Welkom bij het “dagboek” voor mijn bundel Sinterklaasverhalen. Hierin beschrijf ik in het kort hoe die bundel tot stand kwam, waarom ik bepaalde keuzes maakte, grappige problemen die ik tegenkwam, en meer.
Vanzelfsprekend bevat dit alle mogelijke spoilers. Dus als je het nog niet hebt gelezen en niet wilt weten hoe dingen lopen, dan ben ik bang dat je niet verder moet lezen!
Ook wil ik melden dat mijn manier van schrijven en werken niet bepaald de gangbare methode is. Zeker niet bij dit rare project. Ik hoop dat ik goed uitleg waarom en hoe dingen gebeuren, maar het kan zijn dat sommige delen van het proces een beetje verwarrend overkomen.
Waarom deze bundel?
Ik check altijd zo rond December/Januari alle schrijfwedstrijden voor het komende jaar. Ik schrijf dan 5–10 wedstrijden die mij interessant lijken op, en meestal schrijf ik ook meteen mijn inzending tijdens die “kerstvakantie”.
Zo kwam ik een “schrijfwedstrijd” tegen die vroeg om een kort Sinterklaasverhaal.
Ik bedacht een grappige opzet waarin het lijkt alsof Sinterklaas een of andere maffiabaas is, maar naarmate het verhaal vordert ontdek je hoe het precies in elkaar zit. Het is gewoon een onschuldig misverstand en de hoofdpersoon helpt met het oplossen van een simpel probleem.
Dit werkte zo goed—ik schreef dat eerste verhaal in een uurtje en was er best tevreden over—dat ik opschreef “@IDEE: bundel verhalen met Sint als maffiabaas???”
Ik maakte een voorzichtig plan voor een heel boek korte verhaaltjes waarin het steeds leek alsof Sinterklaas een crimineel was, maar het was altijd iets anders. Ik nam me voor om elk weekend één zo’n verhaaltje te schrijven, zodat de bundel af zou zijn rond de zomer.
Nou, daar kwam dus níks van terecht :p
Ik had geen tijd, ik schreef al duizend andere verhalen, ik vergat de bundel.
Totdat de zomervakantie begon en de deadline voor die “schrijfwedstrijd” naderde. Ik las het verhaal terug, deed een tweede versie, en bedacht dat nu eigenlijk het perfecte moment was om die bundel te schrijven. Ik was klaar met al die andere projecten en ik wilde “rustiger aan doen” tijdens de zomervakantie.
En zo begon ik, op een snikhete dag, zonder enige verwachtingen of plan, definitief aan de bundel.
Hoe geven we dit vorm?
Het is leuk om vrijheid te hebben. Het is ook ongelofelijk lastig om dan consistent creatief te zijn elke dag.
Als je ’s ochtends opstaat en je ziet een lege pagina … en je weet alleen “oh hier moet een Sinterklaasverhaal komen van 2500 woorden” … waar ga je beginnen? Wat is de eerste zin? Hoe krijg je ineens een verhaal op gang?
Zodoende bedenk ik eigenlijk altijd een paar “guiding principles” voor elk project. Een paar restricties die helpen met keuzes maken en creatief zijn.
Al vrij snel had ik de volgende regels voor mezelf.
Drie Tijdperken
Als elk verhaal gemiddeld 2500 woorden is, dan passen er ongeveer ~35 korte verhaaltjes in een boek van gemiddelde lengte.
Laten we daar 36 van maken en dat door 3 delen, om 12 verhalen per tijdperk te krijgen.
- Tijdperk 1: We volgen Nikolaas terwijl hij opgroeit, fouten maakt, dingen leert. Dit eindigt als hij eindelijk het Sinterklaasfeest “opzet”.
- Tijdperk 2: We volgen Sinterklaas terwijl hij steeds meer Pieten verzameld, steeds meer leert over hoe het Sinterklaasfeest zou moeten werken. Dit eindigt zodra magie definitief uit de wereld verdwijnt en het feest (grotendeels) is “zoals we het nu kennen”.
- Tijdperk 3: Dit zijn meer losse avontuurtjes rondom het feest in de huidige vorm. (Zoals ook dat allereerste verhaal dat ik nu een half jaar geleden schreef.)
Ik zou dit op chronologische volgorde kunnen doen. Maar ik besloot om dat niet te doen. (Zonder perse een reden daarvoor te hebben. In deze fase bedenk ik gewoon restricties en structuur, wat er dan ook in me opkomt.)
In plaats daarvan gaan we cirkelen door de tijdperken: 1 > 2 > 3 > 1 > 2 > 3 > enzovoort.
Toen ik eenmaal begon met schrijven, ontdekte ik dat dit nog meer voordelen had.
- De “huidige tijd” is het meest herkenbaar voor kinderen en kan het makkelijkste actie opleveren, dus het is handig om daarmee de bundel te beginnen en regelmatig weer een extra spannend verhaal te hebben.
- Maar de tijd daarvoor geeft de meeste diepgang, als je Sint echt leert kennen, of de oorsprong van een traditie (zoals schoentje zetten). Door dit af te wisselen met actie, hoop ik fijne variatie te krijgen die de aandacht van kinderen ook vasthoudt.
- Maar bovenal kan ik zo heel sneaky mysteries en onthullingen plannen. Ik kan in het ene verhaal zeggen “Sint had altijd al dit voorwerp, niemand weet hoe!” en dan in het verhaal daarna, terug in de tijd, ineens laten zien hoe hij eraan komt.
Hoe maken we de tijdperken herkenbaar?
Van vorige boeken leerde ik dat als je gaat springen in de tijd, of tussen verhaallijnen, dat je dan eigenlijk vanaf de eerste paragraaf—misschien wel de eerste zin—duidelijk moet communiceren dat je dit doet.
Dus hoe doen we dit?
- Tijdperk 1: We noemen hem altijd Nikolaas of Niko. Zijn dier (Amirrio) is een eenhoorn. Deze verhalen zijn meer “traditioneel”, dramatisch en serieus. Ze zijn altijd vanuit het perspectief van Niko.
- Tijdperk 2: We noemen hem altijd Goedheiligman of Sint Nicolaas. Zijn dier is een grote adelaar of een ezel. Deze verhalen zijn voor de helft uit het perspectief van Niko, en voor de helft uit de nieuwe kinderen die zijn Pieten worden.
- Tijdperk 3: We noemen hem altijd Sinterklaas of Sint. Zijn dier is het welbekende paard of een grote hond. Deze verhalen zijn allemaal uit het perspectief van nieuwe kinderen die zijn Pieten worden—en geven dus het idee dat Sint een maffiabaas is met de eerste paragraaf ;)
Ja, op dit punt had ik het (hele vroege) verhaal geschreven waarin hij zijn dier ontmoet. En de “onthulling” dat deze altijd dezelfde blijft, maar eens in de zoveel jaar transformeert naar een andere diersoort. (Dus in “magische tijden” is het een eenhoorn, maar in de moderne tijd is het een paard.)
Nu hebben we drie duidelijke markeringen die aangeven wanneer een verhaal plaatsvindt. Dat is in mijn ervaring genoeg.
Andere “regels”?
Zoals gezegd zijn de verhalen 2,000-3,000 woorden lang. Ik ken mezelf en mijn neiging om te veel te schrijven, dus ik mikte toch eerder op 2,000.
In eerste instantie heeft de wereld dus magie en werkt een beetje anders dan de onze. Uiteindelijk werken we over tijd toe naar onze “moderne tijd”, waarin alle magie weg is, en alleen Sint (en Pieten) hebben nog iets ervan.
Ook zou ik Tiamo niet zijn als ik probeerde wat serieuze thema’s aan te snijden, zoals het feit dat men vroeger zong over dat “wie stout is de roe krijgt”, of het idee dat “wie goed is krijgt lekkers” … maar wat is goed? Door die tijdperken af te wisselen, probeer ik een variatie te krijgen tussen wat diepere verhalen en lichtzinnige avontuurtjes. Dit kon ofwel geweldig werken, ofwel een enorme rotzooi worden.
Als laatste maakte ik een lijst met “features” van het Sinterklaasfeest. (Wat zou de Nederlandse vertaling daarvan zijn? “Belangrijkste eigenschappen”? “Hoogtepunten”?) Zoals schoentje zetten, mandarijnen voor het paard, liedjes zingen, pepernoten, etcetera.
Voor elk daarvan wilde ik één verhaal hebben die op een grappige, interessante of magische manier uitlegt hoe dat tot stand is gekomen.
Ik maakte deze lijst pas toen ik al ~6 verhalen had … en ik had het eerder moeten doen :p Dit was ongelofelijk nuttig in het vormgeven van verhalen en kiezen wat ik wilde schrijven.
Het schrijven begint!
Ik wist dat ik de verhalen wél chronologisch wilde schrijven. Anders krijg je al snel een chaos waarin je niet weet of iets al is uitgelegd of niet, of deze ene piet nou al erbij hoorde of niet, etcetera.
Maar, van vorige projecten weet ik ook dat ik dan een andere valkuil heb. Ik ga té diep in op gebeurtenissen, waardoor een “verhaal” bijvoorbeeld maar één scene met een ruzie tussen vrienden wordt, en dan beweegt alles te langzaam en zijn het niet echt korte verhalen meer.
Om mijzelf te dwingen wat sneller te gaan en ook wat meer toekomstige dingen “vast te leggen”, bedacht ik de volgende structuur: elke dag 3 verhaaltjes op volgorde + 1 willekeurig verhaaltje later.
Dat willekeurige verhaaltje dwong me dan om vast te leggen welke magie Sint had in tijd X, of welke pieten er waren op tijd Y, zodat ik met terugwerkende kracht wist wat de verhalen daarvoor wel of niet konden doen.
Ook zorgt het voor wat meer variatie bij mij, want ik hoef niet de hele dag dezelfde verhaallijn/hetzelfde perspectief te schrijven ;)
Week 1: 12 verhalen
In deze week schreef ik praktisch heel Tijdperk 1, met plukjes van de andere tijdperken.
De verhalen hier zijn wat droeviger en serieuzer. Hoewel wij het Sinterklaasfeest als een “gegeven” zien, en dat is het ook al vele eeuwen, is het natuurlijk iets heel bijzonders om te bedenken of op te zetten.
Wat drijft Nikolaas om gratis cadeaus te geven aan alle kinderen? Hoe komt hij op het idee? Waar haalt hij het geld vandaan? Hoe kan iemand zo weinig om zichzelf geven en zo veel om het geluk van anderen?
Dit zijn letterlijk de vragen die ik mezelf stel en die, als ik een goede dag heb, leiden tot een reeks korte verhaaltjes die antwoorden geven.
Dus we zien hoe Nikolaas opgroeit in enorme armoede, ziek en boos omdat hij nooit geld had en vaak ook geen eten. We zien ook hoe hij verliefd wordt op een meisje uit een rijke familie en zo zijn eerste ingang krijgt tot meer geld, en macht, en het vermogen om iets te doen voor alle kinderen uit de stad.
Maar hij is een jong jochie dat veel meemaakt. Hij is niet perfect, hij maakt fouten, en juist daarvan leert hij een beter persoon te zijn.
Het voelde enorm nep en slap om te zeggen dat Nikolaas gewoon altijd een gewéldig persoon was, met eindeloze wijsheid, en goud dat zomaar ergens vandaan kwam. Nee, dat is iets waarvoor hij hard heeft moeten werken.
En zo ontstond dat als één van de thema’s van de bundel. Het idee van “is het eigenlijk wel goed om kinderen gratis cadeaus te geven?” Leren ze dan niet dat alles zomaar komt en ze er niet voor hoeven te werken?
Ik ben iets meer van de melancholische, serieuze, realistische verhalen. Dat maakte het relatief “makkelijk” om deze reeks te schrijven, waar de ene na de andere gebeurtenis elkaar opvolgt en Nikolaas uiteindelijk brengt naar tijdperk 2. Sterker nog, ik wilde té veel drama laten plaatsvinden, waardoor er iets te weinig ruimte overbleef voor Pieten of hoe dingen ontstonden. (Dat verschoof maar naar tijdperk 2.)
Het moest wel een tandje meer “fantasy” en “magisch” blijven, echter. Dus ik wisselde expres de meest serieuze verhalen af met iets dat veel elementen heeft van een sprookje. (Bijvoorbeeld, na het verhaal waarin zijn vader sterft en zijn thuis definitief uit elkaar valt, komt een verhaal waarin hij beter leert toveren en met magie iets heel goeds voor elkaar krijgt.)
Week 2: 12 Verhalen
Dit is altijd het lastigste deel van elk schrijfproject. Je zit “in het midden”, waardoor je niet meer de nieuwe ideeën en energie van het begin hebt … maar je moet ook nog een tijdje voordat het einde in zicht is. Daarnaast heb je nu dus de meeste hoeveelheid personages of verhaallijnen die je ergens een vervolg of oorsprong moet geven.
De verhalen zelf gaan dan iets moeizamer, en je schrijft er iets minder per dag.
Maar omdat je zo ver bent, heb je wel weer nieuwe (creatieve) inzichten.
- Ik kwam wat artikelen tegen (over de oorsprong van Sinterklaas) geschreven in Oudnederlands. Dat vind ik altijd iets heel schattigs hebben en leek me óók een goede manier om tijd aan te duiden. Dus ik schreef op om, voor de tweede versie, her en der van die oude woorden door Tijdperk 1 (en een beetje 2) te strooien.
- Ik besefte dat een deel van de spanning in Tijdperk 1 komt van “zal hij samenkomen met Dilonna?” Die spanning blijft alleen als ik in de andere verhalen zeg “zijn vrouw” en niet direct haar naam geef. Maar als we dat doen, dan kan ik meerdere leuke meisjes introduceren en de lezer zich laten afvragen met wie hij uiteindelijk het Sinterklaasfeest opstart.
- Ik heb eigenlijk nodig dat de eerste drie verhalen héél duidelijk hun tijdperk introduceren. Dat zal enorm helpen om vanaf het begin moeiteloos te snappen wat er gebeurt. Dus ik schreef expres een begin voor drie verhalen dat vrij direct tot de lezer praat en wat dingen duidelijk neerzet. Maar om dat mogelijk te maken …
- Hebben we een verteller nodig! Eén van zijn Pieten vertelt deze verhalen, zoals diegene ze zelf heeft meegemaakt, en wat Sint heeft verteld over de jaren. En soms geeft deze zelf commentaar of praat direct tot de lezer.
- Ik vind dit een erg handige structuur in verhalen voor (jonge) kinderen. Het stelt je in staat om realistisch en hoogwaardig te schrijven, maar tegelijkertijd de dingen die écht eng of moeilijk te begrijpen kunnen zijn extra uit te leggen. (Het alternatief is dat je alleen extreem simpele neutrale zwart-witte verhaaltjes schrijft. En dat wil niemand!)
- Het is ook iets waarmee ik meer en meer wil oefenen, want ik merk dat mijn verhalen vaak precies dezelfde schrijfstijl en woordgebruik behouden. Een unieke vertelstem helpt met variatie en creatiever zijn.
Dit is wat ik bedoel met de “knot uit elkaar halen”. Stukje bij beetje besef je wat je verhalen nodig hebben en wat niet. Je bedenkt een paar extra regeltjes, een paar extra oplossingen, en uiteindelijk komen dingen samen (en in verhaalvorm op papier).
Een ander voorbeeld is het einde van Tijdperk 1. Ik kan wel leuk bedenken dat er twee of drie mogelijke “love interests” zijn, waarvan eentje uiteindelijk de vrouw van Sinterklaas wordt. Maar ik moet er uiteindelijk wel eentje kiezen!
Dus ik moet een goede reden hebben waarom iemand het wordt, en een reeks gebeurtenissen die daarnaartoe leiden. En dat moet dan weer samenkomen met de andere zes verhaallijntjes die uit die knoop moeten komen met een antwoord.
Waar gaan we heen? Wat is het obstakel op dat pad? Dat zijn de vragen die ik mezelf constant stel om verhalen en conflict te krijgen.
Wat mist er nog aan het Sinterklaasfeest? Wat zou er mis kunnen gaan? Is er een grote slechterik?
In dat allereerste verhaaltje (voor de wedstrijd) bedacht ik een groep nepperds die het hadden gemunt op Sinterklaas naar beneden halen: de TSREK. Terwijl ik het eerste tijdperk schreef, hield ik constant in mijn achterhoofd dat “één van deze personages moet een hekel krijgen aan Nikolaas en die TSREK uiteindelijk oprichten”
Toen dat zaadje eenmaal geplant was, kon ik dit dus als de grote slechterik terug laten komen. En het was goed als dit werd genoemd in de eerste paar verhalen, zodat de lezer zich ging afvragen waarom ze zo’n hekel hadden aan de Sint.
In dit tijdperk had de Sint eigenlijk drie doelen.
- De problemen met zijn feest oplossen, zoals het feit dat hij zich afvraagt wie cadeaus “verdient”.
- Meer en meer Pieten vinden om het mogelijk te maken het hele land van cadeaus te voorzien.
- Ik had een lijst met “belangrijkste pieten” die nu kwamen, en een andere lijst met “minder belangrijke pieten” voor Tijdperk 3. Sorry, maar zo iemand als Bakpiet of Klimpiet is toch wat crucialer voor de operatie dan een Danspiet :p
- Vechten tegen die TSREK die constant opduikt.
Elk verhaal brengt simpelweg één van die doelen een stapje verder. Als ik dat maar in mijn achterhoofd hield, vielen dingen uiteindelijk wel op hun plek.
Uiteindelijk kwam het grootste deel van Tijdperk 2 op papier, en grote stukken van Tijdperk 3.
Week 3: 12 Verhalen + Volgorde
Niet geheel verrassend, maakte dit de bundel af. Het hele leven en avonturen van Nikolaas zijn verteld, van het eerste verhaal tot het laatste, 36 in totaal.
Het laatste tijdperk is echt meer “losse avontuurtjes”. Het feest is in volle gang, de pieten die erbij komen zijn wat minder essentieel en vaak gewoon grappig. De oorsprong van vrijwel alles is al behandeld.
Dit is enerzijds fijn. Het maakt het makkelijk om dit het “willekeurige verhaaltje” van de dag te maken, want het hangt waarschijnlijk nergens vanaf.
Anderzijds is het ook weer vervelend, om de redenen die ik aan het begin van dit artikel gaf. Ik kijk naar een lege pagina en moet alles bedenken voor een luchtig avontuurtje in 2000 woorden, zonder restricties.
Mijn grote probleem lag dan ook bij hoe de bundel moest worden afgerond. Ik had toch het idee dat ik de verhalen op zo’n volgorde moest plaatsen dat je de algemene structuur van een verhaal behoudt: langzame opbouw, totdat je ergens een climax hebt (waarin alles samenkomt, grootste actiescene, etcetera), en dan een bevredigende afronding van wat nog open stond.
Wat kon die afronding zijn? Van zo’n lang verhaal, opgebouwd uit zoveel uiteenlopende kleine verhaaltjes? Hoe zielig het ook is, het voelde het meest logisch om te stoppen als Nikolaas het voor gezien hield.
- Hij had bereikt wat hij wilde bereiken en kan zichzelf niet meer met magie langer laten leven. Dus hij draagt het feest over aan een ander. De “Laatste Piet” die over is, blijkt de verteller van deze bundel.
- Ze hebben eindelijk ontdekt wat TSREK is en het “verslagen”. Dit hele proces om dat definitief uit te vogelen en te laten gebeuren is de “climax”.
En zo begon de laatste puzzel om de volgorde te vinden.
Sommige verhalen moesten perse na andere. Dit had ik gelukkig al netjes bijgehouden. (Bijvoorbeeld: “dit verhaal praat over schoentje zetten, dus moet na het verhaal waarin dat begint”)
De “grootste onthullingen” moesten allemaal richting het einde van het tijdperk en op die manier “samenvallen” rond het einde.
- Tijdperk 1: De Slag van Spaenye. Ik weet niet waarom, maar ik had een reden nodig om Sinterklaas vanuit Spanje naar Nederland te krijgen, en ik koos dat vluchten voor een oorlog iets hiermee te maken had.
- Tijdperk 2: De keuze van Sinterklaas om “eeuwig te leven” (en het definitief verdwijnen van magie). Dit valt samen met hun eerste poging om de TSREK te stoppen, maar die wint de TSREK glansrijk.
- Tijdperk 3: Het definitieve neerslaan van de TSREK, en daarna de afronding waarin het feest wordt doorgegeven.
Het was even zoeken, maar ik denk dat dit een ongelofelijk sterke volgorde is die extra kracht geeft aan het hele verhaal.
Uiteindelijk zijn de verhalen per tijdperk grotendeels op chronologische volgorde. Maar dankzij mijn rare structuur van “1 willekeurig verhaaltje per dag”, kreeg ik veel kansen om dit om te draaien en te spelen met tijd of verwachtingen.
(Bijvoorbeeld, het allereerste verhaal van elk tijdperk is niet het eerste verhaal chronologisch. Maar dat maakt het juist mogelijk om mysterieuze dingen te introduceren als “normaal” of “zo werkt het Sinterklaasfeest nou eenmaal”, die vervolgens pas later een oorsprongsverhaaltje krijgen.)
Lessen Geleerd
Ik kan niet rekenen
Ten eerste: ondanks mijn diploma wiskunde, blijf ik een verschrikkelijke wiskundige. Ik had namelijk dingen verkeerd gerekend, waardoor de 36 geplande verhalen … 40 verhalen werden. Oepsie. Nee, Tiamo, 36 / 3 = niet 13 verhalen per tijdperk.
Ik wilde dus niet een flink dik boek schrijven. Ik hield mij aan mijn plan voor een behapbare lengte, maar mijn plan was gebaseerd op een rekenfout :p
Korte verhalen … of gewoon hoofdstukken?
Ten tweede: hoe meer ik met deze structuur werkte, hoe meer ik besefte dat de lijn tussen “op zichzelf staande korte verhaaltjes” en “hoofdstukken van een boek” vervaagde.
Je zou kunnen zeggen dat deze bundel gewoon één verhaal is met 40 hoofdstukken. Die hoofdstukken focussen echt op één bijzonder nieuwe karakter of gebeurtenis, maar zijn genoeg met elkaar verbonden dat ze overduidelijk onderdeel zijn van hetzelfde verhaal.
Ik realiseerde dat ik bij vorige boeken soms de neiging had om “tussenhoofdstukken” te schrijven. Dan wilde ik van A naar B en dacht dat er een bruggetje moest zijn van hoe iedereen van A naar B kwam, of wat er ongeveer in de tussentijd gebeurde. Maar dat hoeft dus niet! Je kan de saaiere of langzamere delen van een verhaal gewoon overslaan en eventueel later invullen met een snelle samenvatting.
Omdat ik dit project zag als losse verhaaltjes, voelde het makkelijker én efficiënter. Er gebeuren sneller interessante dingen. Ik ben minder verveeld omdat ik zo’n brughoofdstuk moet schrijven, omdat mijn hoofd anders denkt dat het niet logisch is. In plaats daarvan kan ik meteen in het nieuwe avontuur duiken, en weer stoppen met het verhaal zodra dit ene avontuur is afgelopen.
Dat Sinterklaas in de tussentijd weer 10 keer het feest heeft gevierd, of nog een paar keer is tegengehouden door die vijand (TSREK), dat heeft geen heel hoofdstuk nodig. Dat is gewoon één paragraaf ergens halverwege een ander verhaal.
Je ziet het ook terug in de productiviteit. Ik heb gemiddeld 10,000 woorden per dag geschreven voor enkele weken op rij. Voor een groot deel, al zeg ik het zelf, behoorlijk goede woorden. Ook al was er géén plan voor deze bundel en besloot ik het compleet spontaan te doen! (Normaal gesproken haal ik 4,000 met een beetje moeite, soms 5,000 woorden per dag.)
Ik denk dat ik bij mijn volgende boeken veel meer deze mind-set kan toepassen.
In plaats van elk hoofdstuk te zien als “het stapje vooruit dat volgt op het vorige hoofdstuk”, elk hoofdstuk zien als een kort verhaal in een bundel. Dat korte verhaal duikt meteen in het probleem of de belangrijke gebeurtenis, en vertrekt zodra die voorbij is. Het feit dat al deze losse verhaaltjes dezelfde karakters hebben, naar elkaar verwijzen, en op elkaar voortborduren is dan natuurlijk wat het uiteindelijk één lang verhaal maakt.
Natuurlijk weet ik al jaren dat je niet alles hoeft op te schrijven. En dat je een hoofdstuk start wanneer het interessant wordt en stopt wanneer dat voorbij is. Maar mijn hyperactive hoofd is té gefocust op details en de precieze kleine stapjes van A naar B, heb ik gemerkt, waardoor ik toch her en door hoofdstukken toevoeg die gewoon niet genoeg bereiken. Door mijn mind-set op deze manier om te draaien, kan mijn hoofd makkelijker denken “nee, ik hoef deze 3 maanden die voorbij gaan niet in detail uit te leggen”.
De mind-set is meer zoiets:
- Zet een korte samenvatting van “semi-belangrijke dingen die gebeurden sinds het vorige hoofdstuk” richting het begin. (Dit zorgt ook dat iemand meteen weer weet hoe het verhaal in elkaar zet, als ze een dag of langer pauze namen na het vorige hoofdstuk.)
- Schrijf het beste hoofdstuk dat je kunt, met de meest interessante stap in je verhaal die je kan bedenken. (Hoeft niet altijd iets groots of meeslepends te zijn natuurlijk. Het moet gewoon interessant zijn.)
- Zet een korte samenvatting van “coole dingen die gaan komen tussen nu en het volgende hoofdstuk”. (Wat dan een soort cliffhanger is natuurlijk.)
Ook vond ik een tweede reden waarom deze aanpak zo goed werkte in deze bundel: de meeste verhalen eindigen met een nieuwe Piet die wordt gevonden/toegevoegd. Dat is een heel duidelijk doel en een fijne herhalende structuur voor elk verhaal. Het voorkomt tevens dat je in herhaling valt, want ja, de volgende Piet moet weer anders zijn dan alles wat je al hebt geschreven.
Dus dat brengt me bij de laatste geleerde les …
Gotta catch ’em all
Ik vind dit de meest korte en intuitive manier om het idee duidelijk te maken: Gotta catch ’em all!
De slogan van Pokémon, waar het de bedoeling is dat je alle soorten Pokémon vangt en in je Pokédex kunt zetten.
Als mogelijk, maak een lijst van alle mogelijke unieke dingen in de kern van je verhaal. Laat je karakters elk hoofdstuk toewerken naar het vinden/begrijpen/vangen van één zo’n ding.
In dit geval waren het dus “Pieten met unieke vaardigheden”.
Maar het kan ook iets magisch zijn: “Alle mogelijke spreuken in deze fantasywereld”
Vervolgens kan je dus elk hoofdstuk/korte verhaal toeschrijven naar dat ze de volgende nieuwe spreuk vinden.
- Soms lukt het, soms faalt het. Vrijwel altijd zitten er haken en ogen aan, zoals een bewaker die ze moeten passeren, of dat de hoofdpersoon nog niet sterk genoeg is om deze spreuk te begrijpen.
- Maar uiteindelijk werken ze ernaartoe en leren ze die nieuwe spreuk.
- Zo ga je door, het hele verhaal lang, totdat de hoofdpersoon de meeste spreuken kent en daardoor, weet ik veel, de grote boze tovenaar verslaat.
Dit is een supermakkelijke structuur om in te schrijven, en ook iets dat zeker voor kinderen herkenbaar en comfortabel zal zijn. Tegelijkertijd zorgt het niet dat je verhaal een formule is of daadwerkelijk in herhaling valt.
- Omdat ze steeds naar een nieuw deel van je lijst gaan, is het dus automatisch divers en kan je nieuwe uitdagingen bedenken.
- Omdat ze steeds een nieuwe set vaardigheden hebben (in hoofdstuk 1 kan de hoofdpersoon geen enkele spreuk, maar in hoofdstuk 5 kan ze A, B en C), kunnen ze die nieuwe verhaallijnen dus ook nog anders aanpakken steeds.
- En één van de handigste hulpmiddelen bij verhalen is natuurlijk verwachtingen plaatsen en dan breken. Je kunt eindeloze manieren bedenken om deze structuur op onverwachte momenten te breken of op de kop te zetten, voor gratis plot twists.
Het past natuurlijk niet op alles. Mijn Levenssaga verhalen, bijvoorbeeld, kunnen dit misschien op kleine schaal doen, maar niet grote schaal. Want er is niet zo’n “lijst van alle X dingen” en ik weet ook niet hoe lang de saga uiteindelijk wordt.
Maar als het past, zeg ik: ga ervoor.
Wees dus niet verbaasd als toekomstige projecten van mij deze insteek gebruiken :p
Conclusie
Uiteindelijk is het een flinke bundel geworden met flink veel verhalen. Ik denk dat het een paar van mijn beste verhaallijnen, ideeën of karakters bevat. Ik denk ook dat er overduidelijk hele goede verhalen zijn en wat mindere verhalen—daar ontkom je niet aan.
Is dit een veel te lang boek vergeleken met wat kinderen normaal gesproken lezen? Jup. Ik houd graag het lettertype best wel groot, en fijne witruimte, dus dan kom ik net boven de 350 pagina’s.
Maar ik gokte dat als het allemaal superkorte verhaaltjes waren, en als ik dat héél duidelijk maakte in alle marketing/teksten, dat mensen zouden begrijpen dat het heel behapbaar en voor kinderen is. (Dat is dus minder dan 9 A5 pagina’s per compleet verhaal, gemiddeld genomen.)
Ik zag geen enkele goede manier om het in meerdere boeken te splitsen. Niet met de tijdperken die zo door elkaar heen lopen, niet met de superkorte verhaaltjes die op zichzelf dus geen groot begin of eind hebben.
Soms was ik bang dat het leunde naar iets té serieus of volwassen. Maar ik denk juist dat de afwisseling tussen tijdperken, en de volgorde waarop ik de verhalen heb geplaatst, dit goed tegengaat.
Ouders zullen niet direct het boek wegleggen omdat ze denken dat hun kind het niet aankan of het te serieus is. Kinderen zullen niet verveeld raken (eventueel, hopelijk) bij de stukjes karakterontwikkeling van Nikolaas. Het blijft allemaal vrij realistisch en geloofwaardig, waardoor ik fantasy kan zijn zonder iets tegen te spreken van de algemene mythos rondom het Sinterklaasfeest.
Het is echt een “zomervakantieproject”. Er zit geen druk op. Ik was ook tevreden geweest met 15 korte verhaaltjes, of als het pas zo laat af kwam dat ik het een jaar later pas kon uitgeven.
Het klinkt natuurlijk stom om te zeggen, maar er is een duidelijk verschil tussen projecten waarvan je denkt “hiervoor wil ik worden herinnerd / dit moet goed zijn en verkopen”, en projecten waarvan je denkt “dit is een leuke extra die misschien een paar mensen blij maakt”.
Beide hebben hun voordelen en nadelen. De eerste zet extra druk en stress op je, maar dat zorgt dus ook dat je wat hogere kwaliteitseisen hebt en langer nadenkt over alles. De tweede zorgt dat je heel productief kan zijn en een beetje “go with the flow” werkt, wat eventueel een minder geweldig eindproduct oplevert. Er zijn wat eindjes niet afgerond, er zijn wat vage stukjes van de magie van deze wereld, maar het paste genoeg binnen de lijntjes dat ik het liet gebeuren.
Daarom moet je de snelheid waarin het is geschreven ook niet serieus nemen. Zo’n 120,000 woorden in drie weken is veel te veel. Dat is onnodig rap. Maar het is wat ik doe, omdat ik weet dat ik de motivatie verlies (of gewoon “niet meer geïnteresseerd / creatief ben”) voor elk project na een week of twee. Maakt niet uit hoe goed het is, of hoe lekker het loopt, mijn hyperactieve hoofd kijkt al na een paar dagen naar iets anders.
Drie weken besteden aan hetzelfde boek is dan echt het maximale dat mijn discipline voor elkaar kan krijgen. Ik kan een paar maanden later nog wel energie vinden voor wat editing, maar daar stopt het. Ik zou willen dat ik langer kon focussen op hetzelfde idee/project, maar na 15 jaar proberen … kan ik concluderen dat het er niet in zit.
Deze keuze maakte ik ook omdat dit veruit het beste moment was om dit ooit nog te schrijven. Ik ben vorig jaar overgegaan naar Engelse fictie schrijven. Ik doe de Levenssaga nog wel tweetalig, maar ik was eigenlijk nooit meer van plan om iets puur Nederlands te schrijven.
Een bundel over een puur Nederlands feest, terwijl ik nog in die overgangsfase naar Engels ben, leek de perfecte kandidaat om nu te maken (en anders nooit).
Tot zover mijn gedachten over dit project.
Blijf lezen en schrijven,
Tiamo