In het tweede jaar van mijn studie aan de Technische Universiteit kreeg iedereen het basisvak Design.
Ik heb lang getwijfeld of ik hier iets over wilde schrijven, omdat het zo’n hel was waaraan ik eigenlijk niet herinnerd wilde worden. Maar nu ik enkele jaren verder ben kan ik dat trauma van me afschuiven en je in geuren en kleuren vertellen wat voor horrorvak het was.
Waarom zou je dat willen weten? Geen idee. Hopelijk is het grappig om te lezen wat voor rare fratsen ze uithaalden. Of word je geraakt door een paar van mijn emotionele anekdotes. En anders is het een goed voorbeeld van hoe je geen onderwijs moet geven.
There’s no time to waste!
Alles begon in een muziekgebouw
Omdat alle tweedejaarsstudenten dit vak moesten volgen, begon het met een “grote opening” waar iedereen bij moest zijn. Er was geen plek op de campus hiervoor, dus moesten we op een ochtend verzamelen in het muziekgebouw.
Ik heb geen idee hoe de universiteit dat heeft verkocht aan de eigenaren. Dat gebouw is zo chique en elitair als maar kan, gemaakt voor voorstellingen met klassieke orkesten. Maar nu ging een professor een PowerPoint-presentatie geven voor honderden studenten met vieze voeten en volle rugtassen.
Maar wat me het meest stoorde, was dat ze alsnog probeerden om er winst uit te halen. Ze probeerden alle studenten een bepaald pad te laten volgen, waarbij ze betaald hun spullen achter moesten laten, en naderhand wel moesten blijven zitten en een drankje kopen. Gelukkig was ik niet de enige die het gek vond en gewoon doodleuk de instructies negeerde en door het gebouw zwierf tot ik de zaal vond.
(Ik had overigens nog lange tijd voor het gebouw gewacht, totdat iemand kwam die ik kende. Want samen naar binnen gaan en een plekje uitzoeken is altijd een goed idee. Maar er kwam helemaal niemand. Echt niemand. Bijna iedereen was al binnen of zat in de zaal, wat me tot de dag van vandaag verbaasd.
Maar ach, uiteindelijk kwam alles goed toen ik bij binnenkomst per ongeluk tegen iemand aanliep die ik kende, die zei dat mijn beste vriend op het balkon zat, en toen zijn we daarnaartoe gegaan.)
De inhoud van het vak
Nou, alle spektakel op een stokje, wat was deze grote opening? Wat was dit geweldige vak Design?
We gingen … een reddingsrobot bouwen!
Aan het einde van het semester zouden we op een zaterdag een competitie houden wie, met hun robot, de meeste badeendjes kon redden uit een “gevaarlijke situatie”.
Dit was een leuk idee! Eindelijk een praktisch vak. Eindelijk iets innovatiefs, iets speels, iets nieuws.
Jammer dat de uitvoering belachelijk was.
Dit was het idee van het vak:
- Je wordt ingedeeld in een groepje met willekeurige mensen van andere studies.
- Je moet elke week twee keer vergaderen met jullie “mentor”, wat simpelweg een ouderejaars was die in een weekend van de universiteit een cursus “groepjes leiden” had gevolgd.
- De rest van de tijd moet je zelf maar uitvogelen. Je had geen toegewezen ruimte om verder te discussiëren, of aan de robot te werken, of wat dan ook.
- Je kreeg 50 euro budget van de universiteit. Hiermee moest je spullen kopen voor de robot natuurlijk: alles wat je kocht moest je verantwoorden, anders mocht je het zelf betalen.
- Op vaste momenten moest je iets inleveren of klaar hebben. Bijvoorbeeld, halverwege moest je een poster maken met het plan voor je robot, en die presenteren.
- Aan het einde had je de grote test: hoeveel badeendjes kan jouw robot redden? Maar het grootste deel van je punt werd gegeven door je mentor (“hoe goed presteerde je in de vergaderingen?”) en je geschreven eindverslag.
Mijn groepje
Mijn groepje bestond uit allemaal prima mensen.
Ik heb daar echt weinig over te klagen. Na verloop van tijd konden we zelfs grapjes maken, op elkaar inspelen, goed met elkaar praten. Het was heel interessant om mensen van andere studies te ontmoeten en te horen hoe het hen verging.
Bijvoorbeeld: iemand tennisste blijkbaar op héél hoog niveau … maar kon nu wegens een blessure nooit meer op hoog niveau sporten. Ik heb nooit ontdekt wat die blessure precies was en ben nog steeds benieuwd.
Al meteen werd duidelijk dat iedereen van de groep toevallig programmeerervaring had. Maar ook dat niemand (robot)bouwervaring had. Wij waren niet één van de “lucky ones” met iemand die werktuigbouwkunde deed, of iets dergelijks.
De vergaderingen
Dus in onze vergaderingen werd vooral in de rondte gediscussieerd. Iedereen kon heel goed theoretische oplossingen bedenken, of waarom iets juist niet zou werken. Het bouwen van de robot en de praktijk daarvan zochten we later wel uit.
Meestal hadden we taken verdeeld en bestond de “vergadering” uit iedereens individuele praatje. Iets van: “jij zoekt uit voor hoeveel geld we aan motoren kunnen kopen en welke soort we nodig hebben” en “jij zoekt uit welk materiaal het stevigste is”.
Ik deed praktisch niet mee. Zoals ik al vaker besprak op dit blog, had ik een hekel aan mijn studie en deed het alleen omdat het moest van anderen. Dus waar ik op de middelbare school vaak boos werd als mijn groepsgenoten niks deden … was ik nu ineens de zwakste schakel.
Tijdens de vergaderingen zei ik alleen iets als het echt moest: iemand vroeg mij iets of de mentor dwong mij een idee te presenteren. Dat ging prima, wat denk ik de enige reden is dat ik geen diepe onvoldoende kreeg van hem. Maar verder deed of zei ik niks. Iets waarover ik me nog steeds schuldig voel.
Ik herinner me goed een moment waarop het hele groepje mij ineens verliet. We stonden in een of andere bouwplaats (meer daarover later) met onze robot en plots had iedereen ergens anders iets te doen. Ik stond minstens een kwartier hulpeloos naast onze robot.
Toen ze terugkwamen en ik had niks gedaan, zei iemand slechts teleurgesteld tegen mij: “Tiamo. Ik liet je alleen in de hoop dat je een keer iets zou doen uit jezelf.”
Ik was meer het zorgenkindje van de groep dan dat ik enige betekenisvolle impact heb gehad op de robot zelf :p
Maar goed, door naar de meer spectaculaire onderdelen!
Let’s build a robot!
Zoals ik al zei, gaf de universiteit ons geen enkele ruimte om aan de robot te werken en tevens geen plek om materialen op te slaan.
Het gevolg was om van te huilen.
In eerste instantie liepen we doodleuk naar de grote ruimtes onderin het gebouw van Bouwkunde. Die werden door hen gebruikt voor … alles bij hun studie, en wij besloten dat dit de meest logische plek was om de robot te gaan bouwen.
Dat ging eventjes goed, totdat meer mensen dit ontdekten, en de universiteit ons het bericht stuurde: “Door de drukte kunnen Bouwkunde studenten nooit meer aan hun projecten werken. Het is vanaf nu verboden om daar te werken voor iedereen die géén Bouwkunde studeert.”
Oké. Dan gaan we naar de kelders van Industrial Design. Wederom werkte het een à twee weken, tot ook die overvol raakten en werden afgesloten.
Wat hadden ze verwacht?! Dat we allemaal thuis een grote ruimte hadden, waarin we konden zagen en slijpen en werken, inclusief allerlei groot gereedschap!?
Elk groepje bestond uit een willekeurig samenraapsel van studenten. Sommige woonden een uur reizen van de universiteit. Niemand woonde bij elkaar in de buurt.
Het stomste was nog dat we grote materialen hadden die ergens heen moesten. We hadden een paar grote metalen platen die elke week door iemand anders werden meegesjouwd xD Dus de ene week zat iemand een uur met zo’n gigantische plaat in de trein. De andere week probeerde ik naar huis te fietsen met dat ding onder een snelbinder, één hand op het stuur en de andere als extra zekerheid naar achteren.
Op één van de laatste dagen ben ik naar huis gefietst met de hele robot in een tas aan mijn stuur. Ik was doodsbang dat, bij elke hobbel, het uit elkaar zou barsten of tegen mijn stang zou slaan. Ik had al niks gedaan bij het maken van de robot, het zou chaos zijn geweest als ik hem óók nog kapot had gemaakt!
Ik snap echt niet wat de universiteit dacht. Het was belachelijk om zo’n vak te bedenken en dan géén middelen en ruimtes te bieden voor … tja, alle onderdelen behalve de vergadering.
Uiteindelijk hebben we regelmatig in slecht verlichte, achteraf gelegen kelders gestaan met onze robot en een laptop voor het verslag. Ik denk dat iedere voorbijganger dacht dat we drugs aan het dealen waren en ons lekker met rust liet.
Maar het meest belachelijke moment was toen ik uit de universiteit meteen naar mijn bandrepetitie zou gaan. Ik kon mijn gitaar nergens kwijt, dus die stond middenin de bouwplaats en ik hoopte heel erg hard dat niemand hem per ongeluk kapot zou slaan. Even later deden enkele ouderejaars een grote deur open achterin de zaal om iets naar binnen te slepen. Dit waren overduidelijk Bouwkunde studenten bezig met hun eindproject, en toen ze mijn gitaar zagen zeiden ze hardop “sjonge jonge, wat de fuck is hier aan de hand?”
Geldtekort
Natuurlijk zijn we over ons budget gegaan. Dit gebeurde sneller dan ik überhaupt kon bijhouden.
In de laatste week, als de stress toeslaat en we realiseren dat we véél te weinig hebben van alles, besloten enkele groepsgenoten maar gewoon hele ladingen spullen te bestellen. Uiteindelijk bestond onze robot voornamelijk uit een berg aaneengeschakelde batterijen (je weet wel, van die dikke rechthoekige), meer wielen dan nodig, en zeker meer lampjes dan nodig.
(Tijdens deze “reddingsactie” werd gevaar nagebootst door de ruimtes donker te maken, de grond oneffen en glad, en nog meer trucjes. Je moest op al die dingen voorbereid zijn.)
Uiteindelijk moest ieder groepslid zo’n 20 euro extra inleggen, als ik het goed herinner. Om eerlijk te zijn was ik er nooit boos over, want een gemiddeld studieboek kost 80 euro. En dan krijg je alleen een deurstopper die je achteraf gezien totaal niet nodig had voor het vak.
Maar het was wel interessant hoe iedereen dacht dat 50 euro budget méér dan voldoende was, en uiteindelijk iedereen bedrogen uitkwam. Toch best een leerzaam vak, Design.
Presentatie
Oké, dus ik had geen motivatie noch vaardigheden om mee te helpen met de robot. Natuurlijk besloot mijn groepje meteen om mij naar voren te schuiven voor alle andere taken: de poster, het gigantische verslag, en de presentatie van de robot.
Gelukkig kon ik meer dan voldoen. Daar waren zij ook verbaasd over, wat ik kan begrijpen, want ik moet op hen over zijn gekomen als een luie zak die bang was om ook maar iets te zeggen of doen.
Dat was niet zo. Ik kon simpelweg geen energie vinden om iets te geven om het vak en de studie.
Ik maakte een poster die van iedereen een reactie kreeg. Soms “wow echt super mooi!”, soms “puh opscheppers”, maar ik was er trots op. Bij de allereerste vergadering vertelde ik over mijn probeersels met visueel ontwerpen, dus mijn groepje rekende er al op.
Dit was hem uiteindelijk geworden:
Overigens was ook dit niet goed geregeld. De hele week van de posterpresentatie stond ons printhok vol. Het was zó druk dat de rij tot buiten stond en, wederom, alle andere studenten niet hun werk konden doen. Want ja, wie heeft er in hemelsnaam een goede kleurenprinter thuis die op A3 kan printen?
Uiteindelijk moeten ze hier flink winst op hebben gemaakt, want het kostte iets van 10 euro om een A3 te printen. (Geld dat ik heb geleend van een goede vriend en volgens mij nooit terug heb gegeven …)
Het is alsof de universiteit alleen dacht “hé, dit is leuk!” en nooit dacht “hé, wat zouden de gevolgen kunnen zijn en moeten we niet meer regelen voor zo’n vak?”
Hoe dan ook, ik kan goed presenteren, ik kan goed schrijven, in dat opzicht heb ik mijn deel goed gedaan. Zelfs mijn geïmproviseerde presentatie in het Engels was verrassend goed volgens mijn groepsgenoten.
Niet dat ik in mijn eentje het verslag heb geschreven. Iedereen deed zijn best om het woordenaantal flink op te krikken. Het blijft belachelijk: iedereen weet dat je een beter punt krijgt als je gewoon veel typt, dus dat doen studenten ook automatisch. Meerdere keren zaten we urenlang bij elkaar om in verschillende delen van het verslag uit onze nek te kletsen.
Ik kan me niet herinneren dat de inhoud ook maar iets van waarde had, maar hé, we kregen een voldoende!
De avond van de waarheid
Oké. Dus. Beeld je het volgende in: honderden studenten met het doel een complexe robot te bouwen, hadden geen enkele plek om het te doen, en hadden tijdstress omdat de dag erna al het grote eindevenement was.
Wat gebeurt er dan? Ze gaan massaal op een vrijdagavond, in het enige gebouw op de campus dat nog open is en hen toelaat, werken aan hun robots.
Het was echt hilarisch. Dit gebouw had een grote open hal met daarnaast een soort kantine, dus we hadden genoeg ruimte en tafels/stoelen om te werken. Maar het was natuurlijk niet gemaakt voor dit soort taferelen. Links en rechts waren mensen met zagen en boren en scherpe messen aan het werk op een schattig dinertafeltje.
Niemand deed meer moeite om de boel heel te houden. Alles lag vol met houtsnippers, karton, plastic, papier, stukjes metaal, afgebroken robots, draadjes. Iedereen leende hun spullen aan elkaar uit, probeerde te helpen als de robots het niet deden, gaf elkaar advies en een helpende hand.
Om eerlijk te zijn, dit is misschien wel mijn beste ervaring van die hele studie. Het was stressvol, het was chaotisch, het was honderden studenten op een kluitje met géén idee wat ze doen—en ik hou daarvan. Ik heb mijn eigen groepje weinig geholpen—nogmaals sorry—want ik was rond aan het lopen en sprak iedereen aan.
Eén iemand had een programmaatje geschreven om het internet te controleren zodat alleen hun robot ermee kon verbinden. (Ieder groepje kreeg een Wi-Fi kaart waarmee ze op afstand de robot moesten besturen tijdens de test. Maar ja, als iedereen dat tegelijkertijd probeert op zo’n avond, lukt het niet.)
Een ander persoon vertelde ons dat de hele uitleg van de universiteit niet klopte. Hadden we best eerder willen weten. Enkele draadjes moesten anders aangesloten, enkele ingangen deden niet wat ze zeiden, en pas toen zij ons hielpen kregen we de robot aan de praat.
Weer een ander groepje had hun robot per ongeluk tussen een deur gekregen en was vrij zeker dat hij niet meer ging werken. In ieder geval pasten er weinig badeendjes in de opslagruimte die inmiddels zo plat als een dubbeltje was.
Er was zelfs een meisje dat ik al vaker had zien rondlopen en altijd schattig vond, die ik eindelijk eens kon ontmoeten. Ze was inderdaad heel aardig. Ze had ook al een vriendje en ik kende haar verder totaal niet, dus, eh, tja, daar stopt deze korte anekdote.
Ik heb denk ik meer dan tien verschillende groepjes gesproken die avond, elk met grappige verhalen, nuttige tips, of gewoon een rare robot die steeds maar niet deed wat ze wilden.
Dat is waar ik op mijn plek ben, is de gedachte die bleef. Ik ben die avond pas om 10 uur thuisgekomen, omdat ik na bleef kletsen met allemaal mensen die ik niet kende. (En omdat ik dus voorzichtig fietste met alle materialen aan mijn stuur.) Ik gaf niks om de techniek, om de code, om die robot en het bijbehorende vak. Maar het was leuk om rond te lopen en die avond mee te maken.
De dag van de waarheid
En toen was het zover.
Ik presenteerde onze robot, in een poging de aan-elkaar-gelijmde doos op wielen te verkopen als de beste uitvinding sinds gesneden brood.
Ergens halverwege de ochtend raakten we onze robot kwijt. Twee uur later bleek dat een ander groepje deze had meegenomen omdat één van onze groepsleden hem was vergeten waar diegene zat. Godzijdank zat er een andere wiskundige in dat groepje die ik kende en dus kon bereiken. We hebben een half uur buiten gewacht totdat, tot onze grote opluchting, hij naar buiten kwam rennen met onze robot.
Eén lid per groep mocht mee naar binnen om de robot klaar te zetten, te activeren, en eventueel te repareren of terughalen als er iets misging.
De rest, mij incluis, moest in een ander gebouw de verbinding maken en de robot besturen. Het schijnt dat er een robot in de fik is gevlogen en door een docent buiten in de bosjes is gegooid. Wij hebben het niet gezien.
Je kreeg een uur de tijd. Wij hebben een uur naar een zwart scherm gestaard en geprobeerd ons groepslid te bellen.
Het internet is er maar twee keer volledig uitgeknald, wat minder is dan iedereen verwachtte. We moesten te allen tijde blijven zitten. Ook controleerden ze onze schermen, om zeker te zijn dat niemand anders op het internet zat, of valsspeelde op welke manier dan ook. Dus we konden niet op een andere manier contact zoeken of onze tijd volmaken.
Wat voor sommige groepjes een geweldig moment was, of een spannende jacht naar badeendjes, was voor ons een behoorlijke anti-climax.
Wat was er gebeurd? “Hij wilde maar niet aangaan” en “Oh? Hebben jullie mij gebeld? Ik heb niks binnengekregen!”
Ik kon er niet boos om worden: ik gaf er te weinig om. Ik vond het slechts vervelend dat we niet het hele evenement konden meemaken. Maar mijn groepsgenoten waren natuurlijk boos over het feit dat dit hele vak voor niets was geweest en we een onvoldoende kregen voor deze test.
Uiteindelijk bleek dat hij op eigen houtje met wat draadjes was gaan klooien en de code had veranderd, in een oprechte poging alles te verbeteren. Ook bleek dat hij net van mobiele provider was gewisseld en er iets mis was gegaan met zijn SIM-kaart.
Tja. Het was voorbij. De Designhel was klaar, die andere gast kreeg het grootste deel van de kritiek en blaam, maar we konden allemaal naar huis met een zes of zeven voor dit vak en verder met ons leven.
Uiteindelijk presenteerden ze een uur later de winnaars. Het kwam erop neer dat één team wel 13 badeendjes had gepakt, het team op plek twee had er 4, en vanaf daar kwam je al snel bij alle teams die nul badeendjes hadden. (Vandaar dat je uiteindelijk toch een voldoende kreeg voor dit onderdeel als je helemaal niks had gepresteerd. Anders hadden maar tien mensen het vak gehaald.)
Ik fietste naar huis met een raar gevoel. Dit vak was een ramp, maar het was ook weer leuk en bijzonder. Ik heb leuke mensen leren kennen, een paar mooie avonden van saamhorigheid meegemaakt waarin iedereen die robot wilde laten werken, en een bijzondere anekdote om te vertellen. Het liet me realiseren hoe diep mijn hekel jegens de studie was, maar ook de dingen waarin ik wél goed was en floreerde. Het gaf me een betere mind-set waarmee ik de rest van de studie kon aanvliegen.
En daarom schrijf ik uiteindelijk dit artikel.
De afterparty
Dus wat is de moraal van het verhaal? Bijzondere vakken of projecten bedenken is hartstikke leuk, maar je moet wel zorgen dat je het ondersteunt met de juiste middelen.
We hadden een vaste set ruimtes moeten krijgen om te bouwen en een kluisje per groepje om alles in op te bergen. Ze hadden er meer tijd voor moeten nemen, waarin ze ons daadwerkelijk de basics leerden van hoe je met elektriciteit en materialen werkt. Het is een klein wonder dat er geen grote ongelukken zijn gebeurd.
Er hadden meerdere tests moeten zijn. Een paar kleine en dan de grootste op het einde. Niet alleen voorkom je een alles-of-niets situatie, het geeft je ook kans om feedback te krijgen en te verbeteren. Een essentieel element in een leerproces.
Het was nergens voor nodig om een “grand opening” te doen in een muziekgebouw. Tegelijkertijd was het ook passend: een rampzalig begin voor een rampzalig vak.
Het samenvoegen van studenten uit verschillende studies was achteraf best leuk. Haalt je uit je comfort zone en geeft nieuwe inspiratie en kennissen.
(Dat hadden ze bij een eerder vak trouwens ook al gedaan. Ik had er in eerste instantie een hekel aan, maar had uiteindelijk best een leuke tijd met die mensen. Uiteindelijk zaten we zelfs aan het einde buiten in het gras, in de zon, een beetje te chillen en grappige verhalen te vertellen. Tja … uiteindelijk kom je toch naar school voor de mensen.)
Bovendien blijf ik een tegenstander van verplicht moeten “vergaderen” of een “team managen” bij technische studies. Het is niet waarvoor je komt. Sommige zijn er van nature goed in, sommige niet. Sommige geven er iets om en gaan later een leidersfunctie krijgen, anderen willen dat nooit van hun leven. En hoe geef je er punten voor? Is het voldoende als iemand minstens 10 minuten z’n mond heeft opengetrokken? Moet diegene zoveel mogelijk juiste dingen hebben gezegd?
Uiteindelijk snap ik waarom ze het deden en had ik er zeker meer uitgehaald als ik niet zo klaar was met de hele studie.
Maar de verdere inhoud van het vak blijft mij onduidelijk. Ik weet niet wat ze wilden aanleren. Of wat je had moeten inzien. Het is niet des universiteits om te zeggen “ga maar wat doen en dan leer je vanzelf!”, maar dat is wel waar het vak op neerkwam. (Misschien waren er een paar van die principes van plannen en organiseren die we moesten volgen. Maar dat kan ik me niet echt herinneren.)
De belangrijkste conclusie voor mij was die leuke avond en een soort Eurekamoment over mijn persoonlijkheid. Ik improviseer. Ik hou van chaos en bijzondere situaties. Ik ben juist hartstikke sociaal binnen de juiste situaties. Het feit dat ik in die vergaderingen niets zei kwam toch echt vanwege mijn desinteresse, niet een bepaalde angst of verlegenheid, zoals mijn groepsgenoten natuurlijk eerst dachten.
Design. Een vak dat me altijd bij zou blijven. (Maar de inhoud niet, want er was geen inhoud.)
But wait, there’s more!
Ik was dus vergeten dat ik heel netjes een backup heb van mijn hele studie. Ik heb altijd alles netjes bewaard, en georganiseerd, in een folder op mijn computer. Toen ik mijn diploma haalde, heb ik die geupload naar de cloud, wat een uur duurde vanwege de vele gigabytes aan informatie. Toen heb ik de folder van mijn computer gehaald, want ik had de ruimte nodig én wilde niks meer met de studie te maken hebben.
Hoe dan ook, daarin zit precies de folder met alles dat ik voor Design heb gedaan.
Blijkbaar hadden we elke week huiswerkopdrachten die we moesten inleveren. Maar dit bestond vooral uit: maak een planning voor de vergadering, evalueer hoe je het vindt gaan, bedenk de meest urgente vragen/problemen die je moet oplossen.
Het is wel hilarisch om terug te lezen wat ik heb geschreven. Dit is mijn “mid term evaluation”:
I think I have thus far contributed just enough to the design process. I have absolutely no knowledge of robots, building technical stuff, or leading discussions for that matter. It is for that reason that I maybe haven’t been as active or resourceful as some of my team members, but I hope I made up for that by doing what I had to do and making the whole poster.
Now, as the actual building and programming part starts, I hope to be of more value. I think I’m a reasonably good programmer. On the other end, my hands aren’t steady enough to actually put the robot together. Neither do I have the concentration or experience for building or assembling things. Also, the previous few group projects I have always been the final editor for the report. But I think that has more to do with my group members having lots of difficulties with English and punctuation, than with me being a good writer.
I like the group. Everybody contributes and does what they are supposed to do, which certainly isn’t always the case with group projects. Even better, I can’t really find anything to add to discussions because everybody has already mentioned and thought about everything, but I think I make up for that by working hard. I hope to continue this way, because I’m way better at working hard than at discussing, brainstorming or coming up with ideas.
Nou, dat was even een tegenvaller! Maar ik ben wel blij om te zien dat ik toen al veel te eerlijk was en formeel Engels probeerde te schrijven. Ik zeg gewoon letterlijk dat ik met mijn handen niks kan bouwen, wat waar is, want ik heb een chronische blessure aan mijn schouders en bovenrug. Ik heb geen idee of ze dit daadwerkelijk hebben opgepikt en daarom wat “aardiger” tegen me waren toen ik niet meehielp met bouwen.
Ook zie ik dat het eindverslag uiteindelijk 22 pagina’s was. Zo te zien moesten we ons houden aan hun format, qua lettertype en presentatie, anders had ik mijn visuele ontwerpmagie wel toegepast en er vijftig pagina’s van gemaakt. Die tenminste een stuk beter leesbaar waren.
Ook is het fijn om te lezen in de introductie dat “everybody contributed pretty much equally”—ik heb echt het idee dat ik goed weg ben gekomen met deze groep. Of mijn herinneringen spelen met mij en ik heb stiekem véél harder gewerkt dan ik dacht.
Maar buiten dit, en een korte tutorial over hoe je een Arduino gebruikt (het kastje dat je kan programmeren om een robot aan te sturen), kan ik niks anders vinden van het hele vak. Het was echt alleen de experience van robots bouwen :p