Als je dit blog volgt, weet je dat ik nu al een tijdje boeken van Mel Wallis de Vries lees, in de hoop te ontdekken waarom ze zo populair is en er misschien iets van te leren.
Tegelijkertijd ben ik bijna constant mijn eigen werk aan het editen en schrijven.
Het gevolg is dat ik onbewust haar boeken begon te editen tijdens het lezen :p Ik kon nauwelijks door een hoofdstuk komen, zó vaak vond mijn hoofd dat iets anders moest.
Dus ik dacht: waarom gebruiken we dit niet als een voorbeeld van korter en scherper schrijven? Geen verzonnen voorbeeld, maar een tekst uit een écht boek dat écht gepubliceerd en succesvol is?
Alle paragrafen hieronder zijn uit hoofdstuk drie van haar boek “Schuld”.
Voorbeeld 1
Origineel: Ergens op de overloop hoor ik plotseling een plank kraken. Is mijn moeder toch thuis?
Edit: Op de overloop kraakt een plank. Moeder?
Het personage hoort het, anders zou ze het niet vertellen. (Woorden als “horen” en “zien” en dergelijke kunnen vrijwel altijd weg.) “Ergens op de overloop” is hetzelfde als “op de overloop”. De zin hiervoor stelt vast dat ze normaal gesproken moeder thuis verwacht, dus de lezer begrijpt dat ze nu denkt dat moeder boven is.
Voorbeeld 2
Origineel: Doe niet zo achterlijk, zeg ik tegen mezelf. Je bent zestien, geen zes! Straks denk je ook nog dat er een monster onder je bed zit. Natuurlijk is er niemand. Met een grote boog stap ik over het stapeltje reclamefolders en enveloppen op de deurmat. In een glimp zie ik dat er niks voor mij tussen zit.
Edit: Doe niet zo achterlijk—je bent zestien, geen zes! Of ga je straks monsters onder je bed checken? Natuurlijk is er niemand. Ik stap over de stapel reclamefolders en enveloppen op de deurmat. Er zit niks tussen voor mij.
Gedachten zeg je altijd tegen jezelf. Dus schrijf ze op, desnoods schuingedrukt, maar laat die zinnetjes “zeg ik tegen mezelf” weg. Scheelt veel over een heel boek!
“Straks denk je ook nog dat er een monster onder je bed zit” vind ik een wat onhandige zin om te lezen, dus ik zocht iets dat korter en directer was.
Als je ergens overheen stapt, doe je dat meestal met een boog. Grote boog of niet, het is niet zo relevant.
En op dezelfde manier kan je niet alle reclamefolders aandachtig lezen in die ene stap eroverheen, dus je bekijkt het sowieso in een glimp. De belangrijke informatie is dat er reclamefolders liggen en dat er niks voor haar bijzit, dus ik breng het graag terug tot die kern.
Voorbeeld 3
Origineel: Ik loop naar de keuken en gooi de deur extra hard dicht om de stilte te verjagen. De glazen rammelen in de kast. Die glazen kunnen er niks aan doen, hoor ik mijn moeder in gedachten zeggen.
Sorry, fluister ik in gedachten terug.
Edit: Ik gooi de keukendeur extra hard dicht om de stilte te verjagen. Glazen rammelen. Die glazen kunnen er niks aan doen, zegt moeder in gedachten. Sorry, mam.
Je kan de keukendeur alleen dichtslaan als je bij de keuken bent. Dat je ernaartoe loopt kan de lezer zelf wel bedenken (en is, wederom, niet belangrijk).
Het feit dat glazen in de kast staan is ook niet iets dat een lezer zal verrassen.
En hetzelfde als het vorige voorbeeld: we zitten in Kate’s perspectief, we zitten al in haar gedachten, dus al die bijzinnetjes kunnen weg.
Voorbeeld 4
Origineel: Er brandt een lichtje boven het fornuis en het ruikt naar verse groentesoep. Ik til de deksel van een pan op. Mijn lievelingseten. Waarschijnlijk heeft mijn moeder de soep vanochtend al klaargemaakt.
Edit: Een lichtje brandt boven het fornuis. Ik til een deksel op: verse groentesoep, mijn lievelingseten. Moeder moet het vanochtend al hebben klaargemaakt.
Edit 2: De geur van verse groentesoep. Mijn lievelingseten. Bedankt, mam.
Dit is een beetje nitpicky, maar ik wilde het toch even bespreken.
De tweede edit geeft de belangrijke informatie en niks anders.
Als ze de groentesoep al ruikt en identificeert, waarom tilt ze dan nog de deksel van een pan? Waarom nog zeggen dat er een lichtje brandt? Als moeder er nu niet is, maar ze heeft het lievelingseten van haar dochter gemaakt, dan begrijpen wij toch ook wel dat ze dat eerder op de dag heeft gedaan?
Maar als je minder kortaf wilt zijn, dan doe je de eerste edit. “Er is iets … " kan altijd korter naar “Iets is … " We zijn bij het fornuis en ze tilt een deksel op. Het feit dat het van een pan komt lijkt me logisch.
Voorbeeld 5
Origineel: Ik zou het zo graag willen geloven. Van het aanrecht gris ik het pak roze koeken, en ik loop naar de gang. Met twee treden tegelijk ren ik de trap op, naar de overloop.
Edit: Ik wil het zó graag geloven. Ik gris roze koeken van het aanrecht en ren met twee treden tegelijk naar de overloop.
“Zou willen”, “probeert om”, “had kunnen”, allemaal van die extra zinnetjes die we toevoegen maar niks brengen.
Roze koeken zitten waarschijnlijk in een pak. Zelfs als dat niet zo is, is het geen belangrijke informatie. (Bovendien wordt deze informatie compleet vergeten in de rest van het hoofdstuk :p Ze zou roze koeken in de hand moeten hebben, maar waar zijn ze?! Who knows.)
Waar mogelijk, bouw het begin van een zin zodanig op dat het einde geen informatie hoeft te herhalen (zoals opnieuw “ik” gebruiken).
“Met twee treden tegelijk” geeft al aan dat ze de trap neemt. Natuurlijk leidt die naar de overloop. Tenzij haar huis een of andere magische indeling heeft—informatie die je wél zou moeten vertellen in dat geval—behoeft dit geen verdere uitleg.
Voorbeeld 6
Origineel: Mijn slaapkamerdeur staat op een kiertje, terwijl ik zeker weet dat ik hem vanochtend heb dichtgedaan. Het gevoel van onbehagen is weer terug. Hoe kan dit?
Je bent die deur vast vergeten dicht te doen, probeer ik mezelf gerust te stellen. Of misschien is mama vandaag in mijn kamer geweest. Maar dat zou ze nooit doen zonder mijn toestemming…
Plotseling hoor ik iets. Een piepje. Alsof iemand een berichtje op zijn telefoon binnenkrijgt. Maar het is zo zacht dat ik het me ook verbeeld kan hebben.
Edit: Mijn slaapkamerdeur staat op een kiertje. Ik weet zéker dat ik hem vanochtend heb dichtgedaan. Hoe kan dit?
Je bent het vanochtend vast vergeten, niks aan het handje. Misschien is mama in mijn kamer geweest. Maar dat zou ze nooit doen zonder mijn toestemming.
Een piepje. Héél zacht. Alsof iemand een berichtje binnenkrijgt. Heb ik dat maar verbeeld?
Veel aan de hand hier. Als iemand zich afvraagt “hoe kan dit!?” zijn ze niet op hun gemak, dus dat gevoel van onbehagen vind ik een beetje een standaardzin die weg kan. Maar dat is persoonlijke voorkeur.
Ik probeer duidelijk te maken dat ze haarzelf geruststelt door de woorden die ze kiest, zoals “niks aan het handje”.
Ze hoort het piepje, daarom vertelt ze het. Dus “Ineens hoor ik” hoeft niet.
“[…] dat ik het me ook verbeeld kan hebben.” Ten eerste zou ik verbeeld aan het einde zetten, vind ik duidelijker: “[…] dat ik het mij ook kan hebben verbeeld.”
Maar hopelijk ben je met mij eens dat constructies als “kan hebben” sowieso onhandig zijn. Wat is er aan de hand als iets “kan” zijn gebeurd, als iets een mogelijkheid is? Precies, je personage is in de war, stelt vragen. Dus schrijf het om als een kortere vraag: “Heb ik me dat maar verbeeld?”
Voorbeeld 7
Origineel: ‘Is daar iemand?’ roep ik, veel flinker dan ik me voel.
Edit: “Is daar iemand?,” roep ik flinker dan ik me voel.
Kan je mij vertellen wat het verschil is tussen “flinker” en “veel flinker”? Ik weet het namelijk niet.
Dus het is zinloze informatie die de zin langer maakt (en een komma vereist).
Voorbeeld 8
Origineel: Met een diepe zucht loop ik naar mijn slaapkamer. Ik hoor mijn voetstappen op de planken vloer en het brommen van de verwarmingsketel. ‘Ik ben echt niet bang, hoor,’ zeg ik tegen de stilte en mezelf. Voorzichtig duw ik mijn slaapkamerdeur nog iets verder open.
Edit: Ik zucht. Mijn voetstappen op de planken en het brommen van de verwarmingsketel omringen mij op weg naar de slaapkamer. “Ik ben echt niet bang, hoor,” zeg ik tegen de stilte. Voorzichtig duw ik mijn slaapkamerdeur verder open.
Deze is iets lastiger.
Niemand zucht zo lang dat ze het er constant mee bezig zijn terwijl ze ergens naartoe lopen.
Hetzelfde probleem als eerst: “ik hoor […]” is overbodig. Je vertelt het, dus je hoort het.
Werkwoorden als “lopen” of “staan” of “liggen” komen héél vaak voor in een boek. Dus waar mogelijk probeer ik het anders op te schrijven zodat ik het niet hoef te gebruiken.
Kate, jij bent de enige persoon in deze situatie, natuurlijk zeg je het tegen jezelf.
We hebben al vastgesteld dat ze de deur voorzichtig opent, dus de lezer zal niet in verwarring zijn en “nog ietsje verder” nodig hebben, omdat ze denken dat Kate als een SWAT team haar eigen kamer binnenstormt.
Voorbeeld 9
Origineel: Ik begin te lachen en loop naar binnen. Misschien moet ik toch maar eens gaan opruimen en –
Edit: Ik lach en loop naar binnen. Misschien moet ik toch eens opruimen en –
Je begint te lachen? En wanneer eindig je dan? Dat staat nergens! Kate is dadelijk de rest van het boek aan het lachen!
Woordjes als “maar” en “gaan” zijn wederom opvullers die je niet nodig hebt.
Voorbeeld 10
Origineel: Ik haal een paar keer diep adem. Heel langzaam wordt alles weer scherp.
Het grijnzende gezicht van Luuk staart me aan.
Edit: Ik haal diep adem totdat mijn ogen weer scherpstellen: Luuks grijnzende gezicht.
Dit verandert de betekenis weer een klein beetje. Maar het vertelt dezelfde informatie, korter en met één samenhangende zin. (En als je kan zien dat Luuk grijnst, dan moet hij naar je kijken. Staren betekent lange tijd kijken, maar dat weet Kate helemaal niet, want haar ogen zijn pas net weer scherpgesteld!)
Voorbeeld 11
Origineel: Hij geeft me tientallen kleine kusjes op mijn wangen, waardoor ik overal kippenvel krijg.
Edit: Hij zoent me tientallen keren op mijn wangen. Overal kippenvel.
Dit is weer meer persoonlijke voorkeur. “Kusjes” is al een verkleinwoord, dus “kleine kusjes” is niet nodig. “Zoenen” is korter dan “kusjes geven”.
Dit verhaal wordt op chronologische volgorde verteld, dus de zin ná de vorige zin is het gevolg daarvan, je hoeft niet zeggen “dus daardoor krijg ik kippenvel”
Voorbeeld 12
Origineel: ‘O, eh, ja.’ Het lijkt wel alsof ik niet meer helder kan nadenken. Luuks hand glipt onder mijn trui, en zijn vingers lopen over mijn rug naar boven. ‘Moet je me niet iets vertellen,’ zegt hij zacht in mijn oor.
Edit: “Oh, eh, ja.” Ik denk niet meer helder. Zijn vingers glippen onder mijn trui en lopen over mijn rug omhoog. “Moet je me niet iets vertellen,” fluistert hij in mijn oor.
Wederom, Kate vertelt dit, ze weet wat er gebeurt. Ze hoeft niet te zeggen dat het lijkt alsof iets gebeurd. (Desnoods maak je er dus een vraag van: “Wow, kan ik nog wel helder denken vandaag?”)
Ze is met Luuk aan het praten, dus we hoeven zijn naam niet steeds te herhalen.
Door hand te vervangen met vingers, kan je die komma uit de zin halen.
We hebben veel uitspraken in het Nederlands die met meerdere woorden kunnen (“naar boven”, “naar beneden”, “meerdere keren”), maar ook met één woord (“omhoog”, “omlaag”, “meermaals”).
Wat is het verschil tussen iets zacht zeggen en iets fluisteren? Is dat verschil belangrijk?
Voorbeeld 13
****Origineel: Het is warm in mijn kamer, maar toch huiver ik.
Edit: Ik huiver, ondanks mijn warme kamer.
Het belangrijke is dat ze huivert, niet dat de toevallige temperatuur in haar kamer. Dus begin de zin daarmee.
En wat noem je een kamer waarin het warm is? Een warme kamer.
Voorbeeld 14
Origineel: Met knalrode wangen geef ik de telefoon terug aan Luuk.
Edit: Knalrood geef ik de telefoon terug.
Als je rood aanloopt, zijn het meestal je wangen. Zelfs als Kate toevallig op andere plekken rood aanloopt, is dat niet belangrijk.
Wederom, Luuk is de enige andere persoon in de scene, en het is zijn telefoon, dus die details hoeven er niet bij.
Voorbeeld 15
Origineel: ‘Ja?’ Er verschijnen lachrimpeltjes bij zijn ogen, alsof hij het heel grappig vindt.
Edit: “Ja?” Lachrimpeltjes rond zijn ogen. Hij vindt dit schijnbaar héél grappig.
Lachrimpeltjes en iets grappig vinden gaan nogal hand in hand. Ik twijfel zelfs over mijn edit, of “rond mijn ogen” er bijvoorbeeld bij moet. Maar je kan ook op andere plekken lachrimpels krijgen, en ze kijken elkaar hier zwoel in de ogen, dus ik laat het er maar bij.
Voorbeeld 16
Origineel: Luuk begint hardop te lachen.
Edit: Luuk lacht luid.
Je lacht altijd hardop. (Kan je inwendig lachen? Volgens mij is het dan gewoon grijnzen.) Ik denk dat de schrijfster het volume bedoelde.
En woooow kunnen deze twee mensen ooit nog ophouden met lachen? :p Ze beginnen steeds, maar ze stoppen nooit! Duurt het soms lang voordat ze zijn opgewarmd en de lach definitief kunnen uitvoeren?
Voorbeeld 17
Origineel: Luuk draagt me naar mijn bed alsof ik niks weeg, en laat me vallen. De matras veert in en uit, alsof ik op een trampoline lig.
Edit: Luuk gooit me op bed alsof ik niks weeg. Het matras veert als een trampoline.
Het verandert de betekenis een piepklein beetje (dragen + laten vallen gaat naar gooien), maar dat niet relevant. De informatie die de zin wil vertellen is dat Luuk sterk is en die ander (Kate) nu op bed ligt.
De andere aanpassingen maken het simpelweg korter en sneller om te lezen.
Voorbeeld 18
Origineel: ‘Je maakt misbruik van de situatie,’ zeg ik mopperend, terwijl ik zo verleidelijk mogelijk mijn trui en spijkerbroek probeer uit te trekken.
Edit: “Je maakt misbruik van de situatie,” mopper ik, terwijl ik zo verleidelijk mogelijk mijn trui en spijkerbroek uittrek.
We hebben een woord voor “iets op mopperende wijze zeggen”, het is “mopperen”.
Nogmaals, iets proberen is hetzelfde als iets doen. (De zin erna maakt eventueel duidelijk of je probeersel is gelukt.) Het toevoegen van “zo verleidelijk mogelijk” bevestigt ook dat ze iets probeert, dat ze ergens voor gaat.
Voorbeeld 19
Origineel: ‘Lekker?’ vraagt Luuk, terwijl hij met zijn vinger plagend rondjes draait.
Edit: “Lekker?” vraagt hij. Zijn vingertop draait plagend rondjes.
Als je iets met je vinger doet, dan doet je vinger het dus. (Het feit dat je niet jezelf draait, noch je vinger, maar cirkels maakt met je vingertop, dat is bijzaak.)
Voorbeeld 20
Origineel: Het was 25 september, na het laatste lesuur, en ik stond op de tram te wachten omdat ik net had ontdekt dat mijn fiets een lekke band had.
Edit: Het was 25 september, na het laatste lesuur, en ik wachtte op de tram omdat mijn fiets lek was.
Je staat meestal als je op de tram wacht. Zelfs als Kate zat, was die informatie niet belangrijk.
Ja, natuurlijk had ze ontdekt dat haar fiets lek was, anders kon ze het nu niet vertellen (en wachtte ze niet op de tram).
De inkorting naar “omdat mijn fiets lek was” is eentje naar smaak, want je kunt natuurlijk zeggen “een fiets kan niet lek zijn, alleen diens band!” of dat het belangrijk is dat ze onverwacht met de tram moest.
Conclusie
Dit is niet eens het hele hoofdstuk! Het gaat nog een stukje door en vertelt die eerste ontmoeting tussen Kate en Luuk.
Maar ik vond het zo wel goed geweest. Vrijwel alles kon korter, behalve de dialoog, die heb ik intact gelaten. (Omdat dit gesproken is, is het waarschijnlijker dat mensen overbodige zinnetjes gebruiken, of halve zinnen, of dubbelop praten, want dat is hoe mensen in het echt praten. Een artikel voor een andere keer, denk ik.)
De originele tekst in al mijn voorbeelden heeft samen 541 woorden.
De edits hebben samen 364 woorden.
Dat is ongeveer 33% minder.
En dit was slechts twee derde van één hoofdstuk. Niet alleen is het korter, het is duidelijker in mijn ogen. Je vertelt alleen het belangrijkste, je voegt niet te veel bijzinnetjes toe, je zit echt in het hoofd van degene die het vertelt.
Moet je nagaan wat je kunt winnen op een vol boek. Zo’n jongerenroman als deze zal 60,000 woorden hebben. Het kan dus ingekort naar 40,000 zonder ook maar iets te verliezen van de inhoud. Extra ruimte om de inhoud béter en diepgaander te maken!
Hopelijk geeft dit veel voorbeelden, uit de praktijk, om je eigen werk mee te versimpelen en verbeteren.