In een poging de vele concepten van dit blog op te ruimen, probeer ik deze alsnog af te schrijven en te publiceren. Dit bericht was origineel geschreven eind 2016, vlak na het onverwacht overlijden van mijn broer.
Vroeger vond ik het spreekwoord “uit het oog, uit het hart” nogal dramatisch.
Inmiddels weet ik dat het hartstikke waar is.
Het is alsof, elke keer dat je iemand ziet, er een lade van een kastje in je hoofd opengaat met alles dat je weet over die persoon. Zodat je weer weet wie diegene is, waarover je kunt praten, of er nieuwtjes zijn die je aan deze persoon wil/kunt vertellen.
Het werkt zelfs als je ondertussen met anderen in gesprek bent. Als er toevallig iemand langsloopt die je kent, kan je ervan uitgaan dat niet veel later het gesprek gaat over een onderwerp dat met die persoon te maken had.
Mijn broer is niet zo lang geleden overleden. En nu al moet ik concluderen dat ik nauwelijks nog aan hem denk. Als ik nu tel hoeveel borden ik moet neerzetten op tafel, tel ik al het juiste aantal, zónder hem. (Waar ik daarvoor constant dus eentje te veel telde.) Als anderen mijn opmerking over “groot gezin” beantwoorden met “oh, hoeveel dan?”, zeg ik inmiddels niet meer tien, zoals al die jaren, maar negen.
Slechts een paar weken, meer is niet nodig om voor een groot deel iemand te vergeten die jarenlang constant onderdeel van je leven was. Want die lade wordt nooit meer geopend. Dus zelfs al neemt het een groot deel van je hersenen in, zelfs al waren de verbindingen ooit sterk, ze gaan heel snel weg of worden overspoeld door andere dingen die nog wél relevant zijn in je dagelijks leven.
Hetzelfde gebeurde op mijn studie, op minder dramatische wijze natuurlijk. Stuk voor stuk studeren sommige mensen af, maar anderen gaan door. Ik nam een pauze en kwam later terug. Het gevolg is dus dat je sommige mensen eerst elke week zag, of zelfs elke dag. En dan ineens niet meer.
En ook al wéét je dus veel van deze mensen, ook al praat je misschien met hen via WhatsApp, je vergeet binnen de kortste keren praktisch hun bestaan. Als je herinneringen oprakelt over je studie, komt deze persoon er niet meer in voor. Als je een leuk verhaal hebt dat je aan je studiegenoten wilt vertellen, vergeet je deze persoon. Niet uit kwade wil, maar “uit het oog, uit het hart”
En datzelfde wordt dus ook pijnlijk duidelijk als, na zo’n heftige gebeurtenis als het plots overlijden van je broer, blijkt dat dit proces bij andere mensen ook zo werkt. Zelfs mijn beste vrienden. Zij hebben mijn broer niet gekend. Nooit gezien. Ik ben geen drama queen, ik blijf niet hangen in dingen, dus ik begon er ook niet constant over.
En het gevolg is dus dat zij een paar weken later compleet zijn vergeten dat dit is gebeurd. Ze praten doodleuk over mijn gezin, over mijn broer alsof hij er nog is, vragen enthousiast wat ik deze Kerstvakantie heb gedaan (terwijl ze dus zouden moeten weten dat ik alleen maar bezig was met de begrafenis en dergelijke).
En ik weet nu dus dat dit geen kwade wil is, of dat ze niks om mij geven, maar dat het een simpele wet is: “uit het oog, uit het hart” Ik was het na een maand ook vergeten als het de broer van iemand anders was.
Ik schreef dit artikel dus (grotendeels) vlak nadat het was gebeurd. En de reden waarom ik het afmaak, is omdat het nu natuurlijk nóg meer waarheid is geworden. Op vele momenten ben ik compleet vergeten dat ik ooit een broer had. Nu ik al een hele tijd weg ben van de studie, niet meer elke dag in Eindhoven kom en het gezicht van mensen zie, ben ik de namen, persoonlijkheden en zelfs gezichten kwijt van zo’n beetje al mijn studiegenoten die ik jarenlang elke dag heb gezien.
Het doet me denken aan een uitspraak over zelfmoord. De reden waarom ik een hekel heb aan hoe (jongeren)romans vaak zelfmoord presenteren: alsof je een impact maakt, een statement, alsof het een goede keuze is. Eén van de redenen waarom ik zelf nooit zelfmoord heb gepleegd: “Nobody cares about the dead. They’ll mourn you for a week, then forget you and continue living.” (Ik parafraseer, ik weet niet meer de precieze zin.)
Het is een harde waarheid, maar een waarheid desalniettemin. Het gaat alleen om het nu, het gaat alleen om je dagelijkse leven en wie je elke dag ziet. Daarvoor zijn onze hersenen gemaakt. Het zou een ramp worden als alle mensen die we ooit hebben gezien voor eeuwig in ons hoofd blijven hangen. Als overleden personen die al jarenlang nul invloed hebben op ons leven, evenveel ruimte innemen als de persoon waarmee welke dag kletsen.
Uit het oog, uit het hart.