Veruit het moeilijkste deel van bordspellen, is het lezen en uitleggen van de spelregels. Je hebt een onrustige groep. Ze willen gewoon spelen. Jij snapt het spel zelf maar half, want het is lastig om van een stuk tekst een goede voorstelling te maken van het spel.
De meeste spellengroepen hebben één “speluitlegger”. Ik ben dat bij ons thuis. Dus ik heb dit probleem al sinds ik een klein jochie was en bordspellen wilde spelen ver boven mijn leeftijdscategorie.
Vandaag leg ik uit hoe je de uitleg zo vloeiend mogelijk maakt.
Stap 1: kies het juiste spel
Het grootste deel van het werk zit natuurlijk in het spel zelf. De maker moet het spel simpel houden, de spelregels duidelijk, alles intuïtief.
Hier zit een soort jojo-effect. Vroeger waren spellen ongelofelijk complex en eiste de maker simpelweg dat jij er veel tijd in stak. Toen werden ze steeds simpeler, tot het punt dat spellen met korte YouTube video’s werden uitgelegd. Maar de laatste jaren heb je grote Kickstarters, internationale campagnes, “expert spellen” waar de spelregels weer zichzelf opblazen.
Hoe dan ook, kies een spel waarvan jij denkt (of weet) dat het goed uit te leggen is. Baseer je ook op de groep. Een spel is in vijf minuten uit te leggen aan de ene groep, maar duurt twintig minuten bij de ander.
Hierover kan ik weinig zeggen: dit komt met ervaring en spellenkennis.
Stap 2: niet indekken
Zeg niet “dit is een moeilijk spel” of “dit wordt een lange uitleg”.
Zeg ook niet “joh, het lijkt misschien wat lastig, maar het is supermakkelijk als je het eenmaal speelt”
Schep de verwachting dat het een supergaaf spel is, dat iedereen binnen de kortste keren gaat begrijpen. Skip al die opmerkingen vooraf en doe je best op de uitleg.
Bij sommige groepen helpt het ook om de spelers niet de spelregels of alle componenten te laten zien.
(Het is zó vaak gebeurd dat ik een doos opende en de spelers er nieuwsgierig inkeken. Ze zagen bergen fiches/kaarten/schijfjes en riepen meteen dingen als “wooow dat spel duurt zeker vier uur” en “hebben we dat allemaal nodig?!”)
Ja, het is misleidend, het is mensen beïnvloeden. Maar dat is jammer genoeg wat je nodig hebt om spelers die sprong te laten wagen van “een nieuw spel leren”.
Stap 3: eerste potje is oefenpotje
Het is onmogelijk, compleet onmogelijk, om bij je eerste potje alle regels te kennen, begrijpen en goed uit te voeren.
Dus zeg dit. Zeg het keer op keer, als het moet.
Leg alleen de meest essentiële regels uit, zodat je zo snel mogelijk kunt spelen. Leg de rest uit zodra ze voorkomen of relevant worden. Geef mensen ruim de gelegenheid om vragen te stellen in dit oefenpotje, om misschien geheime informatie te delen of tijdelijk regels te breken om het spel beter te begrijpen.
Als je het vraagt, zeggen de meeste spelers “nee, natuurlijk willen we alle regels vooraf”
Maar dat willen ze niet. Het is te veel, het duurt te lang, en ze kunnen er niks mee.
Want je begrijpt het spel pas als je het één keer speelt. Zie het als LEGO: het bouwen en uitvogelen is soms nog leuker dan daadwerkelijk het spel kant en klaar spelen.
Stap 4: van groot naar klein
Begin met de grote lijnen van het spel en vertel daarna de details.
Spelers zullen je regelmatig onderbreken met “huh, je noemt X, maar wanneer ga je X uitleggen?”
Voorkom dit door van tevoren te vertellen dat je dus groot begint en alle details later komen. Als je dan alsnog vragen hebt, stel ze dan.
Als ze zich afvragen of dit wel handig is, dan zeg jij zelfverzekerd “ja” :p Het alternatief is namelijk dat jij binnen een minuut de details of uitzonderingen van een kleine actie staat uit te leggen, terwijl spelers nog niet eens weten hoe ze winnen of wat de andere mogelijke acties zijn.
Weer zo’n voorbeeld van: spelers denken dat ze A willen, maar ze willen B.
De grote lijnen zijn:
- Algemeen thema. Helpt met sfeer, interesse, en de gameplay (als het thema een beetje is geïntegreerd in het spel).
- Je doel. Dit is de algemene richting waarin je speelt. Bijvoorbeeld: plaats gebouwen om de meest welvarende stad te krijgen.
- Hoe je wint. Dit is de specifieke invulling van het doel. Bijvoorbeeld: je wint als je aan het einde van ronde tien de meeste punten hebt.
- De algemene structuur van rondes. Zoiets als: startspeler is X, die begint, met de klok mee, we gaan in rondes/fases/tegelijkertijd, je doet één ding tijdens je beurt.
En daarna kan je details invullen, waar je dat nodig vindt voordat je zo snel mogelijk dat oefenpotje begint.
Stap 5: de beslisboom
Dit is iets waarmee ik meer wil experimenteren, maar ik weet nu al dat het een geweldig gereedschap is.
Nieuwe spelers bij een spel hebben maar één vraag die zich steeds herhaalt: “ik wil X, wat kan ik nu doen om dat te bereiken?”
Om bij het voorbeeld te blijven: ik wil een nieuw gebouw in mijn stad, wat doe ik?
Zo’n keuze kan je het beste weergeven in een beslisboom (of keuzeboom). Die kan je met de hand tekenen op een papiertje, die kan je van tevoren mooi maken, printen, en bij het spel stoppen.
Hieronder staat de boom die ik maakte voor Wingspan:
Dit is praktisch het hele spel. (De details van vogels activeren enzo staan op de kaarten zelf, en worden vanzelf duidelijker na een paar rondes.)
Een nieuwe speler kan dit bekijken, er in een paar seconden doorheen lopen, en zo een redelijk intelligente actie vinden. Ze hoeven niet eens iets van je spelregels te hebben onthouden, alleen een vage indicatie van waar het spel over gaat en hoe ze winnen.
Na het eerste potje kan dit weg. Spelers begrijpen het. Ze willen creatiever zijn, meer strategie gebruiken, zelf nadenken.
Maar voor dat eerste potje? Goud waard.
Stap 6: optionele aanpassingen
Materiaalspel: Vroeger raakte ik geïrriteerd als ik een spel wilde uitleggen, maar de rest zat alvast kaarten te pakken, of te spelen met fiches, of iets in die trant. Het is soms ook storend, zeker als je dat materiaal nodig hebt voor de uitleg.
Maar meestal is het juist goed. Laat spelers met het materiaal bekend worden. Laat ze ernaar kijken, ermee spelen, hun interesse erbij houden.
De reset: bij lange spellen kun je eventueel de eerste beurten simuleren. Iedereen speelt open, iedereen praat door welke zet ze doen en waarom, je negeert een paar regels voor het gemak. Daarna reset je en begint opnieuw (of gaat “normaal” verder).
Teams: meestal niet geweldig, maar het kan helpen. Laat mensen in teams gaan, zodat ze kunnen overleggen onder elkaar als ze iets niet begrijpen, zodat ze elkaar kunnen helpen. De persoon die het minste begrijpt kan bij jou, de uitlegger, in het team. Maar dan moet je natuurlijk proberen om niet te veel voor te kauwen, anders leren ze alsnog niks.
Conclusie
Hopelijk helpt dit in de toekomst bij het uitleggen van spellen.
Ik geloof heilig in dat je zo snel mogelijk moet beginnen, dat het eerste potje een oefenpotje is (hoe graag mensen ook anders willen), en dat beslisbomen de wereld gaan redden.
Maar het grootste deel van het werk? Die blijft bij de ontwerpers, die hopelijk steeds meer leren hoe je spelen simpel en intuïtief houdt, en de uitlegger die het juiste spel kiest voor het juiste moment.