Header / Cover Image for 'De Bloemendetective'
Header / Cover Image for 'De Bloemendetective'

De Bloemendetective

Dit korte verhaal schreef ik in een avond voor een schrijfwedstrijd. Het enige gegeven was dat ene detective genaamd Julia het mysterie van de verdwenen bloemen eens flink ging onderzoeken. Ik heb nooit meer iets gehoord van die wedstrijd meer dan een half jaar na dato, dus tja, ik publiceer het maar gewoon hier.

Het moest onder 8,000 woorden en dat is gelukt. Maar als je denkt dat het einde nogal plotseling en snel komt, dan heb je gelijk, want ik zat dus aan mijn woordenlimiet. En als je denkt “huh waarom neem je niet meer tijd voor zulke verhalen”, dan wil ik vermelden dat ik pas op de dag van de deadline ontdekte dat deze wedstrijd er was, en een piepklein beetje gestoord ben.

Voor wie simpelweg een bestand wil downloaden: De Verdwenen Bloemen. Dit opent op Google Drive/Docs.

Hoofdstuk 1

Julia hield haar Spoorzoeker in de aanslag. Haar gadget uitvinden was lastig geweest, maar het moeilijkste deel kwam nu: een bloemenverkoper vinden die zo gek was om haar de gadget te laten gebruiken.

Ze leunde tegen de houten kraam getiteld Ballidans Bloemen. Hij barstte bijna uit elkaar van de kleurrijke planten, alsof ze door de planken groeiden. Nu nog wel. Vandaag begon de lente en de Bloemendief zou zeker weten verschijnen.

Zodra haar vingers een kleine roos pakten, kwam Ballidan zelf razendsnel naar buiten. Zijn stralend witte gebit werd vandaag verhuld door zijn dansende krulsnor. Was hij niet allang met pensioen? Hij kleedde zich als een zakenman voor een belangrijke vergadering, geen bloemist.

“Ze beloven tienduizend goudstukken voor wie de Bloemendief vangt,” zei Julia. Haar Spoorzoeker was een klein buisje, dat ze zowel kon spuiten als afschieten, met een gloeiende blauwe vloeistof. Ze verborg hem achter haar rug.

Ballidan fronste. “Wil je bloemen kopen, meissie, of niet?”

“Bijzondere keuze om dan een nieuwe bloemenwinkel te starten.” Julia dacht niet echt dat hij de dief was. Zo dom kon je toch niet zijn? Eerst alles stelen en het daarna publiekelijk in je kraampje plaatsen?

Hij tikte haar vingers weg bij de planten. “Ben niet bang voor ’n dief die bloemen steelt. Gewoon ’n plaaggeest. Een verliefde jongen die elke week een roos wil geven. Daarnaast steelt ie wilde bloemen, niet uit winkels.”

“Maar alle wilde bloemen zijn nu zwaarbewaakt,” zei Julia. “Of al gestolen.”

Ballidan wees in de rondte. Daarna sloeg zijn vlakke hand tevreden op de kraam. “Als ie naar hier komt, nou, dan zal ’t de laatste diefstal zijn!”

Julia glimlachte en keek rond. Ze had geen beveiliging gezien. Geen valstrikken of Kijkdozen. Dán was je pas dom: als je de peperdure vloeistof voor Kijkdozen kocht, alleen maar om een Bloemendief te filmen.

Maar hoe graag Julia iedereen ook dom noemde, die Bloemendief bleef al vijf jaar uit haar klauwen. Niet langer. “Ik heb een voorstel, Ballidan.”

“En ik heb geen tijd.”

Hij draaide om. Iemand anders rende uit het gebouw achter hem—zijn huis—en botste tegen zijn buik. Het was een jongen van haar leeftijd, net zo netjes gekleed, met een bak bloemen in de hand.

Julia leunde ver over de kraam, waarbij ze bijna de rozen plette, en greep zijn shirt. “Ik kan helpen de dief te pakken. Jullie zijn nieuw en zouden geen … geruchten over jullie reputatie willen hebben, of wel?”

“Is dit ’n dreigement?”

Ugh, waarom dacht iedereen altijd dat Julia hen bedreigde? Was het omdat ze zwarte kleding droeg en een zwarte hoed die haar ogen verborg? Nee, haar outfit was perfect. Het verborg de andere tientallen gadgets die ze altijd droeg. “Een voorstel. Tot samenwerking.”

De jongen zette de bloemen neer. Met grote ogen rende hij om de kraam, recht op Julia af. Voor ze het wist stond hij achter haar en trok de Spoorzoeker uit haar handen.

“Wat is dit? Wat is dit?” Hij praatte zo snel dat Julia hem nauwelijks verstond.

“Erdan!” schreeuwde Ballidan. “Terugkomen!”

“Heb je dit zelf gemaakt? Helemaal?” ratelde Erdan. Hij keek verwonderd en gretig tegelijk. “Wat is die vloeistof?”

Terugkomen!

Met hangende schouders slofte Erdan weer om de kraam heen. Ballidan draaide hem om en fluisterde, maar Julia had haar Geluidsgolver gadget in.

“Blijf ver uit de buurt van die vuile Alkimisten. Begrepen?”

Altijd hetzelfde. Het was een wonder dat de Alkimisten niet waren verboden. Als de politie ooit ontdekte hoe ze zelf wapens konden maken, zonder hulp van Alkimisten, was het meteen gedaan.

“We zijn hetzelfde,” zei Julia. “Ik gooi stofjes bij elkaar. Jij gooit stofjes bij elkaar.”

Ballidan keek geschrokken op. Erdan glimlachte stout, hoewel zijn gezicht snel straktrok. Hij schudde zich los en ging door met zijn werk als hulpje.

“Jij, meissie, bent gek geworden.”

“U voegt een zaadje samen met grond en water. Even later ontstaat er iets magisch: een bloem. Ik doe hetzelfde, maar dan—”

Ballidan duwde haar weg van de kraam. Julia keek om haar heen. Andere klanten bleven op afstand, als een halve maan rondom haar, totdat ze wegging.

“Wat je ook wil, ’t antwoord is nee.”

“Ah toe. Ik kan helpen de dief te vangen!” Ballidan bleef duwen. Julia struikelde bijna achterover. “Ik spuit mijn Spoorzoeker op de bloemen en ik kan ze volgen. Volgen waar ze heen gaan. Als ze worden gestolen, weet ik even later de schuilplaats van de dief.”

Ballidan glimlachte zijn vervelend witte glimlach naar andere klanten. Voorzichtig kwamen ze naar de kraam, maar Ballidan stond als bevroren, zijn blik op Julia.

Tien tellen later draaide hij toch weg. “Ga en kom niet terug.”

Julia gromde en schopte een losse steen over het plein. Hij was haar laatste hoop. Haar enige hoop. De andere bloemisten waren allang gestopt, of hadden zware beveiliging tegen gadgets. Toen ze Floria vorig jaar bezocht, zonder ook maar iets te zeggen, werd ze uit haar zaak geschopt. Floria was dan ook gebouwd als een mannelijke bokser.

Tja, dan bleef slechts één optie. Ze hadden het over zichzelf afgeroepen. Ze gaven Julia geen andere keus, nee, geen énkele andere keus.

Ze dook de hoek om. Verborgen achter een bosje, kon ze de plek alsnog bespioneren. Ze deed haar Geluidsgolver uit en stopte de paarse krenten, als edelstenen gevuld met toverdrank, in haar broekzak. Ze hoorde nog steeds geklaag over Alkimisten—en ze had er geen zin in.

Toen Ballidan even verdween, snelde ze naar de kraam. Terwijl ze langsliep, spoot ze haar Spoorzoeker over alle planten. Sommige krompen ter plekke of werden doffer. Eentje stierf meteen af. Ze had haar uitvinding misschien moeten testen op levende dingen, maar daar was geen tijd voor! Als de Bloemendief de traditie voortzette, was vannacht de eerste grote diefstal.

Klanten zagen her en der bloemen verwelken. Een moeder van twee drukke kinderen greep naar Julia. Ballidan rende naar buiten met een rood hoofd en trillende snor. “Pak haar!”

Twee agenten verschenen direct, alsof ze hier al die tijd op hadden gewacht. Julia rende van het plein, maar zij waren sneller. Een hand greep haar zwarte jas en trok hem uit. Een verstandig persoon had het laten gebeuren—Julia was blijkbaar niet verstandig. Of té gehecht aan haar Alkimistenjas, die niet in verkeerde handen mocht vallen.

Ze trok een buisje uit haar broekzak. Ze smeet hem kapot tegen de tegels en activeerde haar Gruisgordijn. Grijze mist dompelde het plein in een onverwachte, verstikkende nacht. Om haar heen klonk gekuch en geschreeuw, maar haar jas werd losgelaten en sloot zich weer precies om haar lichaam.

Julia rende ongezien terug naar haar laboratorium.

Hoofdstuk 2

Julia struikelde buiten adem de trap af en landde op haar rug op de koude keldervloer. Witte mist hing tegen het plafond. Ze was weer vergeten haar huidige brouwsel uit te zetten voordat ze ging. Het rook … verbrand.

Maar het was gelukt! Adrenaline racete door haar lichaam. Ze duwde haarzelf razendsnel overeind en gooide haar hoed, door de hele kelder, precies op de kapstok. Ze had honderden bloemen gedompeld in Spoorzoeker. De Bloemendief moest toch eentje daarvan stelen?

Haar brouwsel was overstroomd. Geelrood spul plakte nu over haar hele bureau, en slechts de helft zat nog in de pan. Wat was ze ook alweer aan het maken? Oh ja, munitie voor de agenten. Ze hadden plotseling een grote aanvraag gedaan. Deze stad leek doodsbang voor de Bloemendief.

Ja, oké, de stad heette Bloemenburcht. Hun hele ding was bloemen, bloemen, bloemen. Maar het waren een stelletje planten, en je kon ze niet eens eten! Als er geen beloning was geweest, had ze het probleem lekker genegeerd.

Ze liep naar de achterste muur. Een beige uitgesneden vierkant stak fel af tegen de donkergrijze bakstenen. Spoorzoeker had twee onderdelen. De eerste had ze net op de bloemen gespoten. De andere zat op deze muur en zou aangeven waar de bloemen waren. Voor nu gloeiden er honderden stipjes, die mengden tot één rood stipje, vlakbij Ballidans Bloemen.

De deur naar de kelder zwaaide open.

“Ik meen mij te herinneren,” zei Frans’ luide stem, “dat we je vroegen om anoniem te blijven.”

Zijn agentenuniform klingelde en kletterde bij elke stap van het gammele houten trappetje. Hij spreidde zijn armen alsof hij op een koord danste, en zuchtte opgelucht toen hij de stenen vloer voelde.

“Ballidan heeft géén idee hoe ik heet,” zei Julia glimlachend. “Volledig anoniem.”

Frans keek nors. “En als je het plein niet in mist had gedompeld, hadden ze allemaal geweten wie je was en waar je woonde. Waarom wilde je Ballidans bloemen vernielen? We verslaan de dief niet door alle bloemen zelf te doden.”

“Nou, ja, technisch gezien verslaan we hem dan—”

“Je weet wat ik bedoel.” Frans liep door de ruimte. Zijn vingers gingen over het, inmiddels steenharde, roodgele goedje over haar bureau.

“Niet aankomen! Nergens aankomen!” De enige manier waarop Julia kon onthouden wat ze allemaal maakte en wat in elk buisje zat, was door héél veel notities en labels op haar tafels te plakken. Verplaats er eentje, en haar Gruisgordijn had misschien wel per ongeluk een Bubbelbad gemaakt. Of de politie wilde hun pistool afvuren, maar in plaats daarvan steeg het pistool op.

Julia keerde naar haar Spoorzoekkaart. Frans stond naast haar. “Ik heb de bloemen gemarkeerd.”

Frans schudde zijn hoofd, maar glimlachte. “Hoe doe je dat? Hoe vertel je een vloeistof om een plaats aan te geven? Het is bijna magie.”

“Eh, niet?” Julia bloosde. “Ik heb hem andersom ingesteld. Ik heb de Spoorzoeker maandenlang op willekeurige huizen van de stad getest, en gekeken waar het puntje oplichtte. Toen heb ik de kaart daaromheen getekend. Ik denk dat hij zo klopt. Maar ik begrijp nauwelijks hoe het werkt.”

Frans fatsoeneerde zichzelf en keek weer nors. “Misschien had mijn baas gelijk,” mompelde hij.

“Gelijk over wat? Dat alle Alkimisten kwade tovenaars zijn?”

Hij haalde een buidel goudstukken uit een van de vele vakjes in zijn uniform en drukte hem in haar hand. “Tien ketels munitie, waar zijn ze?”

Julia wuifde naar haar overstroomde ketel. “Ik heb er maar vijf. Duurt nog wat dagen voordat ik de rest heb. Het is geen magie, domoor, het is hard werken.”

Zijn handboeien lagen om haar polsen voordat ze kon knipperen.

“Je krijgt praatjes. Je hebt vandaag Ballidans eigendom vernield, daarvoor kan ik je opsluiten.”

Oh nee. Meende hij dit? Ze dacht … ze was dom. Ze had gehoopt de politie van gedachten te laten veranderen, door de nette Alkimist te spelen, samen te werken. Door contact te houden met iemand maar twee jaar ouder dan zij. Maar nee, altijd hetzelfde.

Iets bewoog in haar ooghoeken.

Ze keken tegelijkertijd naar de kaart. Het rode stipje brak in twee. De kerkklokken in de verte sloegen middernacht.

“De Bloemendief,” fluisterde Frans. Het stipje cirkelde om de fontein midden op het plein, naar de overkant, naar—

Regalia’s Rozen.

Precies bij deze bloemiste, bleef het stipje even staan. Waren de wilde bloemen echt te lastig? Was de Bloemendief definitief overgeschakeld naar winkels beroven? Julia stak haar polsen naar voren. “Maak me los! We moeten erachteraan!”

“We wachten tot het bewegen stopt. Dan weten we de schuilplek.”

“Jij bent zo saai.” Haar kelder bleef lang stil. Alleen het gepruttel en geknars van een ander brouwsel klonk.

Het stipje bewoog verder. Frans gromde en maakte haar polsen los. “Er is maar één bloemenzaak in die richting …”

“En met deze snelheid …”

Frans en Julia renden naar het houten trappetje. Hij goot snel de munitie uit de ketel in zijn lege pistool. Zij pakte haar Kijkdoos en haar hoed.

Ze hadden precies tien minuten om de Bloemendief op heterdaad te betrappen bij Floria’s Bloemenzaak.

Hoofdstuk 3

Julia vroeg zich af of ze niks kon uitvinden dat haar een betere conditie gaf. Ze kon Frans nauwelijks bijhouden. Luid hijgend drukte ze haar rug tegen de muur, naast hem, met zicht op Floria’s Bloemenzaak. Haar longen brandden. Ze herinnerde haarzelf aan de flinke beloning die op haar wachtte. Als Frans maar niet dacht dat ze die ging delen.

Ze hield haar Kijkdoos in de aanslag. Er was niemand te zien rondom de bloemenzaak. Ze zocht naar een gebroken raam, een deur met gebroken slot, een misplaatste schaduw. Een eenzame Lichtlantaarn bescheen de getekende bloemen op de etalage. Het was lastig te zien, maar er leek nog niks gestolen.

Frans trok een Fluisterdoos uit zijn jaszak. “Agent 32 hier,” fluisterde hij. “Het lijkt dat de Bloemendief nu focust op winkels. Floria’s Bloemenzaak, alle eenheden.”

De reactie was ruis en gekraak. Fluisterdozen waren het werk van een andere Alkimist. Nieuw, experimenteel werk. Er waren duizenden zoals zij, en allemaal moesten ze het stiekem doen, in kelders of zolders. Zij was als enige zo dom om detective te spelen, waardoor ze wel naar buiten moest. Nee, niet dom. Ze had het geld hard nodig.

Julia duwde hem opzij. “Daar!”

De Lichtlantaarn maakte twee schaduwen. Eentje begon achter de muur, maar ging richting de straat. De schaduw groeide, totdat ze niet meer zeker was of het wel een mens was. Julia bibberde van kou en van de stille spookstad, haar gehijg en lichte voetstappen het enige geluid.

Een gedaante liep voor de winkel langs. Vier koppen groter dan zij. Haar Kijkdoos maakte snel een foto, hoewel die wazig zou zijn door haar trillende handen.

Frans hief zijn pistool en telde af op zijn vingers. Drie … twee … een …

“Handen omhoog!” schreeuwde hij. Binnen drie tellen stonden ze ook voor de bloemenzaak. Twee handen gingen meteen de lucht in.

“Wat moet dit betekenen?” zei een piepende vrouwenstem. Ze draaide naar het licht.

“Floria?” piepte Julia terug.

“Natuurlijk,” zei Frans meteen. “De bloemiste zelf is de Bloemendief! Een goede dekmantel. Niet goed genoeg. Julia, fouilleer haar op gestolen bloemen.”

“Pardon?” Floria stapte vooruit. Frans bleef zijn pistool richten. Julia maakte geen dodelijke gadgets, maar neergeschoten worden was ook niet fijn.

Julia liep voorzichtig op haar af. “Zou je, eh, je armen willen spreiden, en eh—”

“Moet jij niet in bed liggen?”

Julia stapte vooruit om de bloemiste te fouilleren. Ze sloeg expres zo hard mogelijk tegen haar schouders en haar zij, al wist ze zeker dat Floria niks ervan voelde. Haar jaszakken waren leeg.

Haar achterzak bevatte een pistool.

“Zo is het wel genoeg geweest,” krijste Floria. Ze duwde Julia van haar af. “Wat denk je dat ik aan het doen ben? Ik surveilleer mijn eigen zaak, de hele nacht, tegen de Bloemendief.”

Julia vocht tegen Floria’s dikke bovenarm. Ze won niet, maar reikte razendsnel naar voren, richting haar tas, want ze had nog iets gezien.

Een bloem van Ballidan. Een bloem die haar Spoorzoeker had gevolgd.

“Ik heb géén idee hoe die daar komt,” zei ze direct. Julia … geloofde haar. De Bloemendief moest het in haar tas hebben gestopt. Dat betekende dat hier nog iemand was.

Ze draaide om haar as. Ze stonden in de kegel van de Lichtlantaarn, verder was het angstig donker. Frans gooide haar handboeien toe, maar Julia liet ze tegen haar buik kletteren.

Haar ogen vonden de deur van de bloemenzaak. Hoe had ze dit gemist? Terwijl ze haar Hartslagjager alvast opzette, ging ze op haar knieën voor de deur.

Frans tikte ongeduldig zijn schoen tegen de stoep. “Julia … wat doe je in hemelsnaam? We hebben de—”

“Prachtig werk,” mompelde ze. “Ongelofelijk.” Iemand had het slot van de deur veranderd in water. Toen ze eenmaal binnen waren, hadden ze geprobeerd het slot weer te repareren. Maar het water moest zijn weggestroomd, waardoor een half slot nu droop als een smeltende ijspegel. “De Alkimist die dit—”

Haar Hartslagjager was eindelijk klaar. Het doorzichtige glas vormde een pil, maar dan zo groot als haar hoofd. De groene vloeistof binnenin zou luchtbellen maken. Evenveel luchtbellen als er levende wezens in de buurt waren.

Eén luchtbel: Julia. Twee luchtbellen: Frans. Drie luchtbellen: Floria.

Geen verdere luchtbellen. Zat ze ernaast? Was Floria de Bloemendief, zo onhandig dat ze haarzelf verraadde? Nee, ze was genoeg detective om te weten—

Een grijze mist explodeerde vanuit de bloemenzaak.

Scherven glas regenden om haar heen. Ze hoorde een lichaam verschuiven. Haar handen vlogen vooruit en grepen een shirt. Haar slachtoffer trok los en rende weg met razendsnelle voetstappen.

Julia joelde van geluk. “Iemand heeft mijn Gruisgordijn gekopieerd!”

“Dit is,” Frans hoestte luid, “niet het moment!”

Ze hoestte zelf ook. Zelfs Floria kuchte alsof ze haar longen kwijt wilde en zocht steun bij de muur.

Nee, niet gekopieerd. Dit was een slechte imitatie. De wolken voelden giftiger, maar klaarden ook sneller op. Julia wees naar een schim in de verte, een schaduw die bijna de hoek om ging. “Daar!”

Julia richtte haar Kijkdoos. Frans krabbelde overeind, kuchend, en richtte zijn pistool precies op de schaduw.

Hij schoot.

Uit zijn pistool kwamen luchtbellen. Twee tellen later steeg de gadget op. Frans moest loslaten en toekijken hoe het voorwerp de donkere hemel opzocht.

“Ik had hem!” schreeuwde Frans. “Als jij niet mijn pistool had betoverd!”

Julia stamelde. Ze had een paar dingen verwisseld. Waarom dachten die domoren nog steeds dat Alkimisten konden toveren? Ze durfde het niet te zeggen, terwijl withete Frans de Lichtlantaarn bijna in elkaar sloeg.

Floria had alleen oog voor haar winkel. Ze sloeg beide handen voor de mond en liet een traan. De etalage was vernield en alle bloemen gestolen. Maar als haar handen vrij waren—waar was haar tas?

Andere agenten druppelden in bosjes de straat in. Frans wees naar voren—hij wees naar haar.

“Of ze werkt samen met de Bloemendief, of ze is een gevaar voor dit onderzoek,” gromde hij. “Arresteer haar.”

Hoofdstuk 4

Julia had gehoopt dat Frans bij haar verhoor was, maar nee. Ze had de avond honderd keer nagespeeld in haar hoofd. Frans leek op zoek naar elke reden om haar te arresteren. Voordat de mist klaarde, had hij Floria’s tas—met het enige bewijs van haar schuld—laten verdwijnen. Maar hoe kon haar Hartslagjager de verkeerde uitslag geven? Het zei drie mensen, er waren er vier.

In plaats daarvan zat Frans’ baas, hoofdofficier Patrak, voor haar neus. Hij las een stapel papieren en maakte aantekeningen. Hoezo hadden ze een heel document over haar?

“Jullie kunnen toch niet geloven dat ik de dief ben?” Julia leunde voorover. Ze hadden haar zwarte hoed afgepakt. Onacceptabel! “Ik heb Frans geleidt naar de plek van de misdaad. Waarom zou ik dat doen?”

“Om jezelf minder verdacht te maken? Omdat je wist dat het niks zou uitmaken? Om hen op het verkeerde spoor te brengen, met je leugens?” Patrak kletste de papieren hard op tafel. “Frans en Floria liggen beide in het ziekenhuis.”

“Wat?”

“Die … mist was giftig en heeft hen erg ziek gemaakt. Maar jij bent helemaal in orde? Jij, die het meest dichtbij was?”

“Ik heb zelf het medicijn genomen tegen mijn Gruisgordijn. Blijkbaar werkt het ook tegen deze … nogal matige variant.” Ze besefte waarom haar Hartslagjager ernaast zat. “Op dezelfde manier heeft onze Bloemendief iets uitgevonden dat mijn gadgets tegenwerkt. Iets om zichzelf onzichtbaar te maken voor mijn—”

“Komt je wel goed uit, hè?”

“Dat komt mij helemaal niet goed uit! Nu kan ik mijn werk niet meer volledig vertrouwen.”

Patrak kreunde en schoof zijn stoel achteruit. “Alsof dat ooit kon. Frans had een duidelijk schot, maar in plaats van munitie, gaf je hem iets dat hem voor schut zette.”

“Het was een foutje. Dat kan toch?” Had ze niet moeten zeggen. Ze wist het al toen de woorden haar mond verlieten.

Een foutje kan toch?” Patrak leunde weer voorover. Zijn forse lichaam ontnam al het licht en dwong haar rug diep in haar leuning. “Jullie Alkimisten spelen met vuur! Jullie maken nog per ongeluk bommen en het maakt jullie niks uit.”

“Nou, nou, nu overdrijft u—”

“Frans had gelijk. Beter dat we jou een tijdje weghouden van de straat.”

“Nee! Ik kan helpen.”

“Helpen? Ben je vergeten waarom we dit verhoor doen?”

Oh ja. Ze dachten dat zij de Bloemendief was, of hielp. Domoren. “Heb je bewijs?”

“Ik stel de vragen. Waarom doe je dit onderzoek? Waarom speel je detective, Julia?”

“Het geld. Tienduizend goudstukken is een fortuin. Ik heb plannen bedacht voor een Zelfvervoerder, zodat ik voorgoed kan wegrijden van jullie lelijke gezichten.”

Patrak gromde en maakte weer een aantekening. “Tienduizend is niks vergeleken met wat de Bloemendief ons kost.”

“Sinds wanneer zijn bloemen meer waard dan goud?”

“Wij verdienen al eeuwenlang al ons geld aan bloemenverkoop. Onze gronden zijn vruchtbaar en de bloemen mooi. Totdat …”

“De Bloemendief—”

“—een stel Alkimisten besloot te knoeien met onze grond. Voor jouw tijd, Julia. Maar de stad was ooit honderd keer zo bloemrijk als nu. De Bloemendief is slechts de laatste druppel.” Patrak tikte zijn vingers met scheef afgeknipte nagels op tafel. “Waar krijg je jouw grondstoffen?”

“Ik koop ze netjes. Van het geld van detectivezaken die ik oplos. Sommige dingen zijn natuurlijk gratis, zoals stenen en modder.” Ze leunde voorover en probeerde een onschuldige kinderblik op te zetten. “Ik ben niet jullie dief. Ik kan jullie nu meenemen naar mijn kelder. Mijn Spoorzoekkaart zal laten zien waar de dief schuilt!”

Patrak schudde zijn hoofd. “Jij gaat nergens heen, neem de kaart maar hiernaartoe.”

“U wilt … dat ik een stuk muur uitsnijdt en meeneem?”

De hoofdofficier stond op uit zijn stoel. Een berg vuil stortte naar beneden en de stoel klapte terug alsof het blij was van het gewicht te zijn verlost. “Prima. We bezoeken jouw lab, dan kunnen we het meteen grondig doorzoeken.”

In ketens werd Julia meegesleurd naar haar eigen kelder. Ze moest vertellen waar het was. Frans had het dus nooit verklapt aan zijn baas, wat ze allang had verwacht. Ze begreep niks meer van hem. Als hij maar niet ernstig ziek was dankzij die imitatie van haar Gruisgordijn.

Onderweg passeerden ze de hoofdstraat en het plein. Ballidans kraam was voor de helft leeggeroofd. Hij tierde tegenover zijn zoon Erdan over gefaalde beveiliging en zinloze gadgets. Het gaf Julia hoop dat de Bloemendief nog steeds vele gemarkeerde bloemen bezat.

Regalia’s Rozen was onaangetast. Er stonden al extra bewakers voor vanavond. Regalia zelf was druk in gesprek met agenten en hoopte alle bloemen te verkopen voordat de dag voorbij was. Met haar kleine lichaam en kleurrijke jurkjes leek ze wel een klein meisje dat in haar pyjama naar buiten was gerend. En daarom droeg Julia dus altijd een zwarte strakke outfit.

Patrak duwde haar naar binnen. Ze viel bijna van het houten trappetje, recht in de armen van—Frans?

“Wat doe jij hier?”

Hij bloosde. “Ik, eh, ik was net ontslagen uit het ziekenhuis. Ik heb gisteravond misschien te snel —”

“Je had moeten rapporteren bij het station, jongen.” Patrak duwde hem opzij. “Is dat de kaart?”

Hij liep naar de plattegrond en de rode puntjes.

Eén rood puntje.

Waar was de tweede? Waar was de rest? Julia’s ogen gleden over de kaart, naar elke uithoek, maar er was maar één grote rode punt.

Natuurlijk. Als deze dief haar gadgets kon tegenwerken, had hij vast een manier gevonden om het Spoorzoeken tegen te werken. Maar ze had het pas net uitgevonden! En zij begreep het niet eens!

Ze stonden voor een formidabele tegenstander. Een legendarische Alkimist, dat moest wel.

“Het ziet ernaar uit,” zei Patrak langzaam, “dat onze reis hiernaartoe voor niks was.”

“Ik … ik … geef me nog een kans. Laat me alle bloemen markeren. Laat me iets anders uitvinden om te helpen.”

“Ha! Dacht je dat we daar intrapten?”

Ze keek opzij. Frans stond er onhandig bij, krassend aan de delen van zijn huid die de mist had aangetast. Hij leek zich te schamen dat hij hier was. Had hij aan haar kaart gezeten?

De Kijkdoos! “Ik heb een foto van de Bloemendief! In mijn Kijkdoos, die … die … waar is die?”

“Je bedoelt deze?” Patrak voelde in de diepe zakken van zijn lange zwarte jas, en haalde haar kostbare Kijkdoos omhoog. Een vierkant voorwerp met een ronde lens voorin, groot als zijn hand.

“Ik weet hoe je foto’s ontwikkelt,” zei Frans zacht. Patrak overhandigde de gadget.

Hij liet hem “per ongeluk” vallen.

De gadget knalde in vijf stukken over de koude vloer. De glimmende vloeistof binnenin verdampte meteen, alsof de grond kokend heet was. Honderden goudstukken foetsie.

Julia liep rood aan. Patrak riep naar de agenten die buiten de kelder wachtten. “Haal deze hele plek overhoop. Vind me iets verdachts.”

“Laat me gaan. Jullie hebben geen bewijs.” Ze werd alweer meegetrokken.

Patrak sprak fluisterend, alleen voor haar. “Je bent een Alkimist. Ik kan je opsluiten voor honderden misdaden.”

Nu was het genoeg geweest.

Ze gromde en gooide haar hele gewicht in de handboeien. Patrak was te zwaar om voorover te trekken, dus hij bleef staan, terwijl zij over zijn buik omhoogliep. Hij moest loslaten. Julia viel hard tegen de grond, maar rolde meteen door.

Patrak greep naar haar. Ze schopte een tafelpoot weg, waardoor het blad schuin viel en ze erachter kon schuilen. Zijn knokkels knalden tegen het hout met een vreselijk geluid. De buizen die op de tafel stonden, kantelden en gooiden hun inhoud naar de grond. Paarse, groene en rode vloeistoffen mengden met elkaar, sissend en bubbelend.

“Grijp haar dan!” Frans bleef staan. Zijn ogen schoten heen en weer tussen Julia en zijn baas.

Julia rolde door onder de volgende tafel, terwijl Patrak over het eerste obstakel klom. Zijn agenten stroomden de kelder in. Ze moest van haar handboeien afkomen. Waar was haar experiment met de Laser?

Twee tafels verderop. Ze schopte wild de eerste agent van haar af, maar gebruikte zijn benen om zich af te zetten. De gladde tegels gleden haar naar haar doelwit. Haar vuisten sloegen van onderen op het tafelblad, drie keer, totdat de spullen erbovenop begonnen te rollen.

Een zwart apparaatje in de vorm van een zwaard, gevuld met rode vloeistof, viel in haar hand. Ze drukte op de knop aan de zijkant. Een rode laserstraal, niet langer dan haar onderarm, sneed haar handboeien feilloos door.

“Ze is een crimineel! Een heks! Levensgevaarlijk!” Patrak en de agenten sloten haar in. Frans had nog steeds niks gedaan. Steeds meer vloeistoffen mengden zich over haar keldervloer, totdat het een glimmende drab werd in alle kleuren, die steeds agressiever bubbelde.

Julia wist zéker niet alles van Alkimi. Maar ze wist wél zeker dat dit niet goed ging.

Patrak trok gefrustreerd zijn pistool en richtte op Julia.

Frans kwam in beweging.

Terwijl Julia naar de uitgang rende, sloeg Frans zijn baas tegen de grond en maakte een opening. De andere agenten grepen mis, maar eentje sloeg de Laser uit haar handen.

Het rode licht scheen op de vloeistof, die nu de kelder tot zwembad had gemaakt, en verhitte het razendsnel. Julia en Frans stonden al buiten. De rest haastte zich ook naar de uitgang.

Ze schreeuwde in het rond. “De kelder gaat—”

Exploderen.

Hoofdstuk 5

Misschien hadden ze gelijk. Julia bekeek de chaos van een afstand, zittend op het hoge dak van een supermarkt. Meerdere huizen rondom haar laboratorium waren afgebrand, net als het bloemenveld erachter. De meeste mensen waren veilig naar buiten gekomen. Maar met haar Geluidsgolvers hoorde ze dat één agent in het ziekenhuis lag, in levensgevaar.

Patrak gaf een nieuw bevel. Doorzoek alle huizen en arresteer alle Alkimisten. De agenten werden opgedeeld in groepjes en zoemden als wespen door de stad. Nee, als wolven, op zoek naar hun prooi.

Ze had moeten weten dat het mis kon gaan. Als het nu niet was gebeurd, dan misschien over een week, of een maand. Maar hoe kon ze het weten? Ze wisten bijna niks van Alkimi, omdat het verboden was om het openlijk te bespreken. De politie had elk moment kunnen stoppen met vragen om haar speciale pistolen—maar ze bleven vragen.

Julia had lang moeten rennen en vluchten. Daarna had ze lang toegekeken, zenuwachtig spelend met haar zwarte hoed. Zonder te slapen had ze de volgende avond gehaald.

De ladder naar het dak kletterde. Even later klom Frans naast haar, terwijl de eerste Lichtlantaarns onder hen flikkerden en aangingen. Dit was eigenlijk een perfecte plek om de Bloemendief in actie te zien. Maar als diegene kon verdedigen tegen haar gadgets, kon die zich misschien wel onzichtbaar maken, of iets nog sterkers.

Frans fluisterde. “Ze gaan niet opgeven tot ze je vinden, Julia.”

“En jou?”

“En mij. Patrak herinnert wat ik deed.”

“En dan?”

“Levenslang voor jou.” Julia’s mond viel open en haar hoed rolde over de grond. “Net zoals toen.”

“Toen?”

Frans fronste. “De vorige keer dat een Alkimist een gebouw opblies, per ongeluk of niet. Van een of andere rijke zakenman, die daarna alles kwijt was dat hij had gespaard.”

Hij schuifelde vooruit. Ze wilden het allebei niet missen als de Bloemendief wél ineens de straten bewandelde. “Ze pakten een vrouw op, rond de dertig, een boerin die in haar vrije tijd wel eens experimenteerde. Alle agenten wisten dat ze de verkeerde hadden. Maar Patrak wilde een Alkimist in de gevangenis zien, dus …”

“Het gaat niks uitmaken, of wel?” zei Julia zacht.

“Wat?”

“Ik zou de zaak kunnen oplossen. Ik zou Patrak de Bloemendief kunnen geven die al vijf jaar onze schatkist leegmaakt. En hij zou me nog steeds een heks noemen en opsluiten.”

Frans bleef stil. Julia’s ogen gingen weer naar de verkoolde huizen, als skeletten die probeerden op te staan uit bergen as, waar nog enkele vuurtjes brandden. “En hij zou gelijk hebben,” voegde ze fluisterend toe.

Ze stond op en racete van de ladder omlaag. Ze ging haarzelf aangeven. De Alkimisten waren een plaag en ze zou toch nooit meer een beloning krijgen van Patrak.

Frans greep haar hand en keek bang omlaag. “Volgens mij ben je iets doms van plan.”

“Wat is het met jou?” Julia hing aan de ladder, halverwege de grond en het dak. Nachtelijke windvlagen lieten haar zwarte jas flapperen. “Eerst arresteren. Dan weer niet. Dan weer wel. Dan weer—”

Agenten liepen door het steegje onder haar. Ze trokken een Alkimist hardhandig mee. Uit het niets schopten ze een deur open, eentje die Julia niet eens had gezien. Rode walmen kwamen als eerste naar buiten, even later de verdwaasde Alkimist die ze zochten.

Ze hield haar adem in en smeekte dat de agenten niet omhoog zouden kijken. Wilde ze nou echt haarzelf aangeven? Ze zouden haar verschrikkelijk behandelen. Doodsbang. Dat voelde ze alsze aan Patrak dacht. Haar lichaam trilde van de kou en ze moest bijna hoesten van de rode walmen die opstegen. Een agent schreeuwde iets.

Ze renden allemaal het steegje uit.

“Hoe weten ze waar alle Alkimisten zijn?” vroeg ze zacht. “Ze weten precies waar …”

“Alsjeblieft, Julia, klim eerst naar veilige grond.” Julia koos ervoor omlaag te gaan. Frans moest haar volgen, waarbij zijn lompe lichaam meer lawaai maakte dan ze wilde. Eenmaal in het steegje, was de wereld al pikkedonker.

“Ze hebben een gadget,” fluisterde Frans. “Alkimisten laten constant sporen achter, op zichzelf, op hun werkplekken. Dit gadget kan die opsporen. Patrak weet al jarenlang precies waar ze allemaal zitten. En het zijn er duizenden. Het is een wonder dat er niet meer explosies zijn geweest.”

“Omdat,” zei Julia met samengeperste tanden, “we er niet op uit zijn om dingen fout te laten gaan. We willen goed doen!”

“Intentie maakt niet uit,” zei Frans op vlakke toon, alsof hij een boek voorlas. “Je hebt verantwoordelijkheid voor de gevolgen.”

Julia prikte haar vinger hard in zijn schouder, nog pijnlijk van gisteravond. “De politie gebruikt gadgets voor alles! Ik stop als zij eerst stoppen!”

Ze deed haar Geluidsgolver uit. Alle gadgets die ze droeg, smeet ze in een vuilniston in de buurt. Het voelde naakt. Voor het eerst in jaren had ze alleen haar kleding aan, alleen een paar laagjes stof, en dat was het. Ze schaamde zich bijna, hoewel Frans het verschil vast niet zag.

Ze had geen voordeel meer bij haar speurwerk. Maar ze kon ook niet makkelijk worden gevonden.

Voetstappen. Weer die lichte, razendsnelle stapjes. Ze pakte onbewust Frans hand. Ze liet meteen los en rende in de richting van het geluid. Het kwam van het plein, maar die plek was té zichtbaar. Agenten liepen overal, sommige als bewakers, sommige als Alkimistenjagers. Julia bleef hangen in de schaduwen en kon niet verder lopen.

Erdan stond voor Ballidans winkel. Alsof die dunne jongen een goede bewaker zou zijn. Maar hij nam zijn taak erg serieus en had—ja hoor, hij had ook een wapen gekregen.

Van Floria was weinig meer te stelen.

De kaart van de stad zat goed in Julia’s hoofd, zeker nadat ze hem moest tekenen op haar muur. Ze dacht na over de richting van het geluid.

Tja, er was maar één optie. Regalia’s Rozen.

Met Frans op haar hielen, probeerde ze de achterkant van het gebouw te bereiken. Haar winkel was tegelijkertijd haar huis. Ze stond bekend om haar gigantische achtertuin, waar ze alle bloemen groeide die ze verkocht.

“Snel, doe je uniform weer aan!” Frans had zich gekleed in een doodnormale broek en vest, om niet op te vallen. Hij zag er beter uit zo, vond Julia. Uit zijn tas haalde hij zijn oude uniform en veranderde voor haar ogen in een strenge agent.

De poort naar haar achtertuin stond … open?

De agenten die het moesten bewaken waren weg.

Frans rende naar binnen, over het slingerende grindpad dat haar tuin doorkruiste. In het donker was niet eens te zien of er wel bloemen stonden.

Ze hoorde de voetstappen van de Bloemendief nog steeds, maar wist niet meer uit welke richting. Het galmde in de tuin. Hun snelle voetstappen over het grindpad kwamen twee keer zo hard terug. De dief kon wachten achter het volgende bosje, of—

De deur van het huis zwaaide open.

Frans en Julia keken in de loop van een geweer.

Hoofdstuk 6

Frans en Julia drukten hun kont in een chique sofa, hun hartslag nog altijd op hol geslagen.

“Een vreemd moment voor een politieonderzoek,” zei Regalia. Ze bereidde thee, maar het geweer bleef dichtbij.

“We waren toch in de buurt,” mompelde Frans. Alsof dát overtuigend was. Toen Regalia de open poort zag, was ze meteen naar buiten gerend om te controleren of haar bloemen waren gestolen. Alles was er nog. Niet één bloem miste, en dat wist ze blijkbaar uit haar hoofd. De poort werd gesloten en alle beveiliging aangezet. Frans maakte een rondje door het huis en de tuin om te controleren op indringers. Geen gevonden.

“Is het niet vreemd,” zei Julia met meer overtuiging, “dat uw bloemen nooit worden gestolen?”

Regalia plaatste het dienblad hard op de koffietafel. “Gaan we weer. De hele stad houdt van mijn bloemen. En mijn charme! De Bloemendief wil niet stelen van mij.”

“Dus waarom stond de poort open?”

Regalia wuifde het weg. “Die poort werkt op een uitvinding van Alkimisten. Compleet onbetrouwbaar en oplichterij, zoals we nu natuurlijk weten.”

Julia beet op haar tong. Frans zei snel: “Hoe komt u aan de bloemen?”

Ze fronste en dronk eerst haar thee. “Je hebt de tuin toch gezien?”

“Maar ook een tuin moet ergens beginnen,” zei Julia. “Bij zaadjes of stekjes.”

“Sorry, meid, maar werk jij ook bij de politie?”

“Ja. Ik ben hun hoofddetective en Frans betaalt dadelijk voor uw ogen mijn hoge salaris uit.”

Frans gromde. “U geeft geen antwoord.”

“Ik ben hoofdleverancier van bloemen!” zei Regalia als een klein kind die haar speelgoed niet kreeg. “Ik verdien bijna alle goudstukken voor deze stad. Als bedankje—wel het minste dat ze kunnen doen—sponsort Patrak mij al sinds het begin. Patrak zou er goed aan doen om te herinneren wat ik voor deze stad beteken.”

Ze pufte. “Vraag eens aan die Ballidan en die Floria waar hun bloemen vandaan komen! Zo’n achtertuin als mij hebben ze niet hoor.”

Julia zuchtte. Dat was dus een dood spoor. Patrak maakte zichzelf problematisch verdacht, maar had geen enkel motief. Hij wilde zoveel mogelijk bloemen verkopen, dus stelen van zijn eigen portemonnee leek idioot. “Kan u nog iets anders vertellen? We hadden de Bloemendief gesignaleerd rond uw huis. Iets gezien? Iets gehoord?”

Regalia schudde haar hoofd en schonk nog meer thee in, maar pauzeerde halverwege. “Er is wel iets …”

Frans en Julia leunden naar voren. Regalia deed hetzelfde, alsof ze flink wilde roddelen, waardoor ze een plens thee over het dienblad gooide. “Ballidans schoorsteen rookt op rare momenten.”

Frans rolde zijn ogen. “Misschien kookt hij op een raar tijdstip, of—”

“En de rook heeft rare kleuren.”

Frans en Julia waren al opgestaan, bijna afgeschoten uit de verende sofa. Ze wilden wegrennen, maar Regalia pakte haar pols. “Ik ben de laatste die een Alkimist zou willen verraden. Maar ik wil de Bloemendief gepakt, net als jullie. Wees verstandig met deze informatie.”

“Vergeef mij, mevrouw,” zei Julia zo beheerst mogelijk. Frans stond al in de deuropening. “Maar net vervloekte u nog alle Alkimisten.”

Ze duwde hen de deur uit. “Ik laat jullie weten als er iets gestolen is, oké?”

Verbaasd liepen ze door haar voordeur naar buiten. Daardoor was Julia vergeten dat hier bewakers op de wacht stonden. Ze trok haar zwarte hoed ver over haar gezicht, terwijl Frans zich zo breed mogelijk maakte.

Hij groette iedereen met een glimlach en mompelde steeds opnieuw het woord “politieonderzoek”. Julia zag hun wantrouwende blikken. Een bewaker contacteerde meteen Regalia met zijn Fluisterdoos, die godzijdank hun verhaal bevestigde. Terwijl hun ogen in haar rug brandden, maakte Julia de gevaarlijke oversteek naar de overkant van het plein. Naar Ballidans Bloemen.

De klok sloeg middernacht.

“Ik geloof niet dat Patrak haar sponsort,” zei Frans met trillende stem. “Hij zou niemand een goudstuk geven, tenzij hij er zelf direct beter van werd.”

Ze versnelden hun pas. Nieuwe groepen agenten kwamen het plein op.

Tien hartslagen later was Julia dolblij met de veiligheid van schaduwen en afgelegen steegjes. Ze benaderden Ballidans winkel vanaf de zijkant. Erdan stond niet meer op de wacht. Was hij aangevallen? Was de Bloemendief toch eerst hierlangs geweest?

Hier stond de deur óók open. Julia kreeg een naar onderbuikgevoel. Waren ze te laat?

Ze stapten naar binnen. Gesnurk klonk. Het huis lag vol met bloemen; in vazen, afgesneden, gedroogd en aan de muur geplakt.

Julia bekeek ze allemaal van dichtbij, maar ze vond alleen bloemensoorten die Ballidan zelf verkocht. Het gesnurk hield op.

Ballidan lag op de bank en opende razendsnel zijn ogen, het enige lichtpuntje in de donkere kamer. Hij sprong van de bank en greep een knuppel die tegen de leuning lag.

Frans stak zijn hand omhoog. “Wij zijn van de politie. Uw deur stond open.”

“Die daar niet. Die daar is een heks die vijftig van m’n bloemen heeft verpest.”

“Het spijt me, oké?” zei Julia. “Maar we hadden een kans de Bloemendief te pakken!”

“Nog steeds,” zei Frans. “Daarom zijn we hier.”

Ballidan trok aan een touwtje en tientallen lampen gingen aan, in verschillende kleuren. De kamer zag er prachtig uit, zeker met de bloemen erbij. Julia’s mond viel open. Hij moest wel Alkimist zijn. Behoorlijk goed, ook.

Hij nam plaats in een dure, luxe stoel en zat perfect rechtop, nog altijd in zijn nette pak alsof hij een zakenman—

Julia deed haar hoed af. “Die explosie, jaren geleden. Die zakenman die alles kwijtraakte. Dat was u?”

Ballidan pulkte aan zijn snor en keek weg. “Miljoenen goudstukken. Voorwerpen die me dierbaar waren. In één klap weg, vanwege een Alkimist die speelde met vuur! En de vrouw die ze oppakten—iedereen wist dat ie het niet had gedaan. Daar was ze te goed voor.”

“Je kende haar?” Julia wilde dichterbij komen en haar notitieblok pakken. Maar het eerste durfde ze niet en de tweede lag ergens in een vuilniston.

“Natuurlijk. Zij werkte samen met Regalia. Ze had iets uitgevonden, een gadget of vloeistof, die d’r tuin véél sneller liet groeien. Daardoor werd zij de meest succesvolle bloemiste van de stad.” Ballidan schudde zijn hoofd. “Maar ’t vernielde ook de grond rondom de stad, waardoor nauwelijks meer wilde bloemen groeien.”

Dus Patrak sponsorde haar helemaal niet. Misschien bedreigde hij haar wel: als ze niet meewerkte, zou ze in de gevangenis belanden op een valse beschuldiging, net als haar vriendin.

“En toen besloot u bloemist te worden? Na vijf jaar lang de Bloemendief?” vroeg Frans voorzichtig.

Ballidan keek op. “Ik was alles kwijt. Ik moest terugkomen uit pensioen en ergens geld verdienen. Nou, ik woon in Bloemenburcht, dus …”

Julia hield het niet meer. “Bent u nou een Alkimist of niet? Ja toch? Waarom bent u dan zo gemeen—”

“Ik ben geen Alkimist, meissie!”

Frans kwam tussenbeide. “Waar haalt u uw bloemen vandaan?”

“M’n zoon. Hij haalt ze van velden buiten het territorium van de stad. Hij overtuigde me ook, met véél moeite, om deze bloemenzaak te beginnen. Ik was liever een bank begonnen of—”

Julia zei het terwijl ze het dacht. “Uw zoon is Alkimist.”

Ballidan stond op, de knuppel dreigend voor hem. “Alleen de veilige soort! Als jullie iets hierover zeggen, meissie en jochie, dan—”

Hij had zo’n interesse in haar gadget. Hij had zijn vader overgehaald. Hij was die eerste avond teruggekeerd naar huis, daarom was het tweede stipje weg. Hij had een gadget gemaakt dat hem onvindbaar maakte.

En nu stond hij al een tijdje niet meer “op wacht”.

Ze keek naar Frans en trok haar wenkbrauw op. “Klaar voor actie?”

Een alarm ging af. Iemand krijste over het hele plein. Regalia.

“ER IS IETS GESTOLEN!”

Hoofdstuk 7

De agenten jaagden op spoken. Allemaal zagen ze op andere plekken schaduwen, schimmen, dieven. Julia wist dat het zinloos was. Ze moesten Erdans schuilplaats hebben, de plek waar hij alle bloemen opsloeg.

Ze vonden snel Ballidans zolder. Hier had Erdan een klein laboratorium, niets meer dan enkele buisjes en papieren vol notities. Ballidan was zo verbaasd over de onthulling dat hij niet meer in beweging was gekomen.

Ze rommelden gehaast door de notities. Het alarm bleef afgaan. Agenten renden Ballidans huis in en vroegen of hier ook was gestolen.

Frans trok een papier omhoog. “Een route. Een adres.”

Aan de rand van de stad. Julia herinnerde haar Spoorzoekkaart. Ze had daar veel huizen aan de rand van de stad getekend, waarvan ze niet begreep wat ze deden, want er woonde niemand. Dit moest het zijn.

Agenten kwamen de trap op naar de zolder. Julia duwde de ramen open. Frisse nachtwind sloeg in haar gezicht. De val was meerdere meters en ze wenste dat ze haar gadgets nog had.

De zolderdeur opende piepend. “Hé! Jullie!”

Julia klom naar buiten, Frans achter haar aan. Dan moesten ze maar over de daken. Nu ze wist waarheen ze moesten, kon ze de Bloemendief vinden. Een kleine gestalte die door donkere steegjes de rand van de stad zocht.

Frans gleed uit. Julia greep uit alle macht een schoorsteen en klemde zijn pols. Waarom was hij zo zwaar? Hij krabbelde terug op het dak. Ze moesten tempo maken, voordat Erdan misschien iets doorhad en vluchtte.

Voordat de andere agent op het dak hen te pakken kreeg.

Julia zette alle angst uit, wat veel te makkelijk ging, en sprong van dak tot dak. Frans was voorzichtiger en hield haar op. “Ga,” fluisterde hij. Hij overhandigde zijn pistool. “Ik kom eraan.”

Ze slikte, knikte, en sprong door. Erdan moest sluipen en in schaduwen blijven. Julia kon razendsnel naar de rand van Bloemenburcht, in een rechte lijn over daken, en haalde hem in.

Achter haar klonk gegrom. Een gevecht. Frans en de agent. Het geschreeuw van zoekende agenten was hoorbaar door de hele stad, maar het zou lang duren voordat ze de schuilplek vonden.

Ze had hem bereikt. Een luik op het dak klapte open en liet haar binnen.

Nog voordat ze van de ladder was, baadde ze in licht. De hele ruimte leek wel een zomerse dag, verlicht met tientallen lampen, en bloemen die groeiden op de grond, muren, tafels, en een tuintje in het midden.

Bloemen zoals ze op de wilde velden groeiden. Bloemen zoals Floria, Regalia en Ballidan ze verkochten. Gestolen bloemen.

Julia liep rondom de tafels. De meeste bloemen leken … dood en dor. Verfrommeld en … uitgeknepen.

Dat was het! Het sap van de bloemen bubbelde in grote doorzichtige ketels, terwijl andere machines de geplukte bladeren fijn persten.

De deur zwaaide open; Julia verstopte erachter. Erdan dumpte een nieuwe lading bloemen in de tuin. Zodra hij ver weg was, duwde ze de deur dicht—in het slot.

“Als dat onze Bloemendief niet is,” zei ze, pistool gericht. Erdan draaide op zijn hiel, vloekte, en deed zijn handen omhoog.

“Je bent alleen, of niet?” zei hij na een stilte.

“Nog wel. Niet lang meer.” Ze liep vooruit. Erdan voelde achter hem op de tafel, maar daar lag geen gadget. “Wat doe je met de bloemen? Waarvoor riskeer je alles?”

“Voor … voor jou.”

“Voor mij?”

“Voor alle Alkimisten!” Erdan liep verder achteruit, naar een andere tafel. Die had wel gadgets. Julia had dit beter moeten voorbereiden. Dat dacht ze bij elke zaak opnieuw. “Ik heb een manier gevonden, Julia. Een manier om van bloemen een stofje te maken dat ik Dekmantel noem. Een stofje dat Alkimi verbergt voor Patrak en vrienden.”

“Verbergt?” Dáárom wist de politie niet van zijn bestaan. Hun gadget om Alkimisten op te sporen kon hem nooit vinden. Vanwege zijn uitvinding Dekmantel, gemaakt van plantensap.

“We zouden eindelijk met rust worden gelaten. Ik ben klaar met bang zijn. Met worden achtervolgd.”

Tienduizend goudstukken. Nooit meer zorgen over geld. Ze hoefde hem alleen maar te arresteren. Of zou Patrak haar de beloning alsnog ontzeggen?

Frans klom door het dakluik en plofte naast haar. Erdan trok razendsnel een gadget dat pijlen afvuurde. Frans bukte en schoot de gadget met precisie uit zijn handen.

“Ik arresteer hem, Julia. Mij zullen ze de beloning betalen. Ik zweer dat ik het goud aan jou zal geven.”

Ze wist niet of ze Frans kon vertrouwen. Haar hoofd stond op barsten, terwijl Frans de Bloemendief steeds verder insloot.

“Het begon met wilde bloemen,” zei Erdan. “Maar die waren steeds mindere kwaliteit. Dus ik verplaatste naar bloemenwinkels, en beroofde Ballidan als eerste, om niet te worden verdacht. Nu … nu … ik heb genoeg bloemen om alle Alkimisten te verbergen, Julia.”

Erdan wierp plotseling een buisje naar Frans. Die ontweek hem, waarna de gloeiendhete stof ongevaarlijk tegen de muur spatte. Hij zuchtte en deed zijn handen omhoog. Overgave was de enige optie.

Voor Julia was ook maar één optie.

Ze gaf niks om het geld. Ze gaf om de Alkimisten en dat ze niet meer werden opgejaagd en uitgespuugd.

Ze ging haar soortgenoot niet aangeven.

“Het spijt me,” zei Julia zacht. “Frans.”

Een klap tegen het achterhoofd—hij was bewusteloos.

Samen met Erdan brouwde ze razendsnel zoveel mogelijk Dekmantel. Daarbij verbruikten ze alle bloemen die hij had, al het bewijsmateriaal. Met hun gecombineerde kennis en vier handen verliep het proces veel sneller, al werd het alsnog spannend, zeker toen Frans langzaam ontwaakte. Erdans overige spullen werden verplaatst tot buiten de stadsgrenzen.

Tien uur later renden ze met de laatste buisjes uit de ruimte.

Toen agenten de ruimte vonden, was hij leeg en verlaten, behalve een versufte Frans.

Patrak had slechts tien Alkimisten gevangen in zijn heksenjacht. Toen hij later die dag zijn gadget bekeek, gaf die aan dat er plotseling nul Alkimisten in zijn stad woonden.

Erdan wilde niet weg en sloop stiekem terug naar zijn vader. Een andere uitvinding van hem zorgde dat Floria en de agent in levensgevaar konden ontslagen uit het ziekenhuis, gezond en wel.

Julia reisde naar een stad ver weg. Daar zou ze proberen Alkimi legaal te maken, maar wel met strenge regels over veiligheid. En zodra ze daarmee genoeg geld had verdiend, zou ze terugkomen om Bloemenburcht te bevrijden. Dat was het plan, totdat ze een mysterieuze roze brief kreeg van Frans waarin hij, zo dacht ze, de liefde verklaarde …

Het mysterie van de verdwenen bloemen was opgelost. Nieuwe mysteries waren Julia’s leven binnengewandeld—formules en brouwsels die ze misschien nooit zou oplossen.