Mijn eerste non-fictie boek is de wereld ingestuurd!
“Het Boek Tegen School” legt in 160 pagina’s uit waarom het onderwijssysteem belachelijk is en hoe je er toch het beste van kan maken. (Spoiler: steek zo min mogelijk tijd in school, gebruik slimme trucjes om toch goede punten te halen, en stop de tijd die je daarmee wint in nuttige dingen.)
In dit artikel wil ik graag uitleggen waarom ik het boek heb gemaakt, hoe het tot stand is gekomen, en wat ik daarvan leerde!
Waarom dit boek?
Reden 1: Alle hulp is welkom
Het lijkt me overduidelijk dat ik een hekel heb aan het onderwijssysteem. Al halverwege de basisschool kwam ik erachter hoe zinloos en onlogisch het systeem is. Hoe negatief diens invloed op ons leven is. Hoe het meestal precies het omgekeerde aanleert van hoe je eigenlijk jezelf ontwikkelt en iets leert. En tja, toen moest ik nog een aantal jaren (verplicht) meedoen, waarin die frustratie flink kon groeien.
Maar uiteindelijk moet je toch iets belangrijks realiseren: de kans dat ons onderwijssysteem de komende decennia ingrijpend verandert … is klein. De kans dat er überhaupt verandering komt, in een positieve richting, is nihil.
Dus ik kan wel een boekwerk schrijven over waarom het allemaal slecht is, met honderden onderzoeken en argumenten, maar het zal weinig uitmaken.
Nee, ik wilde iets praktisch schrijven. Iets met tips hoe je er het beste van maakt, hoe je zo makkelijk mogelijk door het systeem rolt en de slechte invloeden afweert. (Natuurlijk moet ik, waar nodig, uitleggen waarom ik bepaalde dingen aanraad of waarom iets aan het systeem slecht is. Maar daar blijft het bij: de rest is allemaal praktische tips om mee vooruit te kunnen.)
Dus dit boek is voor iedereen die nog naar school gaat. Om hen te helpen hun eigen leven en toekomst te redden.
Reden 2: Unieke wijsheden
Daarnaast heb ik dus zelf twintig jaar lang door het systeem geworsteld met niets meer dan mijn slimme trucjes. Ik ben officieel een Wiskundig Ingenieur. (Dat betekent dat ik een diploma Toegepaste Wiskunde van de universiteit heb weten te ontfutselen, bijna cum laude zelfs)
Maar ik kan je eerlijk zeggen dat ik echt helemaal niks begrijp van die hele Wiskunde en er helemaal niks vanaf weet. Als je mij inhuurt voor een vaag wiskundegerelateerd probleem, zal ik je werkelijk niks anders kunnen geven dan opgehaalde schouders en mijn ontslagbrief.
Nee, ik heb alle trucjes uit de kast gehaald om dat diploma te krijgen. Om zoveel mogelijk tijd aan andere dingen te kunnen besteden, zoals mijn gezondheidsproblemen oplossen en mijn vaardigheden ontwikkelen (zoals schrijven, ontwerpen, programmeren, muziek maken).
En tot mijn verbazing … kent de rest die trucjes niet.
Ik weet dus bijvoorbeeld al sinds de basisschool dat ons onderwijssysteem draait om mensenkennis. Je docent stelt de toets op. Je docent kijkt die na. Als je weet wat voor persoon diegene is, kan je al 75% van de toets voorspellen, en precies invullen wat je docent wil horen. Geloof me, het is alsof je een goocheltruc uitvoert, maar het werkt bij vrijwel alle docenten!
Nou, om al deze wijsheden in geuren en kleuren door te geven, schreef ik dit boek.
Hoe gaat het eruitzien?
Stap 1: Tekst
Hoewel dit mijn eerste non-fictie boek is, schrijf ik natuurlijk al lange tijd non-fictie teksten.
Ik maakte vijf jaar geleden al een hele tutorial website met honderdduizenden woorden in het Engels ([Pandaqi Tutorials](https://pandaqi.com/tutorials" data-type=)). Ik heb een blog in het Engels over al mijn spellenwerk (Pandaqi Blog). Ik heb natuurlijk dit blog, ik heb meegeschreven aan een paar informatieve boeken, en zo gaat het maar door.
Dus ik hoefde hier (gelukkig) niet echt over na te denken en had vrij snel een werkende structuur te pakken.
- Het boek bestaat uit 10 tips + bonus (voor alle minitips die nergens anders goed pasten, komt altijd van pas)
- Het heeft een korte inleiding + afsluiting (is vrij traditioneel bij boeken, maar vind ikzelf ook fijn voor de structuur en samenhang).
- Elke tip is onderverdeeld in kleine tipjes en ook veel voorbeelden.
Bij alles wat ik wilde vertellen, kon ik wel een paar leuke anekdotes herinneren uit mijn eigen schooltijd. Die kleine “tipjes” zijn meer om de tekst onder te verdelen in kleinere, meer behapbare paragrafen.
Uiteindelijk paste dit allemaal vrij netjes. Eén of twee tips zijn behoorlijk langer dan de rest, maar voor het grootste deel is alles consistent qua lengte en inhoud. (Daaruit lees je ook meteen af wat ik het belangrijkste vind: gezondheid en die trucjes om het systeem te omzeilen.)
Alleen kijkend naar de tekst, is het boek zo’n 110-120 pagina’s.
Stap 2: Cartoons
Maar niemand gaat een informatief boek lezen dat slechts 120 pagina’s tekst is. Er moeten plaatjes bij, afwisseling, visuele geintjes!
Uiteindelijk koos ik voor kleine cartoons tussen de tekst door. Ik begon met het idee “oh, 1 of 2 per hoofdstuk is genoeg”, maar heb er uiteindelijk “1 per tussenkopje” van gemaakt.
Ja, dat was behoorlijk veel werk en bracht het boek naar de 160 pagina’s. Maar het was nodig.
Waarom koos ik hiervoor?
- Zeker jongeren gaan echt geen boek lezen dat alleen maar lappen tekst is.
- De tekst zelf is al deprimerend genoeg, want het schoolsysteem is eindeloos deprimerend, ik wilde het opleuken met humor en plaatjes.
- Ik wilde oefenen met de cartoonstijl én met de hand tekenen in het algemeen.
- Het voelde gewoon passend. (Dat is mijn ervaring met prentenboeken die spreekt, waarschijnlijk.)
Ik ben geen geweldige cartoonist, om het zacht uit te drukken. Ik heb in mijn leven weinig met de hand getekend (vanwege bovengenoemde gezondheidsproblemen) en niet meer dan ~10 cartoons bedacht.
Dus ik legde mezelf deze uitdaging op om hier beter in te worden, met als gevolg dat ik continu nieuwe stijlen, nieuwe personages, nieuwe technieken probeer. Ja, dat zorgt voor een kleine inconsistentie tussen de plaatjes, en een paar cartoons die er niet geweldig uitzien.
Dit heb ik expres erin gelaten. Ik heb het zelfs expliciet benoemd! Want één van de belangrijkste punten in het boek is dat je dingen leert door ze heel veel te doen, door te experimenteren. De cartoons bewijzen dit proces. Je ziet de vaardigheden ontstaan en groeien met elk hoofdstuk dat je leest.
Stap 3: afronding
Ik heb te veel visueel werk gedaan om tevreden te zijn met alleen tekst + cartoons.
Dus uiteindelijk heb ik gekozen voor een soort “doodle” stijl, alsof je met een potlood in je notitieblokken tekent tijdens de les, en die overal omheen verweven. (Zie ook de voorkant van het boek.)
De boven- en onderkant van pagina’s hebben lichtgrijze doodles. Grote kopjes hebben een icoontje ervoor. Als ik een lijst of opsomming had in de tekst, brak ik die in stukken en tekende daar van alles omheen.
En daarna komt natuurlijk de hele riedel van: proefdruk bestellen, alles doorlezen, foutjes eruit halen, kijken waar tekst nóg korter of duidelijker kan, etcetera tot het perfect is.
(Of, nou ja, niks is perfect, zeker niet voor perfectionistische kunstenaars. Iets is “acceptabel” en “het moet maar” :p)
Schrijven
Eerste versie
Het schrijfproces was alsof er een dam was doorgebroken en de zinnen als een stortvloed op het papier stroomden.
Ik denk al 10+ jaar na over het systeem en hoe het beter kan. Het is nog niet eens een jaar geleden dat ik zelf weg ben uit het onderwijs. Dus ik had meer dan genoeg te vertellen en heb het skelet van het boek in twee (zeer productieve) dagen geschreven.
Vervolgens heb ik een paar dagen genomen om alles goed uit te schrijven, aan te vullen, verbeteren, structureren.
Ik zou willen dat ik hier wat zinnigs over kon zeggen, maar het gaat allemaal vrij automatisch. Je merkt dat een stukje tekst te lang is, dus je plaatst er een kopje tussen. Je merkt dat je al drie secties geen voorbeeld hebt gegeven, dus je graaft in je geheugen voor een passende anekdote.
Bovendien zijn mijn hersenen nogal … kriskas. Ik maak geen plan, omdat ik daar chagrijnig van word en het mijn werkproces totáál niet helpt. Dus als ik schrijf, ben ik urenlang her en der, door het hele document, kleine dingen aan het doen.
Tweede en derde versie
Vervolgens ben ik een paar maanden iets anders gaan doen. Dat is altijd aan te raden: een tijdje weg van wat je hebt geschreven, zodat je het daarna met frisse blik kan bekijken. Maar in dit geval kwam er ook iets doorheen en was mijn aandacht even ergens anders.
Toen ik terugkwam … had ik eigenlijk weinig aan te merken. Ik heb in alle hoofdstukken slechts kleine dingen aangepast. Vooral de latere hoofdstukken hebben extra inhoud gekregen, deels omdat ik iets was vergeten te vertellen, deels omdat ik juist die afgelopen maanden iets belangrijks had gerealiseerd.
Dus weer een paar dagen schrijven en het boek was af. Toen moest ik het overzetten naar Adobe InDesign (zodat ik het mooi kon opmaken, samenvoegen met de plaatjes later, enzvoort).
Dat duurde … langer dan ik wilde, want natuurlijk gaat er van alles fout, en neemt hij mijn mooie stijlen niet over vanuit Microsoft Word, en aaaargh. Maar goed, dat gaf mij wel de kans om nog een keer naar alle tekst te kijken en te verbeteren waar mogelijk.
Was dat het?
Hierover is verder weinig te zeggen. Dat is nou juist één van de punten die het boek constant aanstipt: je leert dingen door ze veel te doen. Ik kan niet “uitleggen” hoe ik een non-fictie boek van zoveel pagina’s heb geschreven (op een hopelijk begrijpelijke, leuke, vlot lezende manier), dat gaat vanzelf nadat ik al miljoenen woorden heb geschreven de afgelopen jaren.
Dus ik zal hier herhalen wat ik zeg bij elke “hoe ik X gemaakt heb”: als je zelf zoiets wilt maken, moet je het gewoon gaan doen, en nog een keer, en nog een keer, en voor je het weet kan je het best aardig. Geen enkele vaardigheid gaat in je zitten door een paar artikelen met tips te lezen. (Of door een schoolboek te lezen 😉 )
Als je een stuk van het boek wilt lezen, kan je online (in elke webwinkel) een inkijkexemplaar vinden met de eerste 10% van het boek. Of ander (recent) werk van mij bekijken, zoals artikelen op dit blog.
De schrijfstijl is grotendeels hetzelfde, zij het misschien iets korter en meer “snappy”. Ik probeerde lange paragrafen, lange zinnen, of moeilijke (verouderde) woorden te voorkomen. Het blijft een boek voornamelijk gericht op kinderen/jongeren die nog naar iets van een school gaan.
Cartoons tekenen
Terwijl ik de teksten overzette naar InDesign, kon ik mooi de cartoonplekken aangeven.
In eerste instantie had ik dus alleen een paar “overduidelijke” cartoons. Een grappige anekdote die ik kon tekenen, in plaats van vertellen bijvoorbeeld. Maar dat waren, samengenomen, maar iets van 8 cartoons voor het hele boek.
Dus toen probeerde ik elk stukje te lezen en iets te vinden dat ik kon tekenen. Een zinnetje, een idee, een uitspraak die ik kon opblazen naar extremen. (Want humor betekent vaak iets normaals oprekken naar het absurde.)
Soms had dat twee stappen nodig: dan schreef ik de ene avond het eerste idee, en pas de volgende avond (toen ik het teruglas) realiseerde ik dat het nóg extremer kon. Meestal had ik dan pas de juiste cartoon te pakken.
Dus na het overzetten van de tekst, had elk hoofdstuk een stuk of 5+ plekken waar stond “CARTOON! <concrete uitleg hier, meestal in de vorm van een lijst van frames>”
Omdat ik niet geweldig kan tekenen, en omdat tekenen veel meer tijd kost dan je denkt, besloot ik mezelf te limiteren tot een half hoofdstuk per dag. Anders werd het voor mij frustrerend en vermoeiend, en dan ga je fouten maken en lelijkere dingen tekenen.
Hieronder zal ik de grootste lessen geven die ik leerde. De meeste kwamen door de vele oefening en experimenten (uiteindelijk zijn er bijna honderd cartoons in het boek gekomen), maar sommige leerde ik door naar bekende cartoonists te kijken en hun poppetje over te tekenen :p
Les 1: Minder Ruimte Innemen
De eerste cartoons die ik tekende namen soms wel een hele pagina in beslag. Ik dacht toen dat het wel meeviel, of dat het “nodig was” voor deze grap. Maar na een stuk of 5+ cartoons ontdekte ik dat het toch wel vervelend was: het onderbrak de tekst té veel en zoog té veel pagina’s op.
Dus ik ontwikkelde een paar methodes om dat te verminderen:
- Gebruik een standaard “framegrootte”. Inmiddels weet ik dat de hoogte van een frame het mooiste eruitziet als het ongeveer 1/5 de hoogte van een pagina is. Ik ben hier niet heel strak in geweest (want soms heb je gewoon net iets meer of minder ruimte nodig), maar heb wel dit als richtlijn gebruikt.
- Probeer meerdere handelingen of uitspraken in één frame te laten zien. Bijvoorbeeld, stel persoon A vraagt persoon B om een pen. Eerst maakte ik twee losse frames: eentje waarin A vraagt, eentje waarin B antwoord en de pen pakt. Maar dat hoeft niet: dat kan ook in één frame, zolang je persoon A links neerzet en persoon B rechts (want dat is de richting waarin we lezen).
- Wees creatief met scheidingslijnen. Om de frames te scheiden, trek ik natuurlijk een rechte lijn ertussen. Maar … rondom die lijn moet ik altijd witruimte laten, anders ziet het er lelijk uit, wat weer ruimte inneemt. Dus op een gegeven moment ontdekte ik dat je ook op andere manieren frames kan scheiden. Bijvoorbeeld: een rechte tafel werkt net zo goed, of een muur, of een deuropening. Het zijn allemaal grote rechte lijnen die van nature in een tekening kunnen voorkomen.
- Cartoons hoeven niet perse horizontaal. Sommige cartoons in het boek zijn bijv. verticaal, omdat ze dan beter pasten bij het stukje tekst (en dus minder ruimte verspilden).
Het spreekt voor zich dat ik het hele boek dezelfde stijl en grootte penseel heb gebruikt. (“Basic Ink”; 5px grootte; geen drukgevoeligheid.)
Dit levert behoorlijk dikke strepen op. Dus achteraf gezien had ik misschien een veel dunnere pen moeten kiezen. Dat helpt ook met de details, want nu kon ik niet zoveel kwijt.
Les 2: kopieer en pas aan
In eerste instantie tekende ik poppetjes steeds opnieuw in elke frame. Om dit te rechtvaardigen, probeerde ik ze dan ook echt een andere gezichtsuitdrukking, andere houding, ander perspectief (en dergelijke) te geven.
Ten eerste: dit was véél werk. Als ik dit was blijven doen, was dit boek pas maanden later afgekomen. Dus ik heb die experimenten geschrapt en ben opnieuw begonnen in een simpelere stijl.
Ten tweede: het zag er vaak juist slechter uit. Waarom?
- Omdat ik nog niet goed genoeg was om een gezicht consistent te tekenen. Soms zag iemand er zodanig anders uit tussen frames, dat je op het eerste gezicht zou denken dat het andere poppetjes waren :p
- Een cartoon probeert een snelle, korte gedachte communiceren. Een grappige uitspraak, een grappige handeling. Als je zoveel visuele variatie gaat toevoegen, ben je die grap juist aan het ondersneeuwen en de lezer aan het afleiden met pracht en praal.
Dus voor de meeste cartoons deed ik uiteindelijk het volgende:
- Maak de tekstvakjes en plaats ze zoals ik denk dat het beste is.
- Plaats de scheidingslijnen.
- Teken het eerste frame.
- Voor elk volgende frame, kopieer dat eerste frame en pas hem dan aan totdat je een nieuw, passend plaatje krijgt.
- Als alles af is, probeer het dan zo simpel, duidelijk en compact mogelijk te krijgen.
Het enige nadeel hiervan is dus dat er redelijk weinig variatie tussen frames kan zitten. Ook vergat ik soms dingen uit te gummen en teken ik bijvoorbeeld nieuwe ogen over de oude heen, wat een rotzooi oplevert. Leermomentjes.
Maar in de meeste gevallen, kun je op deze manier vrij snel nieuwe frames maken, terwijl iedereen er consistent uit blijft zien.
Les 3: Overlap
Omdat je bij een cartoon slechts enkele lijnen hebt, maakt elke kleine aanpassing een verschil. Tevens moet je dus constant duidelijk maken welke vormen voor andere vormen staan.
Hoe doe je dat? Door kleine “overlapslijntjes” toe te voegen.
Bijvoorbeeld, steek je arm eens voor je uit. Kijk naar de plek rond je elleboog, waar je bovenarm je onderarm raakt. Als je goed kijkt, zie je aan de randen “overlap”: je bovenarm steekt een stukje uit en verbergt dus een stukje onderarm.
Nou, dat soort dingen kan je dus ook gebruiken in een cartoon! Als je gewoon twee lijnen teken, ziet het er nogal simplistisch uit. Trek een kort lijntje om het ene lichaamsdeel het andere te laten overlappen, en het word ineens een stuk duidelijker!
Les 4: Alles kan extremer
Deze les bleef ik opnieuw leren, hoofdstuk na hoofdstuk. In eerste instantie, als ik een “verbaasd” gezicht tekende, was het een subtiele (“realistische”) verandering. Mond iets verder open, ogen iets verder open, wenkbrauw opgetrokken, dat soort dingen.
Maar dit zijn cartoons. Kleine lijntjes op een klein papier. Dat moet extremer!
Dus gaandeweg werden deze verschillen groter en groter. (Gigantische ogen, uitpuilende tong, iemands lichaam slaat helemaal naar achter, extra lijntjes om “beweging” aan te tonen.) En dat vond ik er eigenlijk steeds beter en beter uitzien.
En, zoals eerder vermeld, geldt dit natuurlijk ook voor de grap zelf. Veel van mijn eerste ideeën waren niets anders dan twee mensen die met elkaar praatten. De grappen werden vaak leuker, als ik het opschaalde naar een hele klas die iets doms deed (bijvoorbeeld). Iemand heeft niet per ongeluk diens fiets verkocht—nee nee, hij heeft per ongeluk het hele huis verkocht!
Les 5: Cartoons zijn visueel
In eerste instantie bestonden mijn cartoons uit behoorlijke lappen tekst. Tja, dat was natuurlijk niet de bedoeling. Het moest juist iets visueels zijn om even pauze te krijgen van tekst!
Daarnaast waren de grappen dan ook vaak woordgrappen, of hele scenes die ik liet uitspelen. Nee dus, niet doen. Daarvoor zijn cartoons niet gemaakt. Daarvoor hebben we nou juist taal en romans en dergelijke.
Dus ik moest steeds meer nadenken: hoe kan ik dit laten zien? Welke grap kan ik bedenken die een handeling betreft, of een grappig plaatje, in plaats van gesproken woorden?
Om eerlijk te zijn, ik had daar best wel moeite mee. Het was gewoon een nieuwe manier van denken, eentje die ik nauwelijks heb gebruikt in mijn leven. (Ik schrijf veel meer humoristisch dan ik teken. Het is alsof je me ineens zou vragen om een “grappig liedje” te schrijven, nadat ik mijn hele leven vooral melancholische zielige nummers heb gespeeld en geschreven.)
Uiteindelijk zijn er nog steeds een aantal cartoons die vooral tekst zijn, of die te lang doorgaan. Maarja, die heb ik er dus lekker in gelaten, zodat lezers dit proces meemaken. (En het zorgt ook wel weer voor wat variatie, want rond de helft van het boek merkte ik dat mijn cartoons een beetje “formulaic” werden—allemaal hetzelfde idee, omdat ze volgens dezelfde formule tot stand kwamen.)
Les 6: vind een balans qua details
Dingen zoals schaduw en textuur zijn geweldig en kunnen een plaatje veel mooier en duidelijker maken. Maar, wederom, als je te ver gaat wordt zo’n cartoon juist extra onduidelijk. Als je alle voorwerpen (tafels, muren, ramen, kleding, etc.) een eigen textuur gaat geven en semi-realistische schaduw … dan kan je net zo goed een schilderij gaan maken en die hele cartoon achterwege laten.
Dus ik ben constant op zoek geweest naar deze balans.
Sommige cartoons hebben net wat te veel schaduw en komen daardoor “donker” over. Sommige cartoons hebben geen enkel detail, waardoor ze toch meer overkomen als een kinderkleurplaat. Maar uiteindelijk kwam ik uit op (ongeveer) deze methode:
- Geef de gebieden rondom gezichten een duidelijke schaduw. (Bijvoorbeeld, ons hoofd blokkeert licht richting onze nek, ons haar blokkeert licht richting de bovenkant van ons hoofd.)
- Plaats een schaduw op plekken waar dingen duidelijk uitsteken. (Bijvoorbeeld, een tafelpoot zit vaak niet precies aan de rand van de tafel, dus het heeft een grote schaduw aan de bovenkant van het tafelblad zelf.)
- Als ik echt een grote schaduwvlek had (bijvoorbeeld onder een grote tafel), heb ik dit niet helemaal zwart gemaakt of ingekleurd, maar gebruikte ik een paar losse strepen om hetzelfde idee te wekken.
- Alle andere schaduwen moet je alleen naar smaak toevoegen.
- Gebruik een dunnere lijn (2.5px in plaats van de reguliere 5px) voor details op “onduidelijke oppervlakten”. Een vierkant kan een tafel zijn … maar ook iets heel anders. Gebruik die dunnere lijn om duidelijk te maken wat zo’n vierkant voorstelt, of waar de karakters zich precies bevinden. Een ander voorwerp dat vaak details goed kan gebruiken, is haar en (losse) kleding.
Les 7: zoals altijd, kopieer en experimenteer
Ik heb bij elke tekening nieuwe personages getekend. Ja, dat was redelijk wat werk, maar het dwong mij om steeds nieuwe stijlen te proberen: ander haar, andere ogen, andere schaduwen, andere kleding, etcetera.
Om inspiratie te houden, of fouten te ontdekken, heb ik vaak bestaande cartoon personages gerefereerd. Dan wist ik bijvoorbeeld “oh, deze ene film had iemand die eruit ziet zoals ik wil”, en dan Googlede ik dat personage en gebruikt het als referentie.
Omdat ik niet geweldig kan tekenen, leek mijn “imitatie” vaak toch niet meer op het origineel :p Bovendien had ik altijd een andere houding, of gezichtsuitdrukking, of schaduwen nodig.
Ik heb lang gedacht dat zoiets “fout” was. Het was “stelen” of “valsspelen”. Maar dat is het niet. Je bent dom als je niet constant referenties gebruikt en je idolen imiteert, want je krijgt niet genoeg inspiratie en invloeden binnen en bent je eigen leerproces aan het afremmen.
Dus ja, als je goed kijkt kan je vast enkele personages terugleiden tot een bestaande tekening. (Mits je enigszins kennis hebt van animatiefilms of cartoonists.) Maar voor het overgrote deel lijken mijn cartoons op niets dat al bestond, en door me constant te laten inspireren, heb ik ook constant nieuwe dingen geleerd en geprobeerd.
Les 8: Mensen hebben oren! En kleding!
Om een of andere reden, vergat ik constant de volgende elementen:
- (Mensen hebben een neus. Ja, dat ging het eerste hoofdstuk nog wel eens mis.)
- Mensen hebben oren.
- Mensen hebben wenkbrauwen. Sterker nog, die zijn behoorlijk essentieel in het weergeven van emotie en reactie. (Maak een gebogen lijntje, en iemand is verbaasd. Zet het lijntje nét wat anders neer, en iemand kijkt alsof hij je probeert te verleiden tot een sexy avondje :p)
- Kleding zit niet direct op de huid. Het steekt een klein beetje uit, het zit “losjes” om ons lichaam heen. (En ja, mensen zijn niet naakt, maar die had ik al vrij snel te pakken.)
- Sieraden (en soortgelijke accessoires, zoals oorbellen, armbanden, meer bijzondere kleding). Mijn eerste personages hadden allemaal een standaard, neutraal shirt + spijkerbroek aan. Beetje saai na een tijdje. Ook zeer onrealistisch.
Het is best bijzonder hoe je dit soort elementen kunt vergeten. Ik heb, zo zou je denken, toch wel vaak genoeg een mens gezien in mijn leven. Ik heb ook vaak genoeg karakters getekend (voor m’n prentenboeken bijvoorbeeld).
Maar bij deze cartoons … bij deze stijl … besloot mijn hoofd om onverklaarbare reden te vergeten dat “oren” bestaan.
Lay-out ontwerp
Ik had grootse plannen. (Zoals altijd.)
Ik wilde voor elk hoofdstuk een ontwerp van doodles maken (je weet wel, van die nikszeggende tekeningetjes die je maakt in je schrift als je je verveelt tijdens de les), die dan aan de randen van de pagina’s verscheen.
Hoewel die doodle-stijl een goed idee was, en overal terug is gekomen, was het nogal overweldigend om werkelijk overal doodles te hebben. De tekst werd al behoorlijk vaak onderbroken door cartoons. Voor elk kopje stond al een icoontje. De kopjes zelf hebben al een wat meer “los” lettertype.
Toen ik de allereerste proefdruk ontving, voelde het gewoon als te veel. Het was even zoeken naar de balans tussen de inhoud van het boek (hoofdtekst en plaatjes) en de vormgeving (de structuur en visuele geintjes eromheen die het een mooi en aantrekkelijk boek maken om te lezen).
Dus ik ben vooral bezig geweest met achteraf dingen versimpelen, stroomlijnen, en terugschalen. Uiteindelijk zijn er vooral doodles gekomen in de hoeken (want daar ben je zo ver mogelijk verwijderd van alle inhoud), en voornamelijk bij de eerste pagina van een nieuw hoofdstuk.
<TO DO: Plaatje van vormgeving/doodles>
Wederom, allereerste non-fictie boek dat ik publiceer, en tevens de eerste met zo’n handgetekende stijl, dus ik ben nog steeds niet tevreden en kan verbeteren. Maar toen het “acceptabel” was, moest ik door met mijn leven :p
Altijd een proefdruk bestellen!
Bij deze wil ik herhalen wat ik bijna altijd zeg (bij deze “wat ik leerde van …"-artikelen): bestel een proefdruk! Bestudeer hem héél goed en maak daarna aanpassingen!
Dit boek heeft namelijk een gigantische metamorfose ondergaan ná het ontvangen van de proefdruk. Dit was mijn eerste non-fictie boek, mijn eerste werk met zoveel pagina’s, die afwisselend tekst en cartoons bevatten. Dus het was eigenlijk wel te verwachten dat ik niet kon inschatten hoe het eruit zou zien en wat grote fouten zou maken.
Toen ik de proefdruk ontving, was ik in eerste instantie heel blij. Het zag er goed en stevig uit, echt een professioneel boek. Er héél snel doorheen bladeren, liet zien dat zowel de tekst als de cartoons scherp en duidelijk over waren gekomen.
Maar iets knaagde aan me. Het moment dat ik serieus een paar pagina’s wilde gaan lezen, merkte ik dat ik een beetje werd afgeleid. Het was het allemaal net niet. Het lettertype was te groot, de witruimte te klein, de pagina’s te dik.
Dit zijn enkele plaatjes van die specifieke proefdruk (van de voorkant en twee willekeurige spreads binnenin het boek):
Dus deze dingen heb ik uiteindelijk veranderd:
- Papiersoort van romandruk naar HVO (wit). Die eerste is van dat dikke beige papier dat je in alle romans tegenkomt, omdat het fijn leest op lappen tekst, er mooi uitziet, en fijn vastpakt. Maar het is een beetje doorschijnend, waardoor je vaak meerdere cartoons over elkaar zag. Bovendien vielen de grijstinten van sommige cartoons weg in de beige kleur. Dus ik wilde een dunnere, dichte, witte papiersoort proberen.
- Grotere marges. Ik heb tijdens de ontwikkeling van dit boek gewoon de standaard/aangeraden instellingen van Adobe InDesign gebruikt, wat blijkbaar een marge van 12.7 mm was. Achteraf gezien was dat natuurlijk een grote fout. Op alle plekken online raden ze minstens 15-20 mm marge aan, soms zelfs meer. En ik weet nu waarom, want het is gewoon … subtiel vervelend als tekst zo dicht tegen de rand van het papier zit. Dus de binnenste marge is opgekrikt naar 16 mm, en de onderste marge naar 18 mm.
- Dit maakt het boek natuurlijk een stukje langer. Gelukkig vond ik het letterype ook net wat te groot, dus die heb ik ietsje kleiner gemaakt. (Het hoofdlettertype is Literata Book, gratis, van Google. Dit is een prachtig lettertype, maar wel een beetje groot uitgevallen. Dus mocht je deze ooit gebruiken: hij moet iets kleiner ingesteld dan andere lettertypes!) Origineel was het 11pt, nu is het 10.5pt.
- Enkele grote fouten zijn opgelost. (Zo had ik ergens zomaar een grijs vlak midden op de pagina staan! Geen idee waar die vandaan kwam, maar het zag er natuurlijk lelijk uit.) Op dezelfde manier waren sommige cartoons wel erg klein of erg “licht” getekend, dus die zijn aangesterkt.
- Op sommige plekken had ik de achtergrondversieringen wat scheef op de pagina gezet, of niet ver genoeg doorgetekend. Daardoor was de pagina ofwel ongebalanceerd (bijv. boven waren véél meer tekeningen dan onder), of vol met allemaal gaten.
- Ik twijfelde al over de originele voorkant toen ik hem tekende. Toen ik het boek in het echt zag, wist ik zeker: hier moet meer detail bij. Iets dat ervoor zorgt dat het boek NIET uitstraalt “de schrijver had geen zin om een professionele voorkant te maken”, maar wel de simpliciteit en algemene stijl van dit werk behoudt.
Uiteindelijk heeft dit nog behoorlijk veel tijd gekost, aangezien dit grootschalige veranderingen waren aan de lay-out en structuur van het hele boek (dat dus maar liefst 160 volle pagina’s was).
Bovendien waren sommige probeersels alsnog fout. De papiersoort HVO loste mijn problemen niet op en was veel minder mooi (bij dit boek) dan romandruk. Het boek zou “maar” 8mm dik worden met deze papiersoort, wat al snel de indruk geeft dat het geen enkele inhoud heeft. Alsof het een flitsende brochure is, in plaats van een best wel groot boek :p Dus uiteindelijk heb ik de probleemplaatjes veranderd (door met de grijstinten te spelen) en de papiersoort gehouden.
Maar het resultaat van deze grote update is gewoon een boek dat een stuk fijner te lezen is, met cartoons die duidelijker overkomen, en een algehele presentatie die meer “professioneel” en afgewerkt voelt.
Conclusie
Ta da! Mijn eerste non-fictie boek én mijn langste boek dat ik tot nog toe heb uitgegeven.
(Het is dus 160 pagina’s, terwijl mijn vorige grootste een prentenboek van 111 pagina’s was. Maar dat was veel meer werk, want het was een interactief prentenboek.)
Hopelijk helpt het mensen. Ik hoop het echt. School is het ergste wat je kan overkomen en het verpest ieders leven, de manier waarop het systeem nu werkt.
Terwijl ik het boek schreef, terwijl ik de tips en lessen uitschreef, dacht ik constant: “ik had gewild dat iemand dit tegen mij had gezegd” of “had ik dit maar eerder gerealiseerd”.
Soms ging het over gemiste kansen. Dan kreeg ik ineens weer herinneringen aan die persoon die ik leuk vond maar nooit om verkering heb gevraagd.
Soms ging het over mijn gezondheid. Als ik terugdenk aan hoe ongelofelijk ziek ik was en hoe ik dat compleet moest negeren, is het inderdaad geen raadsel hoe ik nu met chronische gezondheidsproblemen zit.
En soms moest ik even stoppen, omdat het even te veel werd. Ik ben letterlijk twintig jaar lang depressief en gestrest geweest, omdat ik verplicht moest meedoen met het hopeloze systeem, terwijl ik óók nog eens heel ziek was. Dat laat z’n sporen achter. Ik heb nog steeds moeite met motivatie vinden op de meeste dagen, met mijn zin in het leven terugkrijgen, met herstellen van de littekens.
Maar in alle gevallen was het vrij duidelijk: school is een héle slechte invloed, en deze tips en ideeën moeten wel een groot (positief) verschil kunnen maken in de levens van anderen.
Dus ik hoop echt dat veel mensen het kopen, lezen, en gebruik om hun leven (en toekomst) mooier te kleuren. Ik heb het in ieder geval met een ongelofelijke snelheid (en enthousiasme) gemaakt, omdat ik er écht zoveel om geef.
En dat is hoe “Het Boek Tegen School” tot stand is gekomen.