Het is weer die tijd van het jaar: de meeste middelbare scholen hebben “officieel nog geen vakantie”, maar deze laatste weken van het jaar hebben ze praktisch gewoon al vakantie. Je gaat boeken inleveren, cijferlijst ontvangen, misschien nog een uitje of lunch ofzo, en dan natuurlijk nog de (zomer)sportdag.
Dat herinnerde mij aan een paar leuke anekdotes die ik even wilde vertellen.
Alle sportdagen van de onderbouw waren een grote chaos. Je kwam ’s ochtends op school en had géén idee waar je heen moest. We hadden een gigantisch grasveld achter onze school liggen, die dan altijd was onderverdeeld in allerlei kleine veldjes, met nummers en letters die geen enkel patroon hadden.
(Veldje A4 lag naast E2, het ene slagbalveld was om onverklaarbare redenen twee keer zo groot als het andere, en binnen een paar uur hadden grapjassen alle pionnen verplaatst die nog een béétje duidelijkheid hadden moeten scheppen.)
Ik herinner me niets anders dan de volgende cyclus:
- Ga naar een tentje, of kraampje, of grote tafel ergens in het midden.
- Wacht tot je iemand te spreken krijgt, of het schema kan zien, en probeer uit te vogelen waar je moet zijn (en wanneer).
- Met 50% kans is het antwoord: “ja, je had 10 minuten geleden een wedstrijd tegen B1a op dat veld daar” De andere 50% van de tijd was jij bij het groepje dat op tijd was, en miste je dus de andere helft van je team.
- Je speelt een sport, waarvan niemand echt de regels kent, tegen mensen die drie jaargangen (en lengtes) boven je zitten en je dus keihard inmaken.
- Je hoopt maar dat iemand de score goed heeft doorgegeven. (Of niet, want je hebt dus niet zo’n beste score behaald). Het maakt je niet uit, want je wil gewoon zo snel mogelijk lunchen, en dan naar huis fietsen om vakantie te vieren.
Maar toen we in de bovenbouw kwamen, dachten ze ineens: “hey, weet je welke sport iedereen wel kent? En de meeste mensen wel leuk vinden? Voetbal. Dus vanaf nu doe je de hele sportdag voetbal.”
Weet je, ik vond het prima, want ik voetbalde veel en vond het een leuke sport. Het grote grasveld bij onze school was ook ideaal voor deze sport. (Ik bedoel, ze hadden ook hockey of basketbal kunnen kiezen, maar daarvoor hadden we alleen een betegeld stukje van 10 bij 10 meter.)
En weet je wat ik me alleen nog herinner? De driehoek van voetbal bij gym:
- Ingemaakt worden door mensen die gewoon groter en ouder zijn
- De bal uit de struiken moeten vissen, die natuurlijk vol zitten met brandnetels en beesten, omdat de rest te lui is om het te doen.
- Op doel gezet worden, ofwel omdat het de “saaiste” plek is, of omdat de rest niet durft tussen de bal en het doel te komen.
Godzijdank hadden we ergens in de bovenbouw een voetbalcompetitie gedaan, waardoor men inzag dat ik eigenlijk een van de beste voetballers van de klas was, dus daarna hoefde ik in ieder geval niet meer op doel! Maarja, tegelijkertijd was ik ook een van de betere keepers omdat ik mezelf gewoon overal voorgooi en niet bang was voor de bal.
Maar tegen het einde van de 4e en 5e klas waren er meer mensen zoals ik, dus toen konden we daadwerkelijk een beetje voetballen!
Eén potje waaide het zelfs zo hard dat één van de ballen door een open raam op de derde verdieping vloog en een klas verraste. Maar wij hadden dat niet eens door, want tegelijkertijd viel één van de doelen om (en wij hadden nog wel van die grote, zware, metalen doelen!) en moesten we onze keeper bevrijden uit het vangnet.
En toen kwam de sportdag van de zesde klas. Wij hadden allemaal géén zin en géén verwachtingen. Het was letterlijk het laatste dat we zouden doen voordat dit hele middelbareschoolfiasco voorbij was. En na onze ervaringen uit eerdere jaren, hadden we ook niet het idee dat we door zouden gaan naar de volgende ronde.
Nou, je raadt het al. Wij spelen nu tegen voornamelijk 5e klassers en wij maken ze keihard in. We rennen ze gewoon voorbij. We hebben meer conditie, meer snelheid, meer kracht, alle passes komen aan, en ik schiet er in het eerste potje drie in vanuit alle hoeken. (We wonnen met 11-1 ofzo, dus zo bijzonder was het niet eens.)
Iedereen keek elkaar aan en was zo van: “huh, wanneer zijn wij goed geworden?”
Misschien was het toeval. Misschien waren die anderen gewoon belachelijk slecht. Maar nee, het tweede potje winnen we ook. Het derde potje weet ik niet meer, maar het was niet zó geweldig als de andere, en daarna was de poulefase voorbij en brak de lunch aan.
Je raadt het al: het grootste deel van ons team besloot zich vol te vreten en daarna naar huis te gaan. We zullen vast niks meer te doen hebben. Het zal wel.
Nou, nee. We stonden in de kwartfinale. Die wonnen we. We wonnen de halve finale, nipt. En toen stonden we in de finale.
Dus toen heeft iemand al die mensen terug lopen bellen met het bericht: “kom terug! kom terug! we staan in de finale, we hebben iedereen nodig!”
Natuurlijk dachten een aantal dat het een grap was, maar de meesten waren daadwerkelijk teruggekomen.
En toen de finale. We spelen tegen een HAVO 5 klas, maar we zien meteen: dit is andere koek. Al hun spelers zien eruit alsof ze op voetbal zitten of zeer regelmatig de fitness bezoeken.
Hier wil ik eventjes het verhaal pauzeren om wat dingen uit te leggen.
Dit was een sportdag. Deze finale werd gespeeld op een stukje van het grasveld, waarbij de doeltjes twee pionnen waren. Normaliter hebben die pionnen een stok erop liggen om de lat aan te geven. Het is alleen een doelpunt als de bal onder die stok blijft.
Maar om onbegrijpelijke redenen ontbreekt die stok in deze wedstrijd en is onze scheids een jaargenoot van ons. (Iemand die vanwege een nare blessure nooit mee kon doen met sportdagen, maar dat compenseerde door te leven in de sportschool, en daardoor wel de fitste van de klas was.)
Je raadt het al: ze scoren een goal. Wij zijn zeker dat de bal te hoog was, maarja, hij telt.
Wij scoren een goal … en hij wordt afgekeurd. Wij zijn zeker dat de bal laag genoeg was, maar onze scheids zegt van niet, en hij is wel zo’n persoon waar je niet tegenin gaat en die je niet van gedachten kan veranderen.
Dan zie ik wat vrije ruimte. Ik maak een run, krijg de bal van iemand, en … een schop later lig ik op de grond. Kijk, ik heb nooit op voetbal gezeten, dus ik was oprecht een seconde compleet verbaasd wat er gebeurde. Ik ben gewend te voetballen in de achtertuin, of rustig over te spelen met anderen, dus het feit dat iemand met volle snelheid mij onderuit gaat halen lag niet in mijn wereld van mogelijkheden.
Maar die persoon zat compleet naast de bal, want ik ben snel. We krijgen een vrije trap. Ik ben een klein beetje geblesseerd, dus ik ga er weer uit.
Maar we scoren uit de vrije trap! Het is gelijkspel. 1-1. Een bloedstollende finale! Wie gaat hem winnen?! Wie zal—
Anti-climax, zij scoren in de laatste seconde een goal die overduidelijk boven de pionnen was en winnen de finale.
Maar eventjes … heel eventjes … toen we het laatste hoofdstuk van onze schoolcarrière schreven … waanden we ons een groep geweldige sporters. Die ene sportdag dat wij de grootste waren, de snelste, de sterkste, puur en alleen omdat we ouder waren.
Moraal van het verhaal? Geef het op tijdens de sportdagen. Het lichaam van een 12-jarig jongetje wint het niet van een 18-jarige knul. Pas als je in de 5e of 6e klas zit, kan je verwachten met gemak al die onderdeurtjes in te maken :p