendschap tussen de twee hoofdpersonen?
  • Of toch vooral over het nieuwe idee van koningen, en dorpen/steden, en hoe de dieren daarover denken?

Uiteindelijk gaat het niet echt over al die dingen, en dat wil je nooit. In het verhaal dat over de uitvinding van agricultuur gaat, lijkt het me logisch als dat element de voorgrond krijgt.

Tegelijkertijd is het te groot voor één verhaal. Het is, zoals de meeste dingen uit de geschiedenis, een proces. Iets dat je dus niet kan vertellen in een verhaal dat plaatsvindt over misschien één week of maand.

Het ene jaar ontdekt iemand misschien dat je zaadjes kan planten en zo laten groeien. Eeuwen later heeft men ergens ontdekt dat je de beste zaadjes kan selecteren en zo alleen de beste planten overhoudt. Eeuwen later krijg je hele boerderijen, graanvelden, steden volgens dit idee.

Steeds meer besef ik dat ik deze grote uitvindingen niet in één verhaal moet stoppen. En ook niet moet “herhalen” over 5-10 verhalen in de levenssaga.

Het lijkt me beter als ik een overkoepelend thema heb per cyclus. (Of per deel van een cyclus.) Daarmee was ik dus al—soort van—begonnen door deze drie verhalen redelijk tegelijkertijd te schrijven.

Maar het moet gestroomlijnder en consistenter.

Ik moet eigenlijk per cyclus één of twee dingen kiezen die in elk verhaal een stukje veranderen. Dus ze zijn nooit het hoofddoel van een verhaal. Maar met elk tijdperk zie je als lezer dat er weer wat vooruitgang is geboekt op dat onderdeel. Zo kan je dat hele proces laten zien, zonder dat elk “kort” verhaal met een trucje over duizenden jaren moet plaatsvinden.

Halverwege de cyclus leek mij het beste moment om daarover na te denken. Dus ik schreef eerst alvast door met het vijfde verhaal

5. De Vergeten Herders

De titel komt eigenlijk van het feit dat iedereen altijd deze manier van voedselvoorziening vergeet: herders. Terwijl ze veelvoorkomend waren, zeker lang geleden, en zowel simpel als effectief zijn.

Aldus “De Vergeten Herders”.

Maar hoe het verhaal zelf moest lopen? Hoe ik die titel terug zou brengen in het verhaal? Geen idee.

Ik wist alleen dat ik een bijzondere structuur wilde proberen:

  • De eerste vijf hoofdstukken volg je een bepaalde verhaallijn
  • Dan spoel je terug en volgt vijf hoofdstukken dingen die tegelijkertijd zijn gebeurd, met een ander personage / op een andere plek.

Misschien niet het beste verhaal ervoor, maar ach, we zien het als een uitdaging.

Deze cyclus gaat over De Keten van Voedsel, dus de focus ligt vooral op hoe herders werken. Hoe zij hun kudde onderhouden en zodoende aan voedsel komen. Hoe ze beschermd zijn (vanwege de grote kudde om hen heen), maar ook kwetsbaar (wat als ze geen nieuw stuk bos vinden om van te leven?)

Zie jij wat ik zie? Een reisverhaal. (En die hadden we nog niet deze cyclus!)

De Kompanen houden een belangrijke stemming. Deze herder moet halsoverkop naar de Raad van Kame racen om op tijd diens stem uit te brengen. (Ik weet nog niet wat, maar het is een hele belangrijke beslissing. En vanzelfsprekend is de stem van deze herders de doorslaggevende :p)

Onderweg zien we dus hoe ze leven, welke tegenslagen ze krijgen, etcetera. Welke twee verhaallijnen volgen we?

  • De herder zelf. Wordt overvallen door bandieten, dieren worden ziek, kan ergens niet door met de kudde, totdat … vlak voor aankomst de herder verongelukt en z’n been breekt. Tja, dan kan je weinig meer en kom je zeker niet op tijd.
  • Een schaap uit de kudde. Deze wéét dat ze zwak en klein zijn, en dus snel zullen worden afgedankt (en niet gebruikt voor paring). Dus ze lopen weg. Zo kom je erachter dat zij her en der te maken hadden met wat je de eerste vijf hoofdstukken las. Dit schaap redt uiteindelijk de stemming door wél aan te komen (en bewijst zo diens nut aan de kudde).

De details vinden we wel tijdens het schrijven.

Waarover gaat de stemming? Langs welke plekken gaan ze?

Hoe kan dit schaap een stem uitbrengen voor een andere Kompaan? Misschien hebben de herders een soort vrijstelling met dat ze meerdere kompanen mogen hebben, omdat ze rondtrekken. Elke heeft z’n eigen embleem, en dit weggelopen schaap heeft ergens per ongeluk iemands embleem meegenomen. Dat geeft diegene het recht om de stem uit te brengen.

Het zal zoiets worden. Misschien zijn de tegenslagen van de kudde wel niet toevallig: iemand werkt hen expres tegen en wil dat ze niet aankomen op de stemming. Maar diegene “vergeet” één van de herders; en zo hebben de we de titel ook nog mooi verwerkt :p

Als laatste stond in het originele idee dat deze herder in de Himalaya’s liep. (De Hima, op mijn wereldkaart.) Dat is niet op Origina, het continent waar ik de eerste paar cycli wil blijven.

Maar ik vind het acceptabel om daar te beginnen. Dit is een reisverhaal richting de Raad van Kame, en de Hima ligt eigenlijk toevallig precies op de juiste plek daarvoor. (Enigszins op afstand, maar dichtbij genoeg dat je de reis te voet kunt maken.)

Met dit plan beginnen we.

Was het een goed plan?

Redelijk. Uiteindelijk heb ik een aantal stukken nog flink herschreven (later), omdat ik eigenlijk weinig informatie had gegeven over het leven als herder, en té veel dezelfde actie herhaalde elk hoofdstuk.

Ook komen enkele personages / onthullingen een beetje uit het niets aan het einde. Die moet ik bij de tweede versie dus beter opzetten, of weghalen. (Bijvoorbeeld, de laatste scene moet een enigszins verdrietig vaarwel zijn van de herders aan de Wijze Uil. Ze willen geen kompaan meer zijn; ze willen vrij de wereld rondtrekken. Maar voor die tijd is er niks gezegd over dat ze dit vervelend vinden, of hun goede band met de Wijze Uil, of wat dan ook. Zo’n moment is dan niet “verdiend” en valt een beetje in het water.)

Het hele idee van “meerdere partijen racen om hun stem uit te brengen” heb ik denk met een redelijke twist afgesloten. Je wilt niet iets doen dat de lezer 100% verwacht, maar ook niet een plot twist die uit het niets komt, dus je zoekt altijd iets ertussenin. Het verhaal eindigt net wat anders dan hoe het is opgezet, maar wijkt niet te veel af.

In dit geval, komt dat schaap daadwerkelijk op tijd aan bij de stemming. Het verhaal begon met die belofte, dus die wordt ingelost.

Maar er zijn drie kleine “twists”:

  • Er zijn slechts een handjevol andere Kompanen komen opdagen. De meeste zijn de herders “vergeten” of geven er niks om. Dit past bij het thema/de wereld die ik heb opgezet. Toch is het enigszins onverwacht en geeft het een bijzonder einde.
  • De Berenstem die Behdo heeft komt niet van zijn eigen herder, maar van een andere “vergeten herder”.
  • En de enige reden dat de wet wordt afgewezen, is omdat Behdo ook de stem van de luipaarden heeft en die natuurlijk weggooit en niet meetelt.

Zo maak je een einde enigszins verwacht en “sluitend”, maar anderzijds net wat verrassender en spannender.

6. De Goede Chef

Zoals genoemd, nam ik een korte pauze tussen deel 1 (verhaal 1-5) en deel 2 (verhaal 6-10). Hierin legde ik de algemene lijnen van deze cyclus wat meer vast. Het voelde nog zinloos om nu al de eerste verhalen te redigeren. Ik had ze zo kort geleden geschreven, dat ik er nog “in” zit en niet objectief kan bekijken. (Wat ervoor zorgt dat je niet kritisch genoeg bent voor jezelf. En té weinig verandert of wilt weghalen.)

Dus ik had vooral een plan van 2 pagina’s met de grote rode draad die door verhalen 1-5 zou moeten lopen. En ik had er verder nog niks mee gedaan.

Toen heb ik een paar dagen (naast een ander hoofdproject) deel 2 uitgedacht. Improviseren is leuk, maar bij de levenssaga niet :p Ik moet een sterk idee hebben voor elk verhaal, met een duidelijk begin en einde. Alleen dan kan ik goed doorwerken en alles op elkaar laten aansluiten (zonder fouten).

Dus voordat ik verder ging, bepaalde ik voor elk verhaal (6-10) het volgende:

  • Conflict waarmee het begint. (Hoofdpersoon wil iets, een obstakel staat in de weg, het is urgent en als deze persoon niks doet zal het iets dierbaars verliezen.)
  • Een vage outline. (Wat er ongeveer gebeurt in het beginstuk, het middenstuk, en het einde.)
  • Het Hemelvoorwerp dat terugkomt en de stappen van de Voedselketen die moeten worden behandeld. (En eventueel andere dingen die ik niet moet vergeten.)

Toen nam ik een weekje vrij van de levenssaga, en toen gingen we verder!

Het plan

De Goede Chef moest een verhaal met één hoofdpersonage worden. (Een zeldzaamheid in de levenssaga, en daarom interessant.) Je volgt alles, van begin tot eind, vanuit de Goede Chef.

Toen ik een jaar geleden de algemene planning maakte, schreef ik bij dit idee: “de chef wordt erin geluisd en maakt onwetend een recept dat een koning vergiftigd (of een ander belangrijk persoon)”

Dat vond ik nog steeds een goed idee. Ik moest het alleen uitwerken en vorm geven.

  • Beginstuk: iemand komt naar de chef en vraagt om dat recept te maken. Zij kent het niet (wat al verdacht is), maar ze is een goed persoon die iedereen wil helpen, dus probeert het.
  • Middenstuk: je volgt de chef (en de opdrachtgever) terwijl ze ingrediënten zoeken, rondreizen, op weg naar “de koning die ernstig ziek is” (en waarvoor de chef dus “een magisch medicijn moet maken”)
  • Eindstuk: ze misleiden de chef, waardoor ze de verkeerde ingrediënten pakt en dus het vergif maakt. Daarop kan ze worden opgepakt als “moordenaar van de koning”, terwijl die anderen vrijuit gaan.

Is het een goed conflict?

  • Doel = iemand wil de koning redden
  • Urgent = ja, want koning is ernstig ziek en gaat achteruit
  • Verliezen = ja, als ze niet op tijd is, verliezen ze de koning
  • Obstakel = ??

Ah, de outline is dus nog te vaag! We missen een duidelijk obstakel. Ook is het niet duidelijk waarom de chef zo enorm veel zou geven om de koning.

Dus ik bedacht wat kronkels in het verhaal.

  • Een backstory voor de chef. Zij heeft iemand verloren aan ziekte / voedseltekort, en daarom is ze chef geworden en probeert ervoor te zorgen dat niemand meer hoeft te sterven aan gebrek aan voedsel / medicijnen.
  • Om die reden heeft ze ook een eigen plantensoort “uitgevonden” … maar ze weet nog niet wat het doet. (Vond ik een interessant, onheilspellend element. Een nieuwe plant? Die niemand kent of ooit heeft gezien? Maar hij is waarschijnlijk magisch? Hmm.)
  • Al vrij snel komt er een tweede opdrachtgever. De goede chef wil iedereen helpen, dus ze probeert allebei te doen, waardoor ze juist tijd/energie tekort komt om ze te doen.

Ja, hiermee kan ik zo’n kort verhaal elk hoofdstuk een interessante stap vooruit geven. Ook wil ik altijd een “midpoint twist” hebben: rond H5/H6 gebeurt er iets dat verrast en het hele verhaal in een andere richting stuurt. (Zo voorkom je dat het verhaal inzakt, of saai en stuurloos wordt, rond het midden.)

In dit verhaal kan de twist dus zijn dat ze ineens ontdekken wat die plant doet. Of de chef heeft een receptenboek … en dat blijkt een Hemelvoorwerp te zijn (het Boek der Betekenis). Of die tweede opdracht komt erbij, maar ze vindt het erg verdacht.

Nou, dat lijkt me een plan. We gaan aan de slag.

Was het een goed plan?

Best wel. Het zorgde in ieder geval voor heel makkelijk doorschrijven: ik wist precies waar alles heen ging en welke stap moest worden gezet elk hoofdstuk.

Ook pasten alle ideeën eigenlijk naadloos op elkaar. Bijvoorbeeld:

  • Het hele verhaal is een missie om de Chef erin te luizen.
  • De Chef heeft als belangrijkste eigenschap dat ze iedereen wil helpen en tegen iedereen aardig is.

Dat zorgt dat je automatisch een soort “les” in het verhaal krijgt: vertrouwen is goed, maar je moet niet iedereen zomaar vertrouwen.

Het betekent wel dat veel dingen in het verhaal er nu maar half in zitten. Ze worden een paar keer genoemd, maar ik zal later nog wat extra paragrafen/stukjes dialoog moeten toevoegen om het écht neer te zetten. (Daar heb ik meer dan genoeg ruimte voor, want dit verhaal werd uiteindelijk relatief kort.)

Dat idee van “een nieuwe plant die Chef heeft ontdekt” kreeg uiteindelijk nauwelijks tijd. Toen ik het bedacht, wilde ik dat het een belangrijk mysterie werd. Maar naarmate ik verder schreef, ontdekte ik dat het gewoon niet het meest interessante is (en dat ik niet precies wist waar het heen ging).

Gelukkig kreeg ik tegen het einde een goed idee voor wat die “mysterieuze plant” betekent. (Dit is het grijpglas dat in de piramides van Floria zit, genoemd in verhaal 6 van de eerste cyclus.) En deze plant onderstreept nogmaals het thema van het verhaal: de Chef combineert de beste zaadjes en kan zo planten een soort van “optimaliseren”.

7. De Waterwegen van Wiedanook

Dit verhaal moest origineel twee dingen doen.

  • Metaforische voedselketen: grotere boten verslaan kleinere boten
  • Het ontstaan van piraten uitleggen

Ik deed meer onderzoek naar piraten … en ontdekte dat zeerovers natuurlijk al veeeel langer bestaan, in allerlei uiteenlopende vormen.

Dus het doel moest bijgesteld: zo rond de 18e eeuw was het “gouden tijdperk van piraten”. De meeste wereldberoemde piraten komen uit die tijd. Toen was dit beroep op z’n hoogtepunt qua populariteit, en hadden de piraten zelfs een soort eigen republiek bij de Caribische Zee waar ze konden doen wat ze wilden.

Dus ik koos om het verhaal te laten vertellen hoe dat gouden tijdperk begon. Zeerovers bestaan allang, maar dit verhaal gaat over de eerste piraat.

In dat onderzoek kwam ik een aantal interessante stukjes tegen.

  • William Kidd is wel zo’n beetje de eerste (bekende) piraat van dat tijdperk.
  • Hij begon als zeevaarder voor de koning, maar ver weg van huis veranderde hij in een piraat. (Zoals zovelen.)
  • Doordat communicatie op zee lastig was, was er eens een zeevaarder die doorvocht nadat een oorlog al was afgelopen. Die werd dus, per ongeluk, een piraat en kon niet meer naar huis. (Omdat ze daar dachten dat hij dus een zeerover was geworden, terwijl hijzelf dacht netjes zijn bevelen op te volgen.) => Dit is natuurlijk interessant: “De persoon die doorvocht nadat de oorlog was afgelopen (en zo per ongeluk de eerste piraat werd)”
  • De piraat Stede Bonnet is een geval apart die ik sowieso wilde toevoegen. Ontevreden met zijn comfortabele leven, wordt hij piraat vanwege avontuur en gevaar. Maar wel op zijn manier: heel netjes en beleefd. Ook wel de Gentleman Pirate.

Als laatste moest hier dus weer een Hemelvoorwerp terugkomen en het idee van de Voedselketen.

De outline

Nou, met die ingrediënten in mijn hoofd, probeerde ik er een fijne cocktail van te maken.

  • Je volgt die persoon die doorvecht nadat de oorlog is afgelopen. Hij wint slag na slag, verovert gebieden, werkt naar een duidelijk doel … tot de twist komt aan het einde. Dit wordt de “eerste piraat”. (Hij inspireert per ongeluk anderen om ook piraat te worden.)
  • Je volgt Stede Bonnet. Hij vraagt hulp (geld, hout, etc.) om een gigantisch schip te bouwen, zogenaamd om op zeerovers te jagen. Pas aan het einde, als hij wegvaart, hijst hij plotseling een piratenvlag en ontdekt het eiland dat ze voor de gek zijn gehouden.
  • En wat die twee dingen verbindt, is een “legende” over een vloek of monster in het water. (Dit blijkt achteraf het Laterwater van Gulvi.)

Dat derde deel was nodig om een probleem op te lossen dat mijn vroegere verhalen hadden.

Vaak begon ik met een paar verschillende perspectieven / verhaallijnen … die helemaal los stonden van elkaar.

Naarmate het verhaal vorderde, kwamen die lijntjes dan samen. Maar daar moest je als lezer maar op vertrouwen, want de eerste 10-20 hoofdstukken bleven die perspectieven compleet apart. Hoogstens een paar subtiele verwijzingen naar elkaar.

Het is beter om meteen duidelijk te maken dat ze met elkaar verbonden zijn. Om te bewijzen—of te beloven—aan de lezer dat ze samenkomen. Het zorgt voor duidelijkheid. Het kan ook zorgen voor extra spanning, als je slim hint naar het conflict tussen de twee verhaallijntjes.

Ik had dat probleem dus opnieuw bij dit verhaal.

  • Die kapitein doet z’n eigen ding op zee.
  • Bonnet doet z’n eigen ding op land.
  • Dus ze zijn per definitie niet met elkaar verbonden :p

De ene oplossing is om een slimme eerste scene te schrijven. Die kapitein valt Bonnet aan in hoofdstuk 1. Zo komen ze elkaar even tegen. Zo verklaar je waarom het eiland dolgraag een “jager op zeerovers” wil.

Ik had dit graag gedaan … maar het paste totáál niet bij alle andere ideeën en feiten. Bonnet en die kapitein horen bij hetzelfde land. Hij zou dus nooit z’n eigen eiland aanvallen. Daarnaast is het interessanter als Bonnet wordt tegengewerkt bij zijn plannen om een schip te bouwen. Als het hele eiland dolgraag op zeerovers wil jagen … heeft Bonnets verhaallijn geen enkel conflict of obstakel meer.

Ook moet ik de kapitein afschilderen als een enigszins goed persoon, anders wil je als lezer zijn hoofdstukken niet volgen. (“Never shoot empathy for your characters in the foot.”)

Dus ik koos een tweede oplossing: constant “nieuws” en “legendes” die het land bereiken vanaf de zee. De kapitein vernielt weer een stad? Bonnet hoort erover op zijn eiland. Iemand is vervloekt? Diegene spoelt aan en praat onheilspellende woorden.

Woorden die ik kan gebruiken om de lezer te misleiden :p Want ik wil niet dat ze te snel doorhebben dat de kapitein doorvecht nadat de oorlog al is afgelopen. Maar ik moet wel vanaf het begin hinten dat het zo is, anders voelt de lezer zich aan het einde bedrogen.

Was dit een goed idee?

Ik had deze keer geen strakke outline (per hoofdstuk), maar alleen die drie verschillende ingrediënten die door elkaar moesten. Het gevolg is dat het verhaal wat rommelig wordt rond het midden, want ik was enigszins stuurloos. Een probleem dat niet al te groot is en op te lossen bij de tweede versie.

Ook vind ik persoonlijk de eerste paar hoofdstukken erg interessant, maar weet dus niet of ze té “losstaand” voelen voor de gemiddelde lezer. Eventueel herschrijf ik die in de tweede versie naar het andere idee. (De kapitein en Bonnet kruizen direct elkaars pad, in hoofdstuk 1, en gaan daarna pas uit elkaar.)

Waar de vorige verhalen nauwelijks notities hadden achteraf, bleef ik bij dit verhaal de dagen erna nog fouten vinden. Of dingen denken zoals “aaah ik ben vergeten dat af te ronden” of “de hoofdpersoon mag echt wel meer persoonlijkheid krijgen”. Die hele waslijst notities heb ik opgeschreven, maar die verwerk ik in de tweede versie.

8. Het Verstikkende Luchtbrood

Origineel heette dit verhaal De Eilanden van Vogelpoep. Wat ik een geweldige titel vind, maar wat enerzijds het idee zal geven dat het een kindersprookje is (terwijl de Levenssaga voor alle leeftijden is, zeker dit verhaal), en anderzijds te onserieus is voor dit donkere verhaal.

“Het Verstikkende Luchtbrood” (The Suffocating Skybread) past op alle manieren beter.

Dit verhaal gaat namelijk over hoe ene Fritz Haber uitvond hoe mest werkt en hoe je elke grond vruchtbaar kon maken. Daarmee redde hij de voedsellevering in zo’n beetje de hele wereld. Maar die uitvinding werd vlak daarna, toen de Wereldoorlogen uitbraken, gebruikt voor de meest wrede dingen (zoals mensen vergassen).

Enerzijds dus een belangrijk stukje biologie en geschiedenis (zeker ook op de “keten van voedsel”), anderzijds een groot drama. Perfect voor een verhaal—het grootste probleem was … hoe?

Hoe vertel je dit zonder dat het extreem deprimerend wordt? Hoe vertel je dit zonder dat het kinderen te boven gaat of te heftig wordt? En hoe gooi je het in de avontuurlijke vorm die de korte verhalen proberen vast te houden?

De Outline

Ik heb de neiging om verhalen te vertellen uit meerdere perspectieven. De belangrijkste mensen worden automatisch hoofdpersoon, dus je krijgt hun gedachten mee, en meestal (hopelijk) leer je ze kennen en begrijpen.

Bij dit verhaal wist ik niet of ik Fritz Haber hoofdpersoon moest maken … of juist neerzetten als slechterik. Als je in zijn gedachten gaat zitten, “normaliseer” je dat enorm, terwijl hij volgens de meeste bronnen echt een naar persoon was met weinig empathie.

Maar als je hem helemaal weglaat, en alleen vanaf de buitenkant meemaakt, wordt het moeilijk om alle kanten te vertellen. Hij wordt meer een standbeeld dan een levend persoon dat fouten maakte of dingen probeerde. De lezer zal zeker geen empathie voor hem hebben. Is dat niet erger?

Dus ik koos voor het volgende.

  • Fritz Haber is tweede hoofdpersoon. Hij krijgt minder tijd en is niet het belangrijkste verhaal.
  • De meest heftige dingen worden verzacht door de verteller erover te laten praten. (Dat was één van de redenen dat ik een alwetende verteller wilde die er soms doorheen kwam. Om dingen over te slaan, of anders te brengen, die misschien te veel waren geworden.)
  • De eerste hoofdpersoon is een soldaat uit het leger die probeert het gevecht vol te houden.

Welk gevecht? Nou, om de eilanden van vogelpoep natuurlijk! Regelmatig komt er ineens zo’n eiland omhoog. En die vogelpoep is ideale mest, dus beide legers willen zo snel mogelijk die plek innemen.

We beginnen het verhaal dus met die (wat meer luchtige, avontuurlijke) actie. De hoofdpersoon is onderdeel van het team dat nieuwe eilanden zoekt. Vanzelfsprekend vinden ze er een en racen terug naar het leger om dat eiland te claimen.

Maar hij heeft ongelofelijke honger. Daardoor is hij niet alleen langzaam—de vijand kan hem ompraten. (“Oh, wij hebben geen voedseltekort hoor, kom, we laten ons geheim wel zien.”) Ze verliezen dat eiland omdat hij overloopt, dromend van eindelijk weer eten.

Daarna wisselen we af

  • Tussen deze zoektochten naar eilanden (en de gevechten daarom) => dit is de Eerste Wereldoorlog die zich langzaam afspeelt
  • En Fritz die het idee van mest daaruit ontdekt, wat vervolgens wordt ingezet voor wrede oorlog in die andere verhaallijn. (Dat is waarschijnlijk de “midpoint twist”: Fritz is dolblij met zijn uitvinding, redt de wereld, wordt genomineerd voor een Nobelprijs. Zijn legercommandant gebruikt het alleen maar om een verschrikkelijk wapen te maken.)

Zo rond de climax blaast hun hele verzameling mest op. (Die ammoniak is sterk ontvlambaar. Ook dit is waargebeurd.) Fritz vrouw gaat daarin dood. (In het echt pleegde ze zelfmoord vanwege de uitvinding van haar man, maar dat vond ik wat heftig, dus dit verhaal suggereert dat alleen aan de oudere lezer.)

Het eindigt met dat hij de Nobelprijs krijgt. Alle andere wetenschappers blijven weg. De oorlog is voorbij, maar de Tweede Wereldoorlog komt eraan. Fritz vlucht; zijn uitvinding heeft wel de wereld gered (qua voedselvoorraad dan).

Zoals je ziet, is dit een vrij losse outline. Ik wist echt niet hoe ik dit verhaal moest aanpakken. Langer erover nadenken leverde niks op (alleen maar meer twijfels). Dus toen ik dit had, heb ik mezelf maar gedwongen om gewoon te beginnen.

Dus wat is er uiteindelijk uitgekomen?

Ik heb een week pauze genomen, omdat ik maar niet kon uitvogelen hoe ik dit verhaal moest beginnen en structureren. In die week deed ik hier en daar meer onderzoek, schreef een paar keer opnieuw een eerste paragraaf, en maakte uiteindelijk toch een wat strakkere outline.

Daarna kwam het verhaal pas op gang.

Het verhaal is inderdaad zo serieus en heftig geworden als ik dacht. Ik denk dat er een goede balans in zit, maar dat kunnen anderen beter bepalen. Ook dreigde het verhaal veel te lang te worden, maar de laatste hoofdstukken werden (van nature) een stuk korter dan de eerste, dus dat compenseerde. Uiteindelijk is het verhaal gewoon “gemiddelde lengte”.

Er was nou eenmaal veel opzet nodig in de eerste 5 hoofdstukken. (Uitleggen van kunstmest, nitraat, gassen, waarom dat allemaal belangrijk is, welke twee kanten er in de oorlog zaten, etcetera.)

Afhankelijk van je voorkeuren, is dit je lievelingsverhaal van de saga, of je minst favoriete. Het is nogal serieus en zit bomvol waargebeurde dingen uit de Eerste Wereldoorlog. Ik ben er best trots op, dat ik dit allemaal in 13,000 woorden heb gekregen. Met nog actie, spanning en karakters ook.

Uiteindelijk zijn die eilanden van vogelpoep enzo niet zo heel belangrijk geworden in het verhaal. Maar dat is prima. Het was meer een interessante opzet die vrij natuurlijk leidde tot het echte verhaal, met Fritz Haber en co.

Hoe dan ook, we zijn nu op het punt dat ik deze cyclus gewoon af wil hebben. En dan weer een jaar andere dingen schrijven dan de Levenssaga :p Dus we maken het af en gaan snel door.

9. De Koeikast

Ten eerste: ja, dit verhaal begon bij de woordgrap van Koe + Koelkast.

Ten tweede: dit is in “de moderne tijd”, wat een aantal dingen betekent.

  • Mensen spelen een (grote) rol
  • Dieren kunnen niet meer met andere diersoorten praten
  • In dit tijdperk kan ik de meer “losse” verhaaltjes schrijven. Want het heeft geen duidelijk eindpunt en de wereld is “redelijk in balans”

Dus dit verhaal gaat simpelweg over hoe mensen vandaag de dag voedsel produceren (en consumeren). Over hoe dieren massaal worden gehouden in stallen en vervolgens gemolken of geslacht. Over hoe vlees eten op zich geen probleem is, maar dat het belachelijk is hoe de dieren worden behandeld én dat wij het in een overdreven mate doen.

Het klimaat zou het, bijvoorbeeld, heel fijn vinden als iedereen max één keer per week vlees at. Veel meer dan dat is niet nodig voor je lichaam, niet goed voor de natuur, en het eist dus dat voedsel in massa wordt geproduceerd.

Toen moest ik dat nog in een verhaalvorm gieten. Ik had al vrij veel verhalen met meerdere perspectieven, dus ik wilde deze keer alles weer vanuit één personage laten gebeuren. Een jonge koe. De familie die deze boerderij runt is heel belangrijk voor het verhaal, maar er komen geen hoofdstukken vanuit hen geschreven. (Waarin je hun gedachten leest of zij de hoofdpersoon zijn.)

Na wat ideeën opschrijven, kwam ik op iets dat wel kon werken.

  • De boerderij wordt heel slecht beheerd. (Veel te weinig ruimte, dieren slecht behandeld, etcetera.)
  • In het eerste hoofdstuk komt een inspectie langs. De boer doet er alles aan om de schijn op te houden, om de boerderij veel beter te presenteren dan hij is.
  • Het lijkt allemaal te lukken … totdat onze hoofdpersoon (per ongeluk, of niet) het verpest en de waarheid weggeeft.
  • De boerderij staat nu ineens op het punt om te sluiten, tenzij ze het binnen de kortste keren verbeteren. De boer vindt dat natuurlijk onzin en probeert onze hoofdpersoon nu het leven zuur te maken, want die heeft alles verpest.

Dat de boerderij in zo’n verhaal “slecht” is, is niet zo moeilijk te bedenken. Een boerderij waarop alles fijn en vrolijk is, levert geen verhaal op.

Maar als je het hele eerste hoofdstuk alleen maar besteedt aan laten zien hoe slecht het wel niet is, of hoe de omstandigheden nu zijn, dan heb je ook geen verhaal. Je hebt een omstandigheid geschetst … maar aan het einde van hoofdstuk 1, is het plot nog niet op gang.

Dat is sowieso niet goed. Maar zeker niet in een kort verhaal waar je geen ruimte hebt voor overbodige hoofdstukken.

Vandaar het idee met de inspectie, zodat hoofdstuk 1 meteen spanning heeft, en aan het einde ervan meteen een doel en obstakels duidelijk zijn.

  • De koe wil uit de handen van de boer blijven
  • De boer moet zien te zorgen dat hij zijn boerderij mag behouden
  • (Meestal is het goed voor een verhaal om een element ertussenin te hebben. Dus ik geef de boer een dochter die eerst aan zijn kant staat en de dieren inderdaad een beetje ziet als producten, maar gaandeweg gaat tegenwerken en juist haar vader wil overtuigen om beter voor de dieren te zorgen.)

Dat is het idee.

(Je had dit ook kunnen doen door, aan het einde van hoofdstuk 1, de dieren te laten “rebelleren” of een plan te laten smeden om te vluchten/vechten. Maar dit vond ik cliché: er zijn meerdere succesvolle animatiefilms waarin letterlijk dit gebeurt. Ook kunnen mijn dieren dus niet onderling communiceren, wat dit een onnodig ingewikkeld plot maakt.)

Een iets beter idee

Ik realiseerde dat ik nog geen Hemelvoorwerp had gepland om te gebruiken. Ook had ik in het vorige verhaal daar nauwelijks ruimte voor. Dus ik wilde het wel iets meer tijd geven hier, ook om het laatste verhaal van deze cyclus op te zetten. (Een groot, belangrijk verhaal dat goed moet worden opgezet.)

Dus ik besloot dat de Hespryhond (van Feria) al jarenlang de trouwe waakhond is op hun erf. (Hij is inmiddels bejaard en niet meer zo krachtig en magisch als vroeger, maar hij helpt nog wel bij hun ontsnapping.)

Ook besloot ik dat de Steen van Zekerstof (van Darus) echt meer tijd moest krijgen. Toen had ik een idee: complotdenkers denken altijd dat aliens patronen/figuren achterlaten in maïsvelden. Wat nou als de dieren dit soort patronen vinden op de boerderij? Dat de boer ook nog denkt dat zij dat hebben gedaan, terwijl zij helemaal niet weten waar het vandaan komt?

(En dan ergens blijkt dus dat iemand de Hemelvoorwerpen naar de ruimte aan het sturen is: dat wordt belangrijk in het volgende verhaal. Misschien kan je zelfs een semi-verdrietig einde hebben waarbij ook de Hespryhond meegaat. Misschien kan diegene wel een extra tegenstander zijn, die constant probeert de hond te jatten!)

Nou, dat vond ik een iets sterker idee. Meer gevolgen voor de Levenssaga, meer concrete ideeën. Dus dat gaan we uitwerken.

De uitwerking

Dit verhaal liep een beetje uit de hand. Hoe dichter ik bij het einde kwam, hoe minder ik wist wat het einde moest worden. Dus uiteindelijk ben ik elke dag maar opgestaan en heb toen een hoofdstuk geschreven met het eerste dat in me opkwam, en de laatste schrijfdag alle eindjes aan elkaar geprobeert te knopen.

Dit klinkt wat nonchalant, maar dit is de beste manier. De enige manier om betere ideeën te krijgen (of betere oplossingen te vinden voor problemen), is door dingen te doen en te zien of het werkt. Dan blijft je hoofd erover nadenken, dan haal je de slechte ideeën (die altijd als eerste komen) uit je systeem.

Dus ik heb het verhaal een beetje “geforceerd” afgeschreven (vanaf ongeveer hoofdstuk 5). Maar het systeem werkte opnieuw, want richting het einde kreeg ik eindelijk de betere ideeën!

Daardoor was de eerste versie van het verhaal eigenlijk twee losse verhalen. Hoofdstuk 1-5 waren mijn originele idee, H6-10 waren mijn betere idee. Vervolgens moest ik het verhaal dus flink herschrijven op sommige plekken om de twee op elkaar aan te laten sluiten.

Zo wordt het verhaal veel meer “science-fiction” richting het einde, met die ruimtewezens, graancirkels, etcetera. Maar zo begint het verhaal helemaal niet. Dus ik moest aan het begin wat verwijzingen stoppen naar ruimteschepen, buitenaardse wezens, het heelal, en dat soort zaken. Zodat de lezer weet dat dit ongeveer het thema is van het verhaal. Zodat het niet voelt als twee losse verhalen :p

Daarnaast maakte ik weer de oude fout om te veel in het verhaal te willen stoppen. Ik blijf deze verhalen maar behandelen als hele boeken. (Korte boeken, dat wel. Eerder novella’s of kinderboeken. ) Vervolgens moet ik dus heel efficiënt schrijven en uiteindelijk altijd ideeën weggooien, zodat ik onder die limiet van 15,000 woorden blijf.

Ach ja, vorige cyclus ging ik er nog eens overheen, maar deze cyclus heb ik er steeds consistent onder gezeten. Dus ik word er wel beter in. En ik houd nou eenmaal van verhalen waarin veel gebeurt en je dingen vanuit veel perspectieven meemaakt.

Dit verhaal voelt ietsje kinderlijker, vanwege de schattige boerderijdieren, en de jonge Elize die als enige mens de hoofdrol inneemt. Tegelijkertijd denk ik dat het niet té kinderlijk is, zeker niet richting het einde, en dat het een best wel uniek verhaal is geworden binnen de saga.

10. De Planeters

Ah, hét verhaal waarnaar de hele cyclus opbouwde. Het verhaal dat ik eigenlijk al in de eerste cyclus wilde doen, maar hier paste hij zoveel beter.

Het idee is namelijk simpel. De voedselketen, en de evolutie van het leven, is niets anders dan dat organismen steeds meer en steeds efficiënter energie kunnen binnenkrijgen. Het begin met bacteriën die leven op zonlicht, dan komen er planteneters, dan vleeseters, … en wat krijg je als je die lijn helemaal doortrekt?

Precies, wezens die zo groot zijn, dat ze hele planeten opeten.

Dat idee vond ik sterk. Het thema en de boodschappen erin pasten perfect.

Maar hoe vertel je het verhaal over die wezens? Dit is de grote vraag bij zo’n beetje alle korte verhalen van de saga.

  • Wie is de hoofdpersoon?
  • Doen we één perspectief of meerdere?
  • Hoe ver in de toekomst gaan we zitten? De mensen zijn nét in het heelal, of de mensen hebben het universum al redelijk in hun macht?
  • Doen we een verhaal over korte tijd (waarbij men vlucht/vecht met die monsters) … of doen we tijdsprongen en maak je mee hoe die wezens ontstaan en groeien?
  • Hoe lossen we dit probleem op? Het voelt niet realistisch dat ze een wapen vinden, of een “trucje”, om zulke monsters te verslaan.

Ik wist dat de Hemelvoorwerpen terug moesten komen. Ik wist dat het een spectaculaire finale van de cyclus moest worden. Ik wilde nog iets over AI/robots toevoegen, maar daar zag ik al vrij snel geen ruimte voor.

Zoals altijd, heb ik deze vragen opgeschreven en er toen wat nachtjes over geslapen.

De aanpak

Er zijn eigenlijk drie mogelijke perspectieven hier.

  • Mensen op een planeet die zien dat in hun omgeving allerlei planeten verdwijnen. (Zij zitten vast en ontdekken dat er iets op hen afkomt.)
  • Mensen in een ruimteschip op weg naar planeten. Maar als ze plots weg zijn, moeten ze in paniek vluchten. (Ze zijn in beweging en proberen naar veiligheid te komen.)
  • Het perspectief van de planeters zelf (en/of de wezens die hen maakten)

Vanaf ongeveer halverwege de cyclus, was ik vrij zeker dat de planeters konden ontstaan doordat iemand alle Hemelvoorwerpen had verzameld. Dat heb ik dan ook opgezet, en in het vorige verhaal is dat heel duidelijk opgezet.

Bovendien zit “Planeters” in de titel, dus het leek me ook niet logisch om hier lang mysterieus over te doen. (Oeeeh waardoor zouden planeten verdwijnen? Hoe kan dit? Mysterie, mysterie, ik weet het niet hoor …)

De eerste verhaallijn is duidelijk, maar nogal afstandelijk. De tweede is meer dynamisch en zit recht op de actie ( = dichterbij). Dus ik heb de neiging om ze allebei te doen, maar wordt dat niet te vol?

De derde verhaallijn, die van hoe de planeters ontstonden en hoe ze werken, kan ik wel verdelen over die andere twee. (Dus 50% van het mysterie/info krijg je via verhaallijn 1, 50% via verhaallijn 2.)

Als ik alleen het ruimteschip pak, zie ik niet hoe ze kunnen ontdekken wat de planeters zijn, of hen verslaan. (Als je op de vlucht bent voor een gigantisch gevaar, ga je niet even stoppen op een planeet om onderzoek te doen. Of op je dooie gemak een bibliotheek raadplegen die toevallig in de raket staat en toevallig antwoorden bevat.)

Als ik alleen de planeet pak, is het gevaar dus “niet zo urgent” totdat ze dichtbij zijn. (En dan maak ik niet volledig gebruik van het thema van dit tijdperk, maar voelt het meer als het zoveelste verhaal op het land, op een planeet.)

Een betere aanpak

Ik wilde mezelf uitdagen. Ik wil niet in herhaling vallen of verhalen schrijven volgens een formule.

Dus ik besloot: één verhaallijn. Dan moet ik maar iets creatiefs uitvogelen om de verschillende perspectieven met elkaar te verbinden.

De beste keuze is dan natuurlijk de raket.

  • Het is een bijzondere locatie (allemaal gevangen op hetzelfde voertuig in de ruimte)
  • Het is hartstikke dichtbij op de actie. Dus het conflict is urgent, want als ze niet meteen vluchten wordt de raket opgevreten.
  • De hoeveelheid personages kan laag blijven, want ja, je hebt alleen de mensen op de raket.
  • Maar ik kan alsnog meerdere plekken bezoeken of langzaam het verhaal in verschillende richtingen sturen.

Ook heb ik nu al vaker informatie gegeven door boeken of geschriften of iets dergelijks. Veel boeken doen dat, want het is een erg handige manier, maar dat maakt het niet minder voorspelbaar.

Dus ik stelde een tweede regel: alle informatie op creatieve manier laten zien, niks wordt ontdekt door het te lezen of “letterlijk” terug te vinden.

Ook zag ik een kans om AI toch terug te laten komen in deze opzet. Zo’n raket heeft natuurlijk een intelligent systeem dat het bestuurt, en dat ze raadplegen voor sommige dingen.

Een outline

Hoe gaat dit eruit zien?

  • H1: Raket komt bijna aan op bestemming … en dan is ineens hele planeet weg. Ze kijken op hun radar: steeds meer stipjes doven. Paniek. Wegwezen.
  • H2: Ze zetten koers terug naar waar ze vandaan kwamen, en om brandstof te besparen zetten ze verder alles uit. Hun raketcomputer, echter, doet wat metingen en geeft informatie. Onder andere dat hij aan moet blijven, want wat er dan ook achter hen aankomt probeert de raket steeds in de verkeerde richting te sturen.
    • In de leegte van de radar, is er één stipje dat blijft, en dat hen achtervolgt.
    • Ook proberen ze contact te leggen met de planeet waarnaartoe ze teruggaan.
  • H3: Ze komen eindelijk weer planeten tegen. Ze zweven langs een rij planeten waar een hap uit is genomen. Ze landen héél kort op een van de planeten en doen een ontdekking of twee. Daarna moeten ze verder vluchten voor dat stipje.
  • H4: De hap wordt steeds kleiner, totdat ze een hele planeet tegenkomen. Ze beseffen dat ze vluchten voor een monster. Iets dat begon als een vleeseter, maar steeds grotere dingen at, totdat het … hele planeten kon eten.
  • H5: De midpoint twist, die blijft :p Deze hoofdstukken doen een hoop.
    • Dat stipje dat op hen jaagt, krijgt hen eindelijk te pakken. Het is geen planeter, het is een andere raket, met wezens die ook op de vlucht zijn. (Althans, dat zeggen ze …)
    • Ze zijn zeker dat ze nu thuis zouden moeten zijn. Maar wat blijkt? De AI heeft hen de verkeerde kant op gestuurd. Bang dat hij werd uitgezet, heeft de AI een route gemaakt naar de dichtstbijzijnde planeet waar de AI kon worden overgedragen op een ander systeem. (Dit is in de tegenovergestelde richting van waar ze heen willen.)
    • In de chaos, raken ze vertraagd, en het schip verdeeld. Een deel wil de AI uitzetten, een deel raakt in paniek.
    • En dan zien we eindelijk onze eerste planeter in het echt. Nu begint de vlucht pas écht.
  • H6-H7: Langzaam ontstaat een samenwerking met de andere raket. Ze proberen weg te komen van de planeter, nu zónder hulp van de AI. (Ook blokkeerde de AI de berichten, dus nu pas krijgen ze contact.)
  • H8: De onthulling dat de andere raket de planeters heeft gemaakt. Dit is een overblijfsel van de Delja uit de vorige verhalen—de organisatie die de Hemelvoorwerpen verzamelde—die hun eigen uitvinding niet konden controleren. Hun eigen planeten zijn óók weggehapt door de planeters.
  • H9: De climax waarin ze realiseren dat ze niet kunnen winnen. Hun enige hoop is vluchten en de voedselbron van de planeters weghalen. De Delja vinden dit niet genoeg. Ze gebruiken het laatste Hemelvoorwerp dat ze hebben (de rest is vernietigd bij het maken van de planeters?) om een planeet te “vergiftigen”.
  • H10: Na spannende dagen, weten ze weg te komen, en lijken de planeters niet te kunnen volgen. De mensheid denkt nog eens goed na over die AI van hen, en zetten nog meer in op grote wapens.

Of iets in deze richting. Ik verzin altijd halverwege dat ik toch dingen anders wil doen, maar dit is een begin.

Die AI moet in ieder geval vanaf het begin een gezellige vriend zijn. Hij maakt grapjes, hij helpt bij het vluchten, hij voelt als een leuke persoonlijkheid / sidekick, etcetera.

Ook zou ik graag CAJAR en het “interplanetaire leger” (van de vorige cyclus) terug laten komen. Dus misschien dat hun thuisplaneet probeert om een van die in te schakelen om te vechten tegen de planeters. (Ze komen, maar het is niet genoeg. Of ze komen helemaal niet.)

En als laatste moet ik nog karakter hebben. Wie is de hoofdpersoon? Wat is diens karakter en eigenlijke doel? Anders wordt het een ietwat oppervlakkig verhaaltje over vluchten voor planeet-etende monsters.

Ik heb al vaak genoeg het kleinste personage gepakt (met de minste macht), of de grootste (zoals de kapitein of de koning). Laten we iets in het midden doen.

Het eerste dat ik bedenk: “De zoon van de kapitein van het schip. Hij heeft meegewerkt aan de algoritmes voor de AI, waarmee hij dus praktisch … de baan van zijn vader heeft vervangen.”

Waarom dit? Dit betekent dat de zoon toegang heeft tot bijvoorbeeld belangrijke vergaderingen over de raket, maar ook dat hij kennis heeft van de AI en zich bezig kan houden met dat onderzoek. Het geeft een interessant conflict, maar ook een duidelijk doel. (Zijn vader wil de raket redden en zijn nut bewijzen, terwijl zijn zoon wil bewijzen dat de AI het allemaal gaat oplossen en de raket redden. Maar uiteindelijk willen ze, stiekem, allebei hetzelfde: elkaar redden en respecteren.)

Nou, poeh, een hoop planning en voorbereiding voor dit verhaal. Maar het hoort dan ook een knallende afsluiter te zijn, dus we gaan er iets van maken.

De uitwerking

Eh, ik was vergeten om dit stukje te schrijven vlak nadat ik het originele verhaal schreef. Daardoor is het nu al een stuk later en ben ik de details vergeten.

Maar voor het grootste deel heb ik simpelweg de outline en ideeën hierboven uitgewerkt. Met elk verhaal wordt ik beter in van tevoren uitdenken wat er moet gebeuren, en het dan uitwerken zonder allerlei omwegen te nemen (of spontaan nieuwe ideeën te krijgen). Ik weet niet of dit goed is of niet—het zorgt ook dat de verhalen iets meer voorspelbaar of normaal worden.

In de notities bij dit verhaal (die ik altijd publiceer op de website) kan je nog meer overwegingen lezen die ik had bij dit verhaal.

De tweede cyclus afronden

En dan komt het moment dat ik al die verhalen nog eens moet lezen en editen.

Ik moet toegeven dat ik het hier heel zwaar mee had deze keer. Editen is sowieso niet mijn ding. (Ik schrijf improviserend omdat ik niet wil weten hoe het verhaal eindigt, want dan ben ik niet meer geïnteresseerd. Tja, als je edit, dan weet je juist exact hoe het verhaal loopt, maar moet je het alleen nog verbeteren. Saai!)

Maar in dit geval was ik ook erg ontevreden over de verhalen. Als je 10 korte verhalen hebt geschreven (samen toch zo’n 150,000 woorden) ben je weer enorm gegroeid als schrijver. Dus je leest die oude verhalen terug en zou ze eigenlijk hélemaal opnieuw willen doen. (Maar nu heel anders en beter!)

Maar dat kan niet. Je kan niet eindeloos dingen opnieuw blijven doen of nieuwe versies blijven doen.

Dus uiteindelijk heb ik me door de edits heen gesleept. Elke dag één verhaal helemaal teruglezen, en al mijn notities verwerken (die ik na de eerste versie had opgeschreven), en eventueel direct andere dingen veranderen als ik ze bedenk. Ik had wel tijd voor meerdere verhalen editen, maar het is gewoon té overweldigend.

De grootste les? Ik moet het echt simpeler houden. Want nu werden de meeste verhalen alsnog te lang, of bijna te lang. Als ik alles goed wilde afronden, had ik 1,000 woorden te veel nodig. Dus sommige verhalen moest ik expres “slechter” maken (in mijn ogen) om ze onder mijn woordenlimiet te brengen.

Bijvoorbeeld, het vierde verhaal heeft eigenlijk een veel te lang einde. Er zitten meerdere “twists” in.

  • Quili maakt een tuintje, lijkt niet te lukken.
  • Ze vechten de tegenstander rond de Steen van Zekerstof, maar moeten terugtrekken.
  • Quili’s tuintje is plots wél gegroeid!
  • Maar het gevecht zet nu door rondom de tuin, waardoor hij alsnog wordt vernield.
  • Haar vriendin Epoh wordt gebeten door een giftige slang.
  • Plotseling trekt de tegenstander terug, ook al waren ze misschien aan de winnende hand. (Vrij snel wordt duidelijk dat ze de Steen van Zekerstof te pakken hadden.)
  • Epoh heeft eerder gezien dat de tegenstander medicijnen tegen gif groeide in hun tuin.
  • Dus iedereen vertrekt naar de tuin van de anderen om te eten (en Epoh te redden)

Elke twist is prima beschreven en heeft een functie. Maar het blijft veel. Als ik het verhaal opnieuw zou doen, zou ik waarschijnlijk twee stukken weghalen:

  • Dat Epoh wordt vergiftigd.
  • Dat Quili’s tuin alsnog wordt vernield, waardoor ze naar het tuintje van de tegenstander moeten.

Als je dat weghaalt, is het verhaal iets meer gestroomlijnd én korter. (Quili eindigt als held met haar tuintje, Epoh is simpelweg nooit in levensgevaar.)

Maar dan heeft het verhaal niks over vergif (wat ik wilde toevoegen als link naar het vorige verhaal), en dan heeft Quili geen “dieptepunt” waarin ze denkt dat alles voor niets is geweest en alle hoop verloren.

Dit nu nog aanpassen zou ook van alles veranderen in andere verhalen, en dingen weghalen die ik wilde opzetten of afronden. Dus dat is lastig.

Ik moet dit soort problemen gewoon in de toekomst voorkomen. Door verhalen te schrijven die echt op één ding focussen en maar op één manier verbonden zijn met de andere verhalen. Verhalen waar je één duidelijke hoofdpersoon volgt, de hele tijd, en dat is de enige persoon die iets groots verricht of een verandering ondergaat.

Misschien maak ik deze aanpassingen alsnog op een later tijdstip. (Bijvoorbeeld voordat ik met cyclus 3 begin.) Maar nu ben ik helemaal opgebrand door deze zware edits en wil weer tijd besteden aan nieuwe verhalen.

Dus, na een paar dagen op rij gedisciplineerd bezig zijn, waren alle verhalen zo goed als ik ze nu kon maken. (Ik verander altijd nog verrassend veel paragrafen om ze fijner te laten lezen. Veel zinnen kunnen achteraf gezien korter of duidelijker. Terwijl je het schrijft, denk je dat iets superduidelijk is. Maar als je het dan maanden later terugleest, zonder de kennis van dat moment, zie je ineens dat zinnen een vage verwijzing hebben of niet zo lekker lopen.)