Een tijd geleden schreef ik een artikel over een hilarische maar oliedomme fout die ik maakte. Dit was tijdens mijn Cambridge examen: een behoorlijk duur en prestigieus examen waarmee je laat zien het Engels flink goed te beheersen.
Tijdens het onderdeel “Writing” was het eigenlijk de bedoeling dat je van tevoren een boek had kunnen lezen (van een leeslijst) en daar ter plekke een recensie over schreef. Ik, met mijn chaotische creatieve hersenen, vatte de opdracht op als: “bedenk ter plekke een roman op basis van deze ene titel!”
Nou, lang verhaal kort, ik kreeg een dikke F voor deze opdracht. Ook al had ik vijf kantjes vol met oogstrelend Engels met mijn verzonnen verhaal. Want ik had natuurlijk de hele opdracht verkeerd begrepen.
Dit was geen nieuw fenomeen. Ik heb dit mijn hele leven gehad, en nu nog steeds. Als ik een toets of opdracht kreeg, dan begrepen al mijn klasgenoten meteen wat werd bedoeld, terwijl ik vol vragen zat over de tien manieren waarop je de vraag kon interpreteren.
Ik ben niet de enige. Iedereen die wat creatief is aangelegd heeft dit probleem, hoewel misschien niet zo extreem als ik. Waar anderen meteen naar de meest waarschijnlijke aanname springen, kan ik alleen alle opties zien en weet niet welke het is.
Ik las ooit een onderzoek dat uitlegde dat creatieve mensen een dikkere laag grijze massa hadden in de hersenen. Daardoor duurt het langer om een gedachte te verwerken, maar neem je daardoor wel alle associaties mee.
En ik werd hier onlangs aan herinnerd toen mijn broertje over een schoolproject vertelde. (Merk op dat ik inmiddels 25 ben. En al lang en breed van school.)
Hij vertelde dat iedereen een soundtrack moest maken voor een boek dat ze hadden gelezen.
Mijn hoofd? “Oh cool. Dat leerlingen hun eigen liedjes mogen schrijven en opnemen. Weer eens wat anders, had ik vroeger willen doen.”
De echte opdracht? “Zoek bestaande nummers, plaats ze in een playlist, en leg uit waarom je die hebt gekozen.”
Als ik deze opdracht als 15-jarige had gekregen, had ik compleet die verkeerde interpretatie gevolgd :p Ik zou twee weken later mijn CD-tje met een concept album op het bureau van de docent hebben gelegd. (Nah, eerder een USB-stick, zo oud ben ik nou ook weer niet.)
Dan had ik daarna met mijn vrienden erover gekletst. En ik was langzaam steeds stiller geworden naarmate de realisatie indaalde dat je gewoon bestaande nummers moest pakken.
Dit herhaalde zich keer op keer.
Een wiskundetoets vroeg “De winkel verkoopt appels voor 0,50 euro en citroenen voor 1 euro. Jantje heeft 10 euro. Hoeveel kan hij daarvan kopen?”
En ik gooide bijna mijn pen door het lokaal. “Daarvan”? Waarvan? Moet ik ze los uitrekenen? Gezamenlijk? In welke samenstelling? Gaat het om de appels en citroenen, of wil Jantje eigenlijk de winkel kopen?
(Dit is natuurlijk een simpel en extreem voorbeeld. Maar het illustreert hopelijk mijn punt. De meesten zouden waarschijnlijk meteen aannemen dat het antwoord “20 appels en 10 citroenen” is. En verder niet stilstaan bij hoe vaag de vraag is en hoeveel andere opties er zijn.)
Toen ik dit ontdekte, werd ik dus alleen maar onzekerder. Zelfs de simpelste vragen op toetsen lieten bij mij de alarmbellen afgaan. Wat bedoelt de docent? Waarom surveilleert iemand anders en niet de docent zelf, waardoor ik het niet kan vragen? Wat als ik dadelijk een kwartier bezig ben met het verkeerde berekenen?
Ik zou achteraf prima kunnen uitleggen waarom je een vraag op die andere manier kan interpreteren. De meeste leraren zouden mij prima uitlachen en er verder niks mee doen.
Dus ik ging vaak alles opties afdekken. “Als u DIT bedoelt met de vraag, is het antwoord A. Als u DAT bedoelt met de vraag, is het antwoord B.”
Maar dat kost ongelofelijk veel tijd! Ik kwam constant in tijdsnood bij proefwerken/tentamens, ook al was ik technisch gezien allang klaar.
Dus vandaar mijn gedachte dat leraren goed moeten zijn in communiceren. Want dat zijn ze vaak niet.
Hun lessen zitten vol met wollige zinnen waarin je de informatie met een vergrootglas moet zoeken. Hun proefwerken stellen vragen die vijf verschillende dingen kunnen betekenen, mits je er dus ietsje langer over nadenkt.
En ik denk dat daar de kern van het probleem ligt: bij de aannames en het snelle denken. Wij zijn meestal al aan het praten terwijl we nog de gedachte proberen te formuleren in ons hoofd. Wij zitten bomvol aannames en “shortcuts” in de manier waarop we praten, denken en schrijven.
Maar als je voor een klas van 30 compleet verschillende mensen zit, is de kans groot dat jouw manier van communiceren dus compleet de plank misslaat voor driekwart daarvan.
Ik herinner nog mijn eerste weken op de universiteit. Eén van onze docenten, voor een cruciaal basisvak, staat in mijn top drie van beste docenten ooit. Hij sprak duidelijk en met intentie. Hij schreef duidelijk en zonder vaagheid. Ik merkte direct het verschil. Kijk, hier staat een echte docent. Eindelijk hoeft mijn hoofd niet te gokken wat de precieze vraagstelling is.
Dat vak was de moeilijkste materie die ik ooit had gezien … en het vak zelf was makkelijker en fijner dan alles daarvoor.
Ik snap soms niet hoe onze wereld in elkaar steekt. Leraren zijn cruciaal in de levens van iedereen. Maar zoiets simpels als duidelijk communiceren lijkt geen criterium te zijn. (Net zoals een goed salaris geven en werkdruk normaal houden niet op het prioriteitenlijstje staan.) Als mijn hele leven afhangt van de punten die ik krijg voor toetsen, mogen ze ervoor zorgen dat die toetsen duidelijke vragen stellen.
Ik weet zeker dat het heeft meegespeeld in mijn hekel aan het onderwijssysteem. Want ik had het idee alsof alles dat ik moest doen altijd onduidelijk was en niet paste bij mijn manier van denken. Tot het punt dat jij je hele persoonlijkheid, je hele mentale instelling, aanpast om het systeem te kunnen volgen.
Het is een van de vele voorbeelden hoe het onderwijssysteem creativiteit vermoord. Maar het is een probleem dat valt op te lossen binnen het systeem, door kritisch te zijn op hoe leraren communiceren en hen te leren hoe het beter kan.