Header / Cover Image for 'Levenssaga: wat ik leerde van tien verhalen editen'
Header / Cover Image for 'Levenssaga: wat ik leerde van tien verhalen editen'

Levenssaga: wat ik leerde van tien verhalen editen

Onlangs heb ik de tweede cyclus gelanceerd van de Levenssaga. Dat betekent weer 10 nieuwe korte verhalen, die allemaal op zichzelf staan, maar links en rechts verbonden zijn (door verwijzingen of terugkerende personages).

Toen ik begon met de Levenssaga heb ik een structuur met mezelf afgesproken.

  • Elk verhaal heeft precies 10 hoofdstukken
  • Verhalen hebben tussen de 10,000 en 15,000 woorden
  • Elk verhaal moet echt op zichzelf kunnen staan (en het liefst dus één ding doen en niets anders)

Volgers van dit blog weten dat ik een vrij hyperactief brein heb dat altijd te veel wil doen. Deze structuur heb ik dus expres bedacht, inmiddels al zo’n 10 jaar geleden, om mezelf te dwingen dit een beetje in te perken. Ik moet wel kort schrijven, anders heb ik te veel woorden. Ik moet wel dingen versimpelen, anders staat elk verhaal niet meer op zichzelf.

Dus, als ik heel eerlijk ben, heb ik deze keer meer moeite gehad met het editen van de verhalen dan met het daadwerkelijk schrijven van de verhalen. Maar het was ook heel leerzaam, daarom schrijf ik nu dit artikel! Ik zal wat voorbeelden geven van wat niet werkte aan een verhaal, en hoe ik dat probeerde op te lossen.

(Zoals te verwachten, spoilers voor allerlei onderdelen van deze cyclus. Maar voornamelijk verhaal 1 en 4 van cyclus 2; De Keten van Voedsel.)

De Zwemmende Poort

Dit is het eerste verhaal. Het gaat over het eerste moment dat wezens leren om planten te eten. (Waardoor ze efficiënter voedsel binnen kunnen krijgen.)

Ik structureerde het verhaal aan de hand van de zeven levenskenmerken (die zijn vrij essentieel in een project genaamd De Levenssaga, dus ik wilde ze vroeg behandelen). Maar ik vind een spannend verhaal belangrijker dan “educatieve waarde”, dus het hoofdverhaal gaat over iets anders.

In de levenssaga, de godenkinderen zijn door de oppergod verbannen naar deze planeet. Ardus, het oudste godenkind, vindt aan het begin van dit verhaal een poort waarmee ze misschien terug kunnen naar het Hemelpaleis. Die kans wil hij natuurlijk onderzoeken en grijpen. Zo ontdekt hij, gedurende het verhaal, dat de poort langzaam spullen uitspuugt van het Hemelpaleis. Magische voorwerpen van de godenkinderen die ze jarenlang hebben moeten missen.

Tja, dat betekent dus drie verhaallijnen. Geen wonder dat dit verhaal 1,500 woorden te lang werd.

Ik vond het verhaal best duidelijk en gestroomlijnd. Dus waar kon ik woorden winnen? Wat kon ik veranderen?

Het origineel

Ik las de climax terug … en ontdekte dat ik eigenlijk meerdere climaxen achter elkaar had geschreven. Het was best spannend en las fijn weg, maar het was niet essentieel. Het was alleen maar uitstel van executie. Dit is de samenvatting van de originele versie.

  • Ardus vindt de poort. Hij weet dat er dadelijk een héél sterk magisch voorwerp uit moet komen, dus hij probeert die te vangen.
  • Tegelijkertijd probeert hij de rest te overtuigen dat zij ook terug naar huis willen.
  • Terwijl de rest gewoon probeert om hun eerste diersoorten in leven te houden. Het lijkt te lukken: ze groeien en vermenigvuldigen.
  • Het voorwerp wordt uitgespuugd. Ardus grijpt, maar vangt hem niet, dus hij springt erachteraan.
  • Met enige moeite weet hij hem toch te pakken. Hij dreigt alles te vernielen als zijn familie niet met hem meekomt naar huis.
  • De diersoorten sterven nu juist weer uit!
  • Een ander godenkind (de originele eigenaar van dat voorwerp) zegt dat hij het loze dreigementen zijn, want hij kan het voorwerp toch niet besturen.
  • Dus Ardus wisselt naar een nieuwe tactiek: hij dreigt met zijn vuur (hij is God van Vuur) alle dieren te vermoorden als ze niet meegaan door de poort, naar huis.
  • De andere kinderen weigeren. Vader heeft hen verbannen, ze gaan niet naar hem terug.
  • Ardus laat, met tegenzin, alles vallen en accepteert het.
  • Dat gedoe met de diersoorten geeft de laatste doorslag: de godenkinderen beseffen wat ze misten. De dieren moeten planten gaan eten. Met hulp van dat nieuwe voorwerp krijgen ze dit voor elkaar.
  • De poort wordt afgebroken. Einde verhaal.

Dit is ingewikkeld!

Als ik het uitschrijf, in een volledige scene, lijkt zoiets prima te volgen. Maar als ik zo’n lijst maak? Als ik er nog eens kritisch naar kijk, van een afstandje? Chaos. Deze hele climax kost twee hele hoofdstukken, terwijl er constant iets nieuws gebeurt.

Het is vooral compleet onnodig.

De nieuwe versie

Wat is er écht belangrijk?

  • Ardus moet één keer dreigen. Eén keer de lezer bang maken dat hij het echt zou doen. De anderen moeten hem één keer duidelijk afslaan, en dat is dat.
  • De diersoorten moeten al die tijd sterven, of in ieder geval achteruit gaan. (Niet dat getouwtrek tussen “het gaat goed!”, “het gaat slecht!”, “het gaat goed!”, …)
  • Zodat we meer tijd hebben om het besef op te zetten dat ze planten moeten gaan eten om meer energie te krijgen.
  • (Dit kan ik verbinden met de poort die wordt afgebroken. Ze realiseren dat de poort wordt gevoed door hun verlangen naar huis. Als dat verlangen wegvalt, breekt de poort af. Aha! Eureka! Onze dieren hebben ook goede voeding nodig!)

En als je er zo naar kijkt, kan je die 1,500 woorden winnen door de hele climax te versimpelen.

  • Ardus vindt de poort, grijpt het Hemelvoorwerp, dreigt alles te vernielen.
  • De andere godenkinderen werken hem tegen, totdat hij beseft dat het zinloos is als zijn familie niet mee wil naar huis.
  • Nu hun verlangen naar thuis is weggevallen, verliest de poort voeding. Hij breekt af.
  • Zo realiseren de godenkinderen dat hun diersoorten betere voeding nodig hebben.
  • Met dank aan dat nieuwe Hemelvoorwerp, krijgen ze dit voor elkaar: dieren die planten eten.

Ah, zoveel simpeler. Het is nog sterker en logischer ook.

Hiervan leerde ik dat ik voortaan zo’n lijst moet maken. Als ik denk dat een scene misschien te ingewikkeld is, schrijf ik hem uit in losse punten. Als ik dan een ongelofelijk lange ingewikkelde lijst krijg, weet ik dat ik moet versimpelen.

De Agrilaren

Dit is het vierde verhaal. Het gaat vooral over de ontdekking van agricultuur: het besef dat je zaadjes in de grond kan stoppen, cultiveren, en zo een (minder risicovolle) voedselvoorraad kan regelen.

Het originele verhaal was zo’n 1,000 woorden te lang. Het had eigenlijk hetzelfde probleem als het vorige verhaal: de climax was te lang, omdat het meerdere climaxen probeerde te zijn.

Dit verhaal is tijdens een oorlog tussen twee kanten. We volgen een paard (Quili) dat voor geen meter kan vechten, dus ze heeft de taak gekregen om voedsel te regelen. Niet geheel verrassend, is zij ervan overtuigd dat ze zaadjes moet planten en een tuin aanleggen. Ook heeft ze een vriendin (Epoh) die dat een belachelijk idee vindt, maar aan het einde van het verhaal komt ze tot inzicht en helpt alsnog.

Het origineel

Dit was de originele “climax”.

  • (Vlak vóór de climax, ontdekt Epoh dat de tegenstander ook een tuintje is gaan groeien, en succesvol ook. Dat tuintje heeft zowel eten als medicijnen tegen gif. Dit komt omdat zij zo’n Hemelvoorwerp hebben dat de groei van planten versneld, al beseffen ze dat nog niet op dit moment.)
  • De twee legers botsen met elkaar. Ze vechten even. Maar het andere leger heeft een valstrik gelegd, waardoor Quili’s leger geen andere optie ziet dan terugtrekken/vluchten.
  • Daardoor verplaatst het gevecht naar hun eigen kamp, waar Quili’s tuintje staat.
  • Ze probeert uit alle macht haar tuintje te verdedigen, maar hij wordt platgestampt en verwoest in het gevecht.
  • Tussen de laatste stengels kruipt ook nog een gifslang.
  • De gifslang bijt Epoh.
  • Alle hoop lijkt verloren. Epoh vergiftigd, Quili’s tuin verwoest, haar leger in ondertal.
  • Maar plotseling geeft de vijand op en rent zelf weg.
  • Epoh onthult die informatie over dat tuintje. Dus Quili (en alle andere planteneters) lopen naar het verlaten kamp van de tegenstander en eten zich vol aan dat tuintje. (Bovendien redden die medicijnen dus Epohs leven.)
  • Quili en Epoh hebben nu wel geleerd hoe het moet, dus zij worden aangesteld om agricultuur te regelen vanaf nu.
  • Einde verhaal (grotendeels).

Zie jij wat ik zie? Waarom heb ik twee losse gevechten? Waar komt die gifslang ineens vandaan? Waarom het hele verhaal Quili een tuintje laten groeien, om die vervolgens te vernielen?

Nogmaals, uitgeschreven als een heel hoofdstuk is dit best te volgen en best spannend. Veel actie. Veel onverwachte wendingen. Als Quili’s tuintje wordt vernield, voelt het (hopelijk) voor de lezer alsof ze zwaar hebben verloren.

Maar eigenlijk schiet ik mezelf hier in de voet.

De nieuwe versie

Het is heel onbevredigend als je Quili negen hoofdstukken lang hebt gevolgd met haar tuintje—uitvogelen hoe het werkt, steeds meer zaadjes verzamelen—voor helemaal niks. Dit is de lezer verrassen om geen andere reden dan dat je de lezer wilt verrassen. Het voelt niet goed. Ik heb beloofd dat Quili dat tuintje in orde krijgt, en ik lever niet op die belofte.

Op dezelfde manier is het niet “spannend” als Epoh wordt vergiftigd, maar letterlijk 5 paragrafen later geeft ze al de oplossing: die medicijnen uit de andere tuin. Dan is het een behoorlijk zinloze gebeurtenis.

Het is veel bevredigender als Quili haar tuintje met succes verdedigd! Als zij het voedsel levert (nadat het gevecht voorbij is), in plaats van dat ze doodleuk naar het kamp van de tegenstander lopen. Het is nog leuker als ze het tuintje samen met Epoh verdedigd, want het hele verhaal lang heb ik hun vriendschap met elkaar getest.

Dus we kunnen de climax versimpelen.

  • Het gevecht verplaatst naar rondom Quili’s tuintje.
  • Zij en Epoh verdedigen hem.
  • Net als het lijkt mis te gaan, vlucht de tegenstander plotseling.
  • Ta da, Quili en Epoh zijn helden, en het probleem van te weinig voedsel is opgelost.
  • Ze hebben agricultuur uitgevonden en mogen dat vanaf nu regelen voor het leger.

Ah, zoveel simpeler. Veel bevredigender, veel passender. We bereiken precies hetzelfde, maar met 1,000 woorden minder.

Hiervan leerde ik iets dat ik eigenlijk al had moeten weten. Het belang van leveren op de belofte die je aan de lezer doet. Als jouw eerste hoofdstuk duidelijk opzet dat “Quili gaat leren een tuintje te groeien”, dan kan je maar beter in het laatste hoofdstuk een trots Quili naast een prachtig tuintje laten zien. Anders voelt het inconsistent, verwarrend, en als je de lezer voor de gek hebt gehouden.

(Mocht je denken: waarom vlucht de vijand plotseling? Is dat niet een willekeurige gebeurtenis die ook onbevredigend is? Nee, dit is goed opgezet gedurende het verhaal. De oplettende lezer weet meteen waarom ze het doen. Anders krijg je het te weten in de epiloog, het stukje erna. In dat geval vind ik het kunnen.)

Conclusie

Alle andere verhalen hadden ook flinke edits, maar niet zo groot als deze. Dit was praktisch twee hele hoofdstukken opnieuw schrijven. En dat is flink voor een verhaal dat überhaupt maar tien hoofdstukken heeft.

Dit was ongelofelijk leerzaam. Misschien helpt het jou ook, om te zien welke fouten ik heb gemaakt en hoe ik dat kon verbeteren.

Ook is het een herinnering dat het eindproduct dat je van mij ziet, niet hetzelfde is als mijn eerste poging :p Verhalen beginnen vaak te ingewikkeld, want je moet nog ter plekke dat idee uit je hoofd op papier krijgen. Dus je zinnen zijn niet zo efficiënt als mogelijk, je ideeën komen maar half uit de verf, en je voegt dingen toe die je achteraf toch niet nodig had.

We hebben ongelofelijk veel boeken en cursussen over leren schrijven. Ik vind dat ze veel te weinig aandacht besteden aan redigeren, want dat is minstens net zo belangrijk. Ik probeer actief beter te worden in dat aspect, want het maakt een wereld van verschil. Een rommelige climax van 2,000 woorden versus een strakke climax in slechts 1,000 woorden. Een verhaal dat bevredigend eindigt versus eentje die de lezer gefrustreerd achterlaat.

Maar het is lastig voor een schrijver om delen uit je eigen verhaal te knippen. Toen ik mijn allereerste verhalen redigeerde, paste ik vaak slechts zinnetjes aan. Alsof 20 korte zinnetjes veranderen, over een heel boek, echt een verschil zou maken :p

Nu ben ik steeds meer in staat om hele stukken eruit te trekken en te vervangen door iets beters. Bij deze verhalen heb ik dus zo’n 25% compleet aangepast in de tweede versie. (Technisch gezien de derde versie of de vierde versie. Ik vind redigeren dermate lastig dat ik het doe “wanneer ik even een uurtje pauze neem van mijn echte werk”.)

Ik zou elke schrijver aanraden om deze vaardigheid ook te oefenen!