In het algemeen zijn er twee soorten schrijvers: plotters en pantsers. De eerste bedenkt van tevoren het hele plot, wat er gebeurt in elk hoofdstuk, en werkt dat plan daarna uit. De tweede begint met iets interessants en improviseert het verhaal ter plekke, tot ze bij het einde zijn.
Ik ben overduidelijk de tweede categorie. En dat betekent dat mijn grootste vijand dezelfde is als die van andere pantsers: revisie. De tweede, derde, vierde versie van een boek. Herschrijven.
Want ja, ik heb het boek nu geschreven, dus ik wéét hoe het eindigt. Ik weet meestal ook precies de veranderingen die ik wil maken. Ik hoef alleen nog, tja, daadwerkelijk die 5,000+ woorden te schrijven.
Daar heb ik dus zo geen zin in :p Ik weet inmiddels uit ervaring hoe cruciaal dit is. “Al het schrijven is herschrijven.” Maar het gaat dus compleet in tussen alles dat mij motiveert om met verhalen bezig te zijn.
En zo ben ik al jarenlang op zoek naar een methode die wél werkt.
In dit artikel leg ik uit dat ik eindelijk iets heb gevonden (denk ik).
Wat deed ik eerst?
Mijn revisieproces was eerst vrij standaard.
- Tijdens het schrijven (of teruglezen) maak ik notities van alles dat me niet aanstaat.
- Vervolgens ga ik door die lijst en probeer elk punt te verbeteren.
Het belangrijke hier is dat ik de edits doe in het originele, gehele manuscript. En dat ik vaak van begin tot eind door het verhaal heen ging om dingen op chronologische volgorde te editen.
Die dingen heb ik nu voornamelijk veranderd.
Wat doe ik nu?
Ik open een nieuw, leeg bestand. Daarin schrijf ik hoofdstukken helemaal opnieuw (maar dan met de verbeteringen doorgevoerd).
Stel ik vind dat Hoofdstuk 3 iets meer actie mag hebben. Vroeger zou ik Hoofdstuk 3 hebben geopend, teruggelezen, en gezocht naar plekken waar ik hier en daar iets kan laten gebeuren.
Het gevolg? Je voegt misschien een paar zinnetjes toe en dat is het. Voor je gevoel heb je niks bereikt—en je had al geen motivatie voor deze revisie.
Maar nu schrijf ik dus het hele hoofdstuk opnieuw, in een leeg bestand. Links op mijn scherm staat het origineel, rechts dat nieuwe bestand.
Ja, minstens 50% van het originele hoofdstuk zal ik simpelweg overtypen. Maar …
- Door met een leeg document te beginnen, voel je veel meer vrijheid om grotere aanpassingen te maken. Ineens zie je dat een zin echt wel weg kan. Of een paragraaf veel korter. Of dat iets eigenlijk niet logisch is en je schrijft er, op intuïtie, nog drie paragrafen tussen.
- En dit voelt meer alsof je het verhaal schrijft (eerste versie, improviserend), in plaats van dat je het edit.
Een kleine voorwaarde is dat je snel moet kunnen typen zonder al te veel fouten. Want ik raad aan om niet te kopiëren. Steeds als ik een stukje wil kopiëren met het idee “hieraan wil ik toch niets veranderen”, dwing ik mezelf om het toch over te typen. En meestal verander ik dan alsnog iets.
Een andere aanpassing
Het belangrijke is ook dat dit niet per se op volgorde gebeurt. Het lijkt logisch: je wilt eerst het begin van het boek editen, want dat zal weer invloed hebben op wat er later in het boek gebeurt.
Maar in de praktijk is het juist onzinnig, heb ik geleerd.
- Als je echt zulke grote aanpassingen maakt (die het einde van je boek ingrijpend veranderen), moet je toch meerdere revisies doen. Dat kan je niet in een paar uurtjes erdoorheen werken.
- Het is praktischer om revisies te doen in fases, op basis van thema of focus.
Wat bedoel ik met dat laatste? Nou, eerst zou ik dus zoiets zeggen als: “verander de keuze van karakter X in hoofdstuk 3 en update daarna alles dat nu tegenstrijdig is/niet meer klopt”
Maar dit is zowel vaag als overweldigend. Het is moeilijk om zo alles te vinden dat hiermee te maken heeft. En misschien pas je later wel iets aan in hoofdstuk 5, waardoor al die veranderingen voor niks waren!
In plaats daarvan focus ik nu op een logische “groep”: een hele verhaallijn, een groep karakters, alles dat gebeurt op één belangrijke plek.
Door de hele groep in één revisie te doen, pas je meteen alles aan dat van belang is. Vervolgens zouden de andere groepen niet of nauwelijks meer aan die veranderingen moeten komen. (Waarbij het dus belangrijk is dat je losse, op zichzelf staande groepen bedenkt.)
En dan hoeft het dus niet op volgorde. Je verzamelt alle hoofdstukken/passages die te maken hebben met de “groep” van je huidige revisie. Je bedenkt van tevoren hoe elke moet veranderen. En dan doe je dat in elke volgorde die je aanstaat.
Alles bij elkaar
Dus dit is mijn huidige revisieproces. En voor mijn gevoel werkt het véél beter dan hiervoor.
- Tijdens het schrijven van de eerste versie houd ik al notities bij van dingen die “beter moeten”. Maar ik pas niet alles meteen aan, want het verhaal moet eerst op papier komen (en ik wil de flow niet stoppen).
- Ik laat het een paar maanden liggen. Dan lees ik het terug en schrijf weer alles op dat me niet aanstaat.
- Ik groepeer deze notities in logische groepen.
- Voor elke groep doe ik een hele nieuwe revisie. (Dus vaak het hele boek, of grote stukken, opnieuw lezen en/of aanpassen.)
- En dat aanpassen gebeurt niet in het document zelf, maar in een leeg document. Delen die ik wil behouden typ ik over, verder schrijf ik het alsof het de eerste versie is.
Dit helpt mij met motivatie. Het idee dat ik weer kan improviseren, dingen bedenken, het verhaal vormgeven. Ook pak ik zo véél meer kansen om dingen in te korten of te verbeteren.
Tegelijkertijd is het minder overweldigend. Tien pagina’s aan notities all over the place demotiveert natuurlijk meteen. Als je het indeelt in 10 groepen, en je doet elke dag één groep (misschien een uur of paar uurtjes werk), is het behapbaar.
Tot zover deze tip. Doe ermee wat je wilt.