Ik heb veel gefietst in mijn leven. Door het Coronavirus de laatste tijd wat minder, maar zelfs dan ben ik voornamelijk buitenshuis op de fiets te vinden.
En als je zoveel fietst, kom je natuurlijk op veel plekken, op veel tijdstippen, in veel situaties. En voor jou wordt dit allemaal dus “normaal”. Ik keek er als dertienjarige niet van op als ik in het pikkedonker door een bos naar huis fietste. Ik keek er als twintigjarige niet van op toen er ineens een auto over ons fietspad probeerde te rijden—seen that before.
Maar soms besef ik (achteraf) in wat voor rare situatie ik zit. Daarover wilde ik even wat anekdotes vertellen.
Kijk, ik ben geen intimiderend persoon. Ik ben het tegenovergestelde. Mensen gaan naar mij toe als ze een vreemdeling de weg willen vragen. Ik heb een tas op mijn rug die volhangt met kleurrijke knuffels. Ik zing luid en zuiver als ik fiets en denk dat er niemand in de buurt is. Ik werd vroeger altijd geïrriteerd als meisjes mij massaal “schattig” noemden, want je wil dat meisjes je “sexy” noemen, maar ik was eindeloos “schattig”.
Vandaar ook mijn verbazing toen ik op een dag naar huis fietste van bandrepetitie, in het donker, en een jongen voor mij kijkt angstig achterom. En nog een keer. Hij gaat harder fietsen. Nog harder. En hij blijft angstig achterom kijken.
Deze jongen is bijna even oud als ik. Hij ziet er niet slap of onzeker uit. Maar toch krijg ik langzaam het idee dat hij als een bange haas voor mij aan het vluchten is.
Ik heb geen haast. Dus ik blijf op gepaste afstand achter hem fietsen, zonder in te halen, maar ook zonder verder achterop te raken, terwijl ik een liedje zing. Hij blijft maar omkijken, aanzetten, nog harder fietsen.
Maar ja, bij elk rood stoplicht moet hij weer wachten, en dan kom ik langzaam weer dichterbij. Inmiddels vind ik het wel grappig. Ik begin “one day or another, I’m gonna catch you, I’m gonna catch you catch you catch you catch you … " te zingen.
Hij lijkt doodsbang voor mij. En ik heb geen idee waarom. Lijk ik toevallig op een pestkop die hem vroeger heeft gepest? Een crimineel die laatst in het nieuws was? Is mijn verlichting zo zwak dat hij me nauwelijks kan zien, en dus in zekere zin alleen maar een geest achter zich ziet die rare mompelende geluiden maakt?
Ik zal het nooit weten. Een kilometer of twee voordat ik thuis ben, kijkt hij een laatste keer achterom, gaat ineens véél harder, en slaat af met een wilde bocht.
Ik heb sterk het idee dat dit niet zijn route was, maar dat hij van me af wilde. Dat hij nu een omweg van vijf kilometer heeft genomen puur om deze oh zo enge jongen op de fiets te ontwijken. Of een paar minuten in de bosjes heeft gescholen en gewacht, totdat ik voorbij was en hij achter mij aan kon fietsen.
En toen moest ik ineens denken aan iets dat jaren daarvoor was gebeurd. Soortgelijke situatie. Ik fiets naar huis door het donker, maar deze keer is het 5 of 6 uur ’s avonds, niet middernacht. Een meisje fietst voor me. Ik denk haar te herkennen als iemand die ik een jaar geleden veel zag en sprak op de spellenclub. (Ja, ik zat bij de bordspellenvereniging hier in Waalre. In eerste instantie voor de spellen, maar toen ik haar leerde kennen natuurlijk ook om andere redenen :p)
Maar ik weet het niet zeker. Ik weet het soort van zeker. Dus ik ga naast haar fietsen.
“Hé, hoe gaat het met jou?”
Ik kan haar expressie nauwelijks zien in het donker. “Eh, hoi, prima. Sorry, maar—” ze wijst opzij en remt af “—ik moet hier afslaan.”
Kortsluiting in mijn hoofd. Huh, ik dacht dat ze in dezelfde straat als ik woonde, dan is dit een kleine omweg toch? Maar we zeggen gedag, ze steekt over, fietst aan de overkant een stukje verder en slaat dan de hoek om.
Ik heb, tot de dag van vandaag, géén idee of ik zojuist een onschuldig meisje doodsbang heb gemaakt of niet. Echt niet. Pas veel later besefte ik: “Wacht, als ze niet is wie ik denk dat ze is, maar er alleen heel erg op lijkt … dan wilde ze natuurlijk gewoon zo snel mogelijk we bij deze enge jongen. Dáárom moest ze een paar seconden later ineens oversteken. Oh god, wat heb ik gedaan!?”
Aan de andere kant, ze leek niet bang of geschrokken, ze lachte vriendelijk naar me en klonk oprecht schuldig toen ze een paar seconden later alweer het gesprek moest staken. Het is ook niet alsof dit nou zo’n groot probleem was en erge consequenties heeft.
Dus ik heb een tijdje gedacht dat dit misschien een goede strategie was. Je ziet een leuk persoon? Ga ernaast fietsen en vraag hoe het met ze gaat, dit krijgt gewoon een vriendelijke reactie! Maar ik heb nooit veel gedaan met die gedachte. Enerzijds omdat ik altijd met iemand naar huis fietste (van de middelbare school), anderzijds omdat ik veel door het donker fiets en mensen niet de stuipen op het lijf wilde jagen :p
Is dat het dan? Jaag ik alle fietsers toch een grote schrik aan? Zie ik er zo eng uit?
Nee, laat me afsluiten met een positieve anekdote. Ik zat al een maandje bij de revalidatie. Dat was driekwartier heen en weer fietsen, dus het fysieke deel waren ze meer dan tevreden over (verbaasd en verwonderd, zelfs), waardoor ze vooral op het mentale vlak mij coachten en aanspoorden.
Na weer een lange dag praten met hulpverleners, fiets ik naar huis. Ik ben nog geen vijf minuten onderweg als een meisje voor mij (een paar jaar jonger dan ik) omkijkt, en nog eens omkijkt, en dan een paar stappen naar achter zet totdat ze naast me staat.
(Zie je wel! Het kan dus wel! Zomaar naast een vreemdeling gaan fietsen … maar alleen als je stilstaat, dat is toch een stuk handiger.)
“Hé, ken jij de weg naar het Fontys?”
“Ja, hier rechtdoor, bij de rotonde naar links, langs het ziekenhuis, onder tunnel door.”
Ze kijkt me, terecht, een beetje moeilijk aan. De adviezen van de hulpverleners nog in het achterhoofd, hoor ik mezelf direct zeggen: “ik moet er zelf ook langs, je mag met mij meefietsen als je wilt?”
Tot mijn verbazing … zegt ze “ja! dat zou fijn zijn!” En ze komt naast me staan. Dit werkt blijkbaar.
Dus toen heb ik tien minuten met een complete vreemdeling door Eindhoven gefietst, terwijl ik leerde dat ze net haar eindexamen had gehad, en zelf iets vertelde over mijn eigen rare situatie met de studie die ik niet wilde doen.
Natuurlijk, het was 4 uur ’s middags op een mooie zomerdag.
Maar zou jij het doen? Als een willekeurige jongen van begin twintig vraagt of je met hem meefietst, zou je enthousiast ja knikken en meegaan? :p Ik was enigszins verbaasd.
Aan de andere kant, we moeten het ook niet groter maken dan het is. We hebben letterlijk tien minuten toevallig naast elkaar op het fietspad gefietst en toen, enigszins ongemakkelijk, afscheid genomen.
Ik wist niet wat ik ervan moest maken. Had ik haar naam en telefoonnummer moeten vragen? Nee, wacht, als ze eindexamen deed, dan is ze misschien minderjarig, en is het leeftijdsverschil sowieso een paar jaar. En ik ken haar helemaal niet. Maar ze was hartstikke lief en het gesprek was leuk.
Zulke momenten gaan net zo snel voorbij als dat ze ontstaan. Ik weet niet wat me bezielde door ineens aan te bieden dat ze met mij meefietste, maar het was eigenlijk het beste dat ik had kunnen zeggen, en dat moment heeft me veel zelfvertrouwen gegeven.
Blijkbaar ben ik betrouwbaar genoeg om dat soort dingen mee te maken.
Laten we hopen dat ik de betrouwbare fietser kan blijven en zulke mooie toevallige gebeurtenissen vaker mag meemaken 🙂 (Zonder mensen in het donker de stuipen op het lijf te jagen.)