Onlangs heb ik mijn tweede prentenboek gemaakt en gepubliceerd: De Konijnenklas
Zoals te verwachten, heb ik veel fouten gemaakt en (mede daardoor) tijdens het proces veel geleerd. In dit artikel wil ik deze nieuwe inzichten met jullie delen, zodat jullie hopelijk sneller mooiere (prenten)boeken kunnen maken!
Tekst
Laten we beginnen met de tekst van het prentenboek.
Minder tekst
Ik geef (vooralsnog) mijn boeken zelf uit. Het nadeel daarvan is dat het vrij prijzig is, dus ik moet slim omgaan met de grootte van de pagina (en hoeveel _kleurenpagina’s _ik toevoeg).
Daarom koos ik voor een relatief klein A5-formaat met vrij veel tekst op de pagina.
Is dit perse fout? Nee. Het ziet er prima uit, het is allemaal goed leesbaar, ik heb er geen enkel commentaar op gehad.
Máár … het is een prentenboek. Door de overvloed aan tekst, was er soms weinig ruimte meer voor een indrukwekkend plaatje. Ook maakt dat het ietsje moeilijker om te lezen of voor te lezen. Als laatste zorgt dit ervoor dat het een vrij klein boekje is—20 pagina’s in A5 formaat—wat voor sommige mensen misschien aanvoelt alsof het de prijs niet waard is.
Dus voor mijn volgende boek? Grotere pagina’s en iets minder tekst.
Geen detail achter de tekst
Tijdens het “inkleuren” van de tekeningen hield ik nauwelijks rekening met de tekst die er nog voor kwam. Hier had ik immers al wél rekening mee gehouden bij de originele tekeningen.
Dit had beter gekund. Nu tekende ik soms héél veel detail … dat je toch niet zag, want er kwam een stuk tekst voor. Bovendien maakte dit de tekst moeilijker leesbaar, waardoor ik achter sommige blokken tekst een doorzichtig wit wolkje heb moeten tekenen.
Dus voor mijn volgende boek? Van tevoren precies bepalen waar de tekst komt. En dan tijdens het hele proces hier rekening mee houden en er geen detail achter tekenen.
Geen onregelmatige “vorm”
Voor het ritme van de tekst, of simpelweg omdat het nodig was, heb ik soms blokken tekst waarvan de zinnen verschillen in lengte.
Dat is op zich niet zo’n probleem, zo lang de vorm past binnen het gehele plaatje. Als je bijvoorbeeld een diagonale tekening hebt, is het juist mooi als de tekst een soort “diagonaal” vormt door met elke zin ietsje langer te worden.
Maar dat was niet altijd het geval. Soms had ik een vers van 4 regels, waarvan de eerste drie precies dezelfde (korte) lengte waren, maar de vierde was ineens veel langer.
Dus voor mijn volgende boek? Van te voren uitmeten hoe lang de zinnen zijn (in mijn gekozen lettertype en plaatsing) en een mooie vorm maken.
Meer visuele trucjes
Nogmaals, het is een prentenboek!
Ik heb erg veel geschreven in mijn leven (zoals dit blog, boeken, etcetera), dus mijn hoofd denkt in eerste instantie over tekst in “romanvorm”. Alle woorden in hetzelfde lettertype, zelfde kleur, nette interpunctie, links uitgelijnd.
Hoewel dit netjes en duidelijk is … wordt het ook snel saai. Is het niet véél leuker om soms woorden uit te lichten? Om soms woorden een andere kleur te geven? Misschien een ander lettertype dat beter past bij de emotie? Om soms even geen nette zinnen te doen, maar gewoon een één-woordige KREET of iets dergelijks?
Hier speelde ik al wel een beetje mee in dit boek. Als iemand iets spreekt, krijgt die een mooie tekstballon in een andere kleur. Soms worden zinnen uit elkaar geplaatst om beter bij de tekening te passen. Maar daar blijft het bij in dit boek.
Dus voor mijn volgende boek? De tekst echt zien als een extra visueel element in het ontwerp, in plaats van alleen te kijken naar de betekenis van de woorden zelf.
Opzet
Dan de opzet: wat ik deed vóórdat ik überhaupt iets ging tekenen of ontwerpen.
Bleed
Omdat printers niet exact zijn, moet je altijd een extra “rand” toevoegen aan plaatjes, zodat het er altijd goed uit blijft zijn. (Dit is niet alleen verstandig, het is zelfs verplicht als je het boek wilt drukken.)
Ik wist dit al. Maar ik dacht: “nah, ik maak eerst het boek, dat is het moeilijke deel, dan kan ik later de plaatjes ietsjes uitbreiden”
Nou, dat was een slecht idee. Het is véél beter om in het moment zelf een rand (van minstens 3mm aan alle kanten) toe te voegen en mee te nemen in de tekening. Anders moet je later weer teruggaan, de juiste kleuren en “brushes” pakken, en proberen door te tekenen op iets dat je lang geleden hebt gedaan.
Dus voor mijn volgende boek? Zet meteen de bleed als je een nieuw document begint.
Kleurruimtes
Er zijn twee veelgebruikte kleurruimtes: RGB voor digitaal en CMYK voor print.
Tja, ik ben veel meer gewend aan de eerste, en was compleet vergeten om die andere in te stellen voor dit boek. Dus hoewel ik hiervoor kan compenseren (door de tekeningen uit te printen en te kijken of aanpassingen nodig zijn), is dat natuurlijk meer werk dan nodig.
Dus voor mijn volgende boek? Zet meteen de color space naar CMYK als je een nieuwe document begint.
Visuele Identiteit
Ik heb gelukkig genoeg projecten gedaan om te weten hoe belangrijk dit is!
Voordat ik begon, koos ik mijn lettertypes en mijn kleurenschema. Tijdens het hele proces gebruikte ik deze referentie constant om alles consistent te houden en één geheel te laten voelen.
Wat ik niet duidelijk genoeg koos, was mijn tekenstijl. Ik had de kaart van de wereld en een overzicht van personages getekend, wat enorm hielp, maar daar bleef het bij.
Dat is niet genoeg. Als je het prentenboek leest, zal je zien dat de eerste pagina’s wat meer “leeg” en “cartoony” zijn, maar dat je richting het einde steeds meer realistische schaduwen, lichten en kleine getekende details vindt.
Dit heeft ook te maken met het feit dat ik geen hele goede tekenaar ben. Het is pas mijn tweede prentenboek en tekenen is altijd een soort “derde hobby” geweest, achter schrijven en muziek maken. Maar als je urenlang besteedt aan de eerste pagina’s van het boek, verbeter je natuurlijk langzamerhand.
Dus voor mijn volgende boek? Het liefst bedenk je van te voren wat je doet, door een paar stijlen uit te proberen en de leukste te kiezen. Dan gebruik je die voor het hele boek.
(Vraag: waarom ga je niet terug om die eerste tekeningen te veranderen? Omdat het een eindeloze cirkel is. Tegen de tijd dat de eerste tekening een “upgrade” hebben gekregen, ben ik weer ietsje beter en vind ik dat de laatste tekeningen een upgrade moeten krijgen. Zolang het er goed uitziet, moet je op een gegeven moment zeggen: nu is het af. Bovendien past het eigenlijk best goed bij het verhaal dat de tekenstijl zo veranderd.)
Tekenen
Als laatste natuurlijk het tekenen zelf.
Zoals ik hierboven zei: ik ben niet de beste tekenaar. Ik ben nog lerende, wat tevens de reden is dat ik (voor nu) bij iets simpelere en meer “cartoony” stijlen blijf.
Dit boek was dan ook een groot leerproces en sommige dingen die ik zeg zullen de reactie opleveren: “ja duuuh, natuurlijk werkt het zo!”
Lagen! Meer lagen!
Elk tekenprogramma ondersteunt het idee van layers. Dat is superhandig aan digitaal tekenen: je kunt alle stukjes van elkaar scheiden en zorgen dat ze niet in elkaars weg zitten.
Wat deed ik? In mijn enthousiasme vergat ik dat meermaals. Dan zat ik per ongeluk alles te kleuren op dezelfde laag. Als je dan een fout maakt, of je wilt specifiek een stukje bijwerken, kost het véél meer moeite om dat te doen. Immers, één verkeerde lijn en je hebt per ongeluk óók de rest van de tekening beïnvloedt.
Dus voor mijn volgende boek? Begin elk document met twee folders: _outlines _en _colourings. _Maak voor elk los onderdeel van het ontwerp een nieuwe laag in de juiste folder.
(Vervolgens kan je die ook gebruiken, bijvoorbeeld, als mask. Dat betekent dat je niet erbuiten kan kleuren, dus dat die mooie schaduw op het hoofd van je personage niet per ongeluk ook op de boom daarachter zit.)
Schaduwen I
Voor dit boek heb ik een specifieke methode gebruikt voor 90% van de schaduwen.
- Ik maakte een nieuwe laag.
- Zette de blend mode naar Darken en maakte hem redelijk doorzichtig.
- En tekende met een donkerpaarse brush overal overheen.
Hoewel dit er vaak mooi uitziet, is het niet geheel realistisch en geeft het alle schaduwen een beetje dezelfde kleur. (Je bent immers letterlijk met dezelfde methode overal overheen aan het kleuren.)
Richting het einde ontdekte ik dat je beter een mix kan gebruiken. Als je op deze manier schaduwen maakte, gebruik dan een andere brush om ze een beetje uit te vagen en natuurlijk eruit te laten zien. Ook goed voor de variatie.
Maar probeer bij de grootste voorwerpen, die het meeste aandacht eisen, zelf je kleuren te kiezen en de schaduwen te tekenen. Dan heb je meer controle en kan je het er meer uit laten springen.
Dus voor mijn volgende boek? Waarschijnlijk ga ik in elk plaatje een grondlaag maken met bovenstaande methode, maar de echte gedetailleerde schaduw handmatig tekenen.
Schaduwen II
Heel simpel: als je een voorwerp hebt dat niet perfect recht is, wordt de schaduw steeds minder richting de rand.
De meeste digitale brushes zijn rond. Maar als je daarmee een lijn zet, krijg je een lelijke ronde rand aan het einde, die allesbehalve realistisch is. Dus uiteindelijk leerde ik om eerst een dikke lijn te zetten en dan met een hele kleine brush de randjes langzaam naar een punt toe te laten gaan.
Op diezelfde manier zijn schaduwen héél donker op het punt waar het minste licht komt, maar worden daarna vrij snel licht. Het heeft dus geen zin om een grote streep te zetten in een donkere kleur, want dat, tja, ziet er letterlijk uit als een streep.
Het is beter om met een semi-donkere kleur de grote schaduwen te maken. En dan met een hele kleine brush, en een hele donkere kleur, de plekken in te vullen waar het minste licht komt.
Met elk boek leer ik opnieuw: meer contrast! Meer!
Oftewel: wees niet bang om schaduwen héél donker te maken, en highlights héél licht. (Iets dat ik nog steeds veel moet oefenen.)
Suggestieve textuur
Ik heb heel erg de neiging om dingen “realistisch” te willen doen. Maar dat is onbegonnen werk en bovendien onnodig: het idee van tekenen is juist dat je een bepaalde stijl kunt gebruiken en dingen op een bijzondere manier kan tekenen.
Dus gedurende het boek leerde ik steeds beter om met een paar simpele losse lijnen te “suggereren” dat een boom blaadjes heeft, of dat ergens gras is, of dat een steen allerlei groeven en uitsteeksels heeft.
Datzelfde geldt ook voor kleuren. Dit boek staat vol met plaatjes met water, bospaden, zand, en ga zo maar door. Je kunt water wel netjes een mooie kleur blauw geven … maar dat is saai en onrealistisch. Zonlicht zal sommige delen lichter maken, terwijl verschillen in de ondergrond sommige delen donkerder maken.
Dus ik leerde om vrij “willekeurig” donkere en lichte strepen te zetten, om die vervolgens te mengen met de échte waterkleur totdat ik vond dat het er mooi uitzag.
Hier zit geen “logica” achter. Dit is puur werken met je ogen en dingen proberen, nieuwe lijnen en kleuren toevoegen, totdat je tevreden bent.
Back to Front
Op diezelfde manier heb ik de neiging om eerst de dingen in de voorgrond te tekenen. Oh, deze mooie plant waar het allemaal om draait? Die gaan we natuurlijk als eerste zo mooi mogelijk maken!
Nee, slecht idee. Voor je het weet heb je een prachtige plant … met kleuren die niet samen blijken te gaan met het gras op de achtergrond. Of je hebt alle onderdelen van de tekening los van elkaar getekend … en als je even van een afstand kijkt zie je dat het saai is en allemaal niet klopt.
De meeste plaatjes hebben een duidelijk perspectief, waarbij je in een bepaalde richting “naar de horizon” kijkt. Weet je wat er dan gebeurt? Het licht veranderd. Afhankelijk van de situatie, wordt het langzaam ietsje lichter of donkerder naarmate je verder gaat.
Dus voor mijn volgende boek? Begin met de achtergrond. Begin met de grote blokken kleur bepalen, de algemene sfeer van het plaatje. Begin met een gradiënt: een langzame vervorming van kleur.
(Bijvoorbeeld, een grasveld dat donkergroen is aan de rand, maar lichtgroen wordt naarmate je richting het midden gaat.)
Dit helpt enorm om de algemene kleuren en perspectieven kloppend te maken. Daarna kan je er naar hartenlust overheen tekenen (in een andere laag!) voor de details in de voorgrond.
Verschillende locaties
In dit boek zijn we vaak twee pagina’s na elkaar op dezelfde locatie. Hoewel ik probeerde om plaatjes afwisselend te maken, is er toch veel overeenkomst. Voor mijn gevoel heb ik vaak twee of drie keer hetzelfde gebied getekend, met dezelfde vormen en kleuren.
Dit kan natuurlijk beter.
Dus voor mijn volgende boek? Tijdens het schrijven nadenken over de plaatjes die erbij komen en zorgen dat elke pagina iets anders bevat. Of mezelf in ieder geval iets geven om elk plaatje uniek te maken, met unieke handelingen, texturen, kleuren en perspectieven. (In het algemeen moet ik ook beter leren tekenen, want ik ben nog niet heel goed in gezichtsuitdrukkingen of “bewegende” dingen goed overbrengen.)
Minder “paginavullende” plaatjes
Allebei mijn prentenboeken gebruikten hetzelfde systeem: elke pagina bevat enkele verzen tekst en is volledig gevuld met een plaatje.
Dat is véél werk. Bijna geen enkel prentenboek doet dat. Het is ook onnodig.
Het is duidelijker om af te wisselen tussen pagina’s met vooral (grote, leesbare) tekst, en pagina’s die volledig zijn toegewijd aan een grote schildering. Bovendien kan je makkelijk achtergronden weglaten en kleine plaatjes door de tekst stoppen. (Bijvoorbeeld, alleen een tijger met wat grassprietjes naast de tekst als hij wordt geïntroduceerd, in plaats van een heel bos met meerdere tijgers en alles van dien.)
Dus voor mijn volgende boek? De juiste momenten kiezen om grote, indrukwekkende plaatjes te maken. De andere momenten volstaat tekst en een simpele, op zichzelf staande toevoeging eromheen.
Uitgeven
Als het boek eenmaal af is, moet je nog een nette PDF maken die klopt (en aan alle specificaties voldoet) en die de juiste prijs genereert.
Dit kost altijd meer tijd, pijn en moeite dan je denkt of hoopt :p Desondanks, vanwege mijn vorige ervaringen, ging er vrij weinig mis.
(Voor dit boek gebruikte ik de self-publisher MijnBestseller. Klik de link voor mijn volledige recensie en uitleg daarvan.)
Minimum pagina’s
De meeste self-publishers hebben een minimum aantal pagina’s. Dit is afhankelijk van het soort papier dat je gebruikt, hardcover vs paperback, dat soort dingen.
In mijn eerste berekeningen, had ik per ongeluk de papiersoort op romandruk gehouden. (Wat, zoals de naam suggereert, is bedoeld voor romans of dingen met alleen maar tekst.)
Toen ik véél later voor de zekerheid nog een keer de berekening deed … bleek dat ik minstens 38 pagina’s nodig had. Ik had er maar 20.
Uiteindelijk heb ik allerlei dingen toegevoegd die me leuk en nuttig leken. (Beter dan 18 witte pagina’s in ieder geval.) Dit zijn: een titelblad en dedication (“dit boek is opgedragen aan …”), een pagina over mijn andere werk, meerdere pagina’s met spelletjes gerelateerd aan het boek, en vijf pagina’s geheime bonusinhoud …
Maar voor mijn volgende boek? Driedubbelcheck de hoeveelheid pagina’s én kosten van het boek dat je wilt maken. (Als ik wist dat ik sowieso ~40 pagina’s moest gebruiken, ja, dan had ik alles veel meer uitgespreid!)
Voorkant
Er is een groot verschil in grootte tussen de echte voorkant (op je fysieke boek) en de digitale voorkant (die je in online winkels ziet, bijvoorbeeld).
Dat is vervelend. Ik ben geneigd om een tekening te maken die goed werkt in het echt, maar dat zorgt vaak voor een digitale voorkant die te druk of onleesbaar is op veel apparaten.
Ik probeer een mix te vinden. De voorkant van dit boek werkt nog steeds beter in het echt, maar hij is vrij simpel, met grote vormen en een grote titel. Herkenbaar, kleurrijk, maar niet te veel.
Maar voor mijn volgende boek? Waarschijnlijk een legere voorkant, met véél grotere tekst en geblokte kleuren.
Conclusie
Dat was het! Alle grote fouten en leermomenten die ik kon bedenken.
En uitleggen. Het grootste leerproces zit natuurlijk in het doen. Met elke pagina die je maakt, elk (prenten)boek, leer je honderden kleine dingetjes en bouw je ervaring op.
Dus hopelijk heb je iets aan mijn uitleg, maar het is nooit een vervanging voor het echte werk. Dus als je iets wilt maken—ga het lekker doen!