Header / Cover Image for 'De Rode Duivels: hoe ze goed werden'
Header / Cover Image for 'De Rode Duivels: hoe ze goed werden'

De Rode Duivels: hoe ze goed werden

Ik wilde in dit artikel vertellen waarom De Rode Duivels—het nationale voetbalelftal van België—de laatste jaren een gouden generatie hadden waarmee ze ineens overal bijna kampioen werden. En wat we daarvan kunnen leren.

Het enige probleem is dat het verhaal in mijn hoofd zit, maar ik de originele artikelen (die ik een tijd geleden daarover had gelezen) nergens meer kan terugvinden. Ik heb gezocht, héél veel gezocht, maar alle informatie hierover lijkt van de aardbodem verdwenen.

Dus ik ga vertellen wat ik onthouden heb en welke korte notities ik toentertijd heb gemaakt.

België deed het niet al te best. Hoewel enkele clubs in België nog topploegen waren in Europa, stelde de competitie weinig voor, en braken er geen spelers door uit de jeugd.

Toen besloot ene Marc Wilmots, baas bij de Belgische Voetbalbond, dat het anders moest. In plaats van geld ertegenaan te smijten (door bijv. te investeren in buitenlandse spelers), besloot hij de jeugdopleiding overhoop te gooien. De manier waarop kinderen voetbaltraining kregen moest compleet anders, want de huidige manier werkte niet.

Wat was de huidige manier? Nou, dezelfde manier als bij zo’n beetje alle sportverenigingen wordt toegepast:

  • Je komt twee keer in de week naar training.
  • Je doet een hoop oefeningen en eindigt de training met een potje van 5-10 minuten.
  • Men begint misschien met kleinere velden/goaltjes/rackets, maar probeert zo snel mogelijk kinderen naar het echte werk te krijgen.
  • Je speelt in de weekend een competitie.

Op zich is dit een goed begin. (Beter dan hoe ons onderwijssysteem probeert dingen te leren, tenminste.) Je krijgt regelmatig oefeningen, je gaat zo snel mogelijk naar de “echte” of “volledige” sport toe, je wordt elke week uitgedaagd door andere teams en speelt ergens voor.

Maar Wilmots zag een probleem. Meerdere zelfs.

Probleem #1: actieve speeltijd

Ten eerste werden kinderen véél te vroeg op een groot veld gezet.

De goal was te groot, waardoor keepers en verdedigers geen kans hadden, en de beste strategie altijd was om de bal gewoon keihard richting het doel te rammen.

Dat zie ik overigens ook terug bij mijn broertje. Die zit al jaren op voetbaltraining en hij kan niks anders dan de bal loeihard schieten en dat is ook het enige dat hij probeert.

Bovendien hadden de meeste kinderen nauwelijks de bal. De afstanden waren simpelweg te groot. Als je de bal een paar keer per wedstrijd wilde hebben, moest je het hele veld afrennen en gokken waar hij terecht zou komen. Met als gevolg dat de twee kinderen die het meeste rennen automatisch de bal krijgen van iedereen.

Om dit op te lossen stelde hij voor om juist zo lang mogelijk te wachten. Speel meer potjes op een klein veld, met kleine elftallen, zodat iedereen zoveel mogelijk “actieve speeltijd” krijgt. Trek dit zelfs door naar de volwassenen: ook voor hen is het beter om bijv. 5-tegen-5 te spelen op een kwartveld.

Probleem #2: Oefening baart weinig praktisch

Ten tweede waren de oefeningen bij de training vrij zinloos. Als je zo’n oefening een paar keer gedaan hebt, ken je hem wel. Dan doe je hem op de automatische piloot, zonder je echt in te zetten, en het enige wat je traint is die ene oefening. En dat is vrij zinloos.

Ja, professionele voetballers doen ook oefeningen, maar dat is ofwel fitness (om flink sterker en sneller te worden), ofwel een spelsituatie naspelen.

Dus dat wilde hij ook introduceren. Het overgrote deel van een training moest volgens hem bestaan uit daadwerkelijk een potje spelen. De oefeningen daaromheen moesten écht zwaar zijn, om de conditie, fitheid, spierkracht, etcetera te vergroten.

Probleem #3: Beloningen werken averechts

Als laatste merkte hij dat de competitie een slechte invloed had. Alle kinderen hadden één duidelijk doel: de wedstrijd winnen. Dan werden ze beloond met punten, een goede plek, een blije coach, misschien zelfs lekker eten na afloop :p

Misschien zie je het probleem al. Het ging alleen om het eindresultaat, niet om hoe je er kwam. En om een wedstrijd te winnen hoef je niet per se het beste voetbal te spelen, of jezelf uit te dagen, of nieuwe dingen te proberen.

Nee, bij de jeugd wordt het verschil vaak gemaakt door een écht goede keeper, en een paar kinderen die écht hard kunnen rennen. Het gevolg? Iedereen kiest steeds de optie die “veilig” is, die winst oplevert, zelfs als dat hartstikke saai is of maar de helft van de tijd werkt.

Dus competities werden afgeschaft. Ja, je speelde nog steeds tegen andere elftallen elk weekend, maar gewoon om een lekker potje voetbal te spelen. Er waren geen punten. Winst of verlies maakte niet uit. Het enige belangrijke was dat je een leuke wedstrijd op de mat legde.

Dit gaf spelers de ruimte om creatief te spelen, om fouten te maken, om dingen te proberen, om langzaam aan een nieuw systeem of een nieuwe techniek te wennen.

Pas voor de oudere leeftijden werd de competitie weer ingevoerd.

Het gevolg?

Een generatie Belgische voetballers die bijna al hun wedstrijden winnen, bij elk kampioenschap meedoen, en de laatste paar grote kampioenschappen steeds de derde plek hebben behaald. Ja, geen eerste plek, en ook geen wereldschokkend elftal.

Maar al die tijd daarvoor was er vaak niet één Belgische speler die buiten het land bekend was en deden ze niet eens mee moet toernooien. Als je de statistieken bekijkt, zijn ze sinds de veranderingen echt wel een gouden generatie in gegaan, die op alle manieren véél beter speelt.

(België presteert zelfs veel beter en consistenter dan Nederland. En dat terwijl we hier in Nederland altijd onze eigen kwaliteit van de jeugdopleidingen zitten op te hemelen!)

Wat leren we hiervan?

Natuurlijk is dit geen “bewijs”. Een misschien heb ik enkele onderdelen hiervan verkeerd onthouden of opgeschreven. Maar ik ben vrij zeker van de kern van het verhaal.

En die is duidelijk: al dat gedoe met “oefeningen” en “trainingsmethodes” is grotendeels onzin. Laat mensen gewoon heel veel potjes spelen in een bepaalde sport en ze zullen veel beter worden.

Want, in plaats van een oefening aanleren die weinig praktisch nut heeft, of constant moeten nadenken over wat de coach wil, hebben ze zelf intuïtie en ervaring opgebouwd die ze constant kunnen gebruiken en verfijnen.

Ook werken beloningen en competitie niet op de lange termijn. Op de korte termijn: jazeker! Als een leraar zegt dat het groepje met het beste huiswerkproject een zak snoep krijgt, moet je eens kijken hoeveel iedereen ineens hun best gaat doen en competitief wordt! Maar zodra dat project voorbij is? Zodra de leraar de beloning wegneemt? Weg motivatie, alles terug bij af.

Nee, beloningen zorgen dat je geen risico meer neemt, niet meer verbetert, en alleen doet wat nodig is voor de beloning. Dus, nogmaals, laat mensen gewoon veel potjes spelen. Cultiveer het gevoel van “ik wil het beste mogelijke potje spelen”, in plaats van “ik doe alleen moeite om te winnen”, of “ik speel alleen voor de punten voor de competitie”.

Onlangs schreef ik een heel artikel over de “well-played game”. Deze was geredeneerd vanuit (bord)spellen, maar de term komt origineel vanuit sporten. Het idee is simpelweg dat je een leuker spel krijgt, en een betere training, als iedereen de intentie heeft om te spelen voor een zo leuk mogelijk potje. Niet perse als iedereen de intentie heeft om te winnen of punten te sprokkelen voor een of andere ranking.

En dat andere probleem komt natuurlijk weer op hetzelfde neer: geef kinderen die naar voetbaltraining komen ook daadwerkelijk veel balcontacten, veel tijd met de bal, veel “actieve speeltijd”.

De reden waarom ik (op dit moment) niet op voetbal zit, was omdat ik tijdens de proeflessen die ik volgde nauwelijks aan het voetballen was. Het uur trainen bestond uit een paar oefeningen, waarbij iedereen op een rijtje stond en eens in de vijf minuten een bal richting doel trapte (of iets dergelijks). Alleen als er toevallig een paar minuutjes over waren, speelden we een gehaast potje. Maar ja, op een volledig veld, met een paar minuten, krijg je misschien één keer de bal.

Nou kun je zeggen: ja maar Tiamo, dan ga je toch alleen op voetbal voor de wedstrijden? En ja, dat wil ik ook wel, en ik overweeg het. Maar met mijn gezondheidsproblemen moet ik simpelweg véél meer sporten dan dat en voelt een uur op een grasveld niksen als grote tijdsverspilling. En 200 euro contributie daarvoor betalen is al helemaal niet geweldig :p

Het is simpelweg een beetje bizar wat mensen allemaal hebben verzonnen en in stand houden, onder het mom van “dat moet” of “zo hoort het”, zonder er ooit verder over na te denken.

De allerbeste voetballers zijn niet degene die op jonge leeftijd op voetbal gingen en een geweldige trainer hadden. Dat zijn de kinderen die tot hun 10e elke dag met een bal over straat hebben gelopen, op eigen houtje zoveel mogelijk hebben gespeeld op veldjes in de buurt, en toen zo goed werden dat ze werden opgepikt ergens. Ze zijn beter omdat ze gewoon 100x meer bezig zijn geweest met een voetbal en met de sport zelf, in plaats van slappe “trainingen” en alleen maar spelen om te winnen.

Dit is slechts één voorbeeld, maar het is een behoorlijk duidelijke. Sinds die veranderingen aan de jeugdopleiding, heeft België ineens de beste en meest gewilde (jeugd)spelers van de wereld. En sinds Wilmots is weggestuurd omdat de voetbalbond hem en zijn meningen zat was? Tja, toen vielen alle voordelen weer weg, en de gouden generatie is nu zo goed als afgelopen.

Dat vond ik interessant. Hopelijk jij ook, en hopelijk verandert er ooit iets aan de manier waarop wij kinderen “trainen”.

(En hopelijk kloppen de details van dit stuk, want ik ben compleet verbaasd waarom ik de originele artikelen nergens meer kan vinden. Ach ja, zo leer je wel om vanaf nu bronvermelding meteen strak te noteren.)