In een poging de vele concepten van dit blog op te ruimen, probeer ik deze alsnog af te schrijven en te publiceren. Dit bericht was origineel geschreven in 2017 en bevatte slechts één zin: de openingszin van dit artikel.
Ik praat met iemand alsof ik diegene al jaren heel goed ken, of ik praat niet met iemand.
Geen andere mogelijkheid.
Ik snap het idee van small talk niet. Of, nou ja, ik begrijp waar mensen vandaan komen en in welke situaties me ervoor kiest. Maar zelfs dan denk ik dat het beter kan. (Onlangs nog heb ik mijn frustratie geuit over die vage opmerkingen over het weer waarmee mensen gesprekken proberen aan te houden.)
Er is één situatie waarin small talk van pas komt: het beginnen van een gesprek met een complete vreemdeling. Ja, dan kan je aankomen met een opmerking over het weer, of iets algemeens dat de ander wel zal kennen. Want je hebt niks anders om mee te beginnen. Je kunt wel met “hoi” beginnen, maar ik denk toch dat er iets moet volgen.
Maar zodra je met iemand praat? Zodra je iemand enigszins kent? Ik zie geen reden om constant dingen te zeggen die jou niet interesseren, niks betekenen, en nergens heen gaan. We zijn maar kort op deze aarde!
Dus ik kan de schijn ook niet ophouden. Ik wil het ook niet. Als iemand over koetjes en kalfjes begint, dan probeer ik mezelf heel snel uit het gesprek te verwijderen, voordat ik gek word van de hele tijd maar “ja” knikken en standaardantwoorden geven … of ik probeer het gesprek te draaien naar iets leukers.
Het hangt af van de persoon, de situatie, etcetera.
Dus stel iemand zegt: “Poeh, wel warm vandaag hè?”
Dan zijn er twee opties:
- “Jup, 32 graden, en daarom ga ik nu een ijsje pakken” *ik ben weg*
- “Ze moesten dus het opnemen stil zetten op de set van die nieuwe film, blabla, omdat het zó warm was.” *het gesprek gaat nu over opkomende films die interessant zijn*
Ik heb mijn hele leven gesprekken gehad, ook met docenten of mensen die veel ouder waren dan ik, alsof ze al jarenlang mijn vriend zijn. Zodra ik je enigszins kende, wil ik met je praten over interessante dingen, stuur ik expres het gesprek. Als ik je niet niet kende, zag ik geen reden om de tijd van ons allebei te verspillen.
(Andersom heb ik het idee van “respect voor leraren” nooit begrepen, de focus op u zeggen, net taalgebruik als je tegen iemand praat die ouder is dan jij. Dus zeker vanaf de bovenbouw ben ik daarmee opgehouden. Geen taalgepriegel omdat iemand zogenaamd boven iemand anders staat. Ik praat altijd redelijk netjes, maar ik wil niet mezelf censureren vanwege de leeftijd van degene tegenover mij.)
Vandaar de openingszin: ik praat met je alsof we beste vrienden zijn, of ik praat waarschijnlijk niet met je.
En toch. Dit verhaal is zo logisch. Het is vaak effectief geweest.
Maar ik merk dat het niet genoeg is. Zeker de laatste jaren, nu ik door de pandemie langer mensen niet in het echt sprak, zijn er moment dat je gewoon niet weet wat je moet zeggen. Je wilt een leuk gesprek hebben, je had net nog iets dat je wilde vragen, maar het blijft blanco.
Dus je staart elkaar secondenlang ongemakkelijk aan.
En dan realiseer je: small talk is niets anders dan een bibliotheek standaardzinnen voor als je even niets anders weet.
Dus met enige frustratie, heb ik toch maar geaccepteerd dat small talk erbij hoort en probeer die bibliotheek aan te leggen. Vroeger zei ik voor de grap “tja, bezuinigingen hè?” op allerlei dingen, want ik hoorde volwassenen en politici er steeds over praten, maar misschien moet dat niet de eerste keuze zijn.
(Ik zie een leuk meisje bij een bushalte. Ik loop ernaartoe. Ze kijkt naar mij en glimlacht. Ik raap mijn moed bij elkaar en begin: “Hoi, wat een bezuinigingen hè? Poeh he. En het is nog warm ook.” Gegarandeerd succes.)