Dit boek (De Weeffout in onze Sterren (NL) of The Fault in our Stars (EN)) stond al heel lang op mijn leeslijst, maar dan in de “twijfelcategorie”.
Ik wist dat het boek (en zeker de film) zeer populair was onder jongeren, en kreeg meteen zo’n gevoel dat het een slechte en kleffe jongerenroman zou zijn.
Tegelijkertijd zag ik de schrijver van het boek (John Green) online steeds vaker voorbij komen en begon ik eigenlijk wel een fan te worden. Ik had nog geen boek van hem gelezen, maar bepaalde dingen die hij zei of deed vond ik wel grappig en intelligent overkomen. (Ja, dat is blijkbaar mijn online volgvoorwaarde.)
Dus toen ik uiteindelijk de rest van mijn lijst had opgelezen—waarmee ik bedoel dat de lijst leeg was, niet dat ik al die boeken hardop heb voorgelezen—besloot ik aan dit boek te beginnen.
Wat vind ik ervan? Het heeft mij positief verrast. Ik geef het boek 8 uit 10 sterren.
De enige reden dat het geen hogere score heeft gekregen, is omdat ik tijdens het schrijven van deze recensie erachter kwam dat ik eigenlijk niet veel bijzonders te vertellen had. Het boek is goed, redelijk vlekkeloos, maar springt er ook niet uit door extreem goed te zijn. Hoe dat komt? Lees verder, lees verder!
Let op! Richting het einde van de recensie komt een stukje met spoilers. Ik zal het dan nog een keer aangeven.
Wat is het idee?
Dit boek gaat over Hazel Grace Lancaster, een 16-jarig meisje met ongeneeslijke kanker. Ze werd al op haar 13e gediagnosticeerd, maar door een medisch wonder (een fictief medicijn, overigens) leeft ze nog steeds en kan redelijk functioneren.
En dan ontmoet ze Gus (ook wel Augustus Waters). Hij heeft kanker overleefd, ten koste van een been, en dondert met overrompelende kracht haar leven in.
Er is meteen chemie, er is meteen aantrekkingskracht en een goede dosis humor, en eigenlijk volg je het hele boek hun avonturen. (Eigenlijk zou “de avonturen van een groepje jongeren die allemaal iets met kanker te maken hebben” een goede samenvatting zijn van het boek.)
Maar waar het boek voor mij écht over gaat, hoe kan het ook anders bij een verhaal over ongeneeslijke ziekte, is de eindigheid van het leven en de oneindigheid van de herinnering.
Het feit dat ik zo’n uitspraak kan plaatsen in een recensie van een jongerenroman, geeft denk ik wel aan dat het boek diepgang kent. Maar laten we dat bewaren voor het einde van deze recensie, want alle belangrijke dingen moet je aan het begin en/of het einde plaatsen :p
Humor
Dit boek zit vol met goede grappen. Geen goedkope grappen, geen flauwe dingen met woordspelingen of miscommunicaties, maar de meeste personages zijn gewoon heel geestig. (Dat lijkt me de beste vertaling van het Engelse witty.)
Ja, soms is het wat onrealistisch. Dan praten twee jongeren met elkaar alsof ze een wedstrijd doen om de moeilijkst denkbare woorden uit hun strot te krijgen. Hoewel het wel grappig is, word je ook uit het verhaal gehaald omdat je aan alles voelt dat echte mensen niet zo spreken.
Maar gelukkig kwamen soortgelijke situaties nauwelijks voor.
Je denkt nu misschien: waarom besteed je zo’n groot deel van de recensie aan humor? Dat is toch niet zo’n belangrijk element van een verhaal? Het verhaal gaat over kanker!
En dat is nou juist waarom ik het wilde benoemen. Ik heb te veel verhalen gelezen waarin werkelijk alles bleek en treurig en verdrietig was. Na een tijdje wordt dat frustrerend en voel je het niet meer.
Je hebt juist die humor nodig om ook de verdrietige kant van het verhaal sterker te maken. Dat contrast werkt enorm goed. En in dit geval, als de humor ook echt slim en doordacht is, kan ik dat enorm waarderen.
Leesbaarheid
Het boek was goed en vlot te lezen. Met uitzondering van die situaties die ik hierboven beschreef, heb ik nooit zinnen terug hoeven lezen om ze te ontrafelen. De vaart blijft goed in het verhaal, ik had nooit moeite om het boek de volgende dag weer op te pakken, en ik heb het boek uiteindelijk binnen een week uitgelezen. (Ik lees elke avond grofweg een halfuurtje in bed, verder niet.)
En dat is ergens heel erg knap, omdat het verhaal niet werkt met cliffhangers, of spannende en gevaarlijke momenten, of mysterieuze gebeurtenissen waarvan je wilt weten hoe ze aflopen. Het verhaal is eigenlijk heel “gewoontjes”. Misschien niet zo zeer “de avonturen van een groepje jongeren”, maar meer “het alledaagse leven van een groepje jongeren dat gewoon nét wat interessanter is dan andere groepen jongeren”.
Terwijl ik het boek las, maakte ik bewust een opmerking in mijn hoofd in de trant van “hè hè, eindelijk een boek dat lekker loopt”. Dan weet je dat een boek goed geschreven is.
Herkenbaarheid
Ik vond de (hoofd)personages voor het grootste deel herkenbaar. Ik kon me goed inleven in de gedachten, begreep wat ze deden en hoe ze zich voelden over iets. (Zelf ben ik ook nog ongeveer dezelfde leeftijd als de hoofdpersonages, dus dat hielp waarschijnlijk ook wel.)
Dat is belangrijker dan je denkt, want een verhaal is uiteindelijk niets meer dan inleving. Je wilt niet dat lezer compleet niks begrijpen van je verhaal, of dat ze de hele tijd denken “ja, dit is overduidelijk nep”
Zelf heb ik nooit kanker gehad. Ik ken ook niemand (goed) die ermee in aanraking is gekomen. Als ik me dan toch kan inleven in deze personages, zelfs moet lachen om binnengrapjes die ze maken (over bijvoorbeeld “cancer perks”), dan heb je iets heel erg goed gedaan.
De diepere laag
Dus het boek heeft veel humor, is goed geschreven, heeft herkenbare personages, en zorgt dat je je écht kan inleven.
Maar eigenlijk is dat helemaal niet belangrijk.
Het gaat mij persoonlijk altijd om de diepere laag. Ik wil zelf altijd verhalen schrijven met een diepere laag, een thema dat wordt behandeld, een praktisch nut in de echte wereld van tegenwoordig. Niet geheel onverwacht, wil ik ook dat soort verhalen lezen.
In dit verhaal hebben de personages heel veel gesprekken over de thema’s van het boek: de eindigheid van het leven en de oneindigheid van de herinnering. Soms voelt dat onnodig, omdat de schrijver de informatie ook zou kunnen laten zien, in plaats van personages er letterlijk over te laten praten. Gelukkig weet de schrijver dat ook, want een deel van de thema’s wordt juist in z’n geheel behandeld door de verhaallijn van het boek. Dat zal ik hieronder uitleggen
Spoilergrens! Hieronder komen spoilers!
Aan het begin van het boek hebben ze een bijeenkomst in de kerk. Dat is waar Hazel voor het eerst Gus ontmoet. Daar vraagt de leider aan iedereen: “wat is je grootste angst?”
En Gus antwoord: “Oblivion.”
(Sorry, ik heb het boek in het Engels gelezen, ik weet niet exact wat het Nederlands is. Waarschijnlijk “vergetelheid” of “vergeten worden”.)
Gedurende het boek wordt steeds weer herhaald hoeveel hij bezig is met herinneringen, met het herinneren van de doden, met zorgen dat niemand wordt vergeten. Zijn grootste angst is om te worden vergeten, om zijn leven voor niets te hebben geleefd.
En dat komt aan bij mij, want ik heb die angst ook. Misschien is het onredelijk. Soms is die angst heel erg aanwezig, soms is hij maandenlang compleet weg.
Maar om zoiets te lezen in een verhaal, om ziets behandeld te zien worden in een jongerenroman (met humor en een vlot leesbaar verhaal), maakte iets bij me los.
De andere thema’s die worden behandeld, vloeien goed met elkaar samen en zijn ook stuk voor stuk interessant. Een significant deel van het verhaal spenderen Hazel en Gus in Amsterdam omdat ze een schrijver—hun idool—willen vragen wat er gebeurde met de personages na het einde van zijn boek. In eerste instantie kun je denken: wat is hier de betekenis van? Waarom besteed het verhaal hier zoveel tijd aan? Maar het duurt niet lang voordat dingen ineens betekenis krijgen. Het onopgeloste einde van het boek hangt samen met de hoofdthema’s van het verhaal. Het feit dat de schrijver ook iemand heeft verloren aan kanker en daarom dat boek heeft geschreven.
Uiteindelijk voelt het boek als een goed samenhangend geheel, waarbij je het gevoel krijgt dat er méér diepgang in zit dan je eruit haalt tijdens je eerste lezing. En tegelijkertijd blijft het toegankelijk, goed leesbaar, niet al te lang(dradig).
Conclusie
Toen ik het boek uit had en weglegde om te gaan slapen, merkte ik dat ik van slag was. Ik kon het niet helpen om na te denken over de thema’s van het boek. Over mijn eigen leven: de eindigheid daarvan en hoe ik almaar probeer iets te doen of maken wat zal blijven. Over hoe graag ik ook die “avonturen” zou beleven. Over hoe blij ik eigenlijk ben dat ik nog leeft.
In mijn ogen is de beste literatuur bedoelt om te ontregelen. Om je iets te doen voelen, aan het denken te zetten, om misschien wel voor eeuwig je gewoontes of je blik op iets te veranderen.
Dit boek komt akelig dicht in de buurt van die perfecte definitie, waardoor ik het in eerste instantie 9 of 10 sterren wilde geven. Na iets meer analyse moet ik toegeven dat het boek wel iets gewaagder en unieker had mogen zijn. Er zijn al heel veel verhalen over ongeneeslijke ziekte (en met name kanker), en allemaal zijn ze verdrietig en hartverscheurend, omdat het gewoon pijn doet als er iemand dood gaat. Het is in zekere zin “makkelijk” om met deze onderwerpen een treurig verhaal te schrijven en mensen aan het denken te zetten.
Hoewel dit boek krachtig is, soms vernieuwend en verdiepend ten opzichte van die andere verhalen over ziekte, blijft het net voor de finishlijn steken. Het heeft net niet genoeg variatie, unieke perspectieven, of overdonderende verhaallijnen. En ja, ik mag dat zeggen, want ik ben zelf ook al sinds jonge leeftijd chronisch ziek. (Dat was bedoeld als grapje, maar een smiley erachter zetten leek me ook niet juist.)
Daarom 8 uit 10 sterren.