Vroeger maakte ik op school altijd een duidelijk onderscheid tussen “zinvolle vakken” en “zinloze vakken”.
- Wiskunde? Zinvol, heb je voor zo’n beetje alles nodig.
- Aardrijkskunde? Zinloos. Ik zoek de hoofdstad van Madagascar wel op … als ik die ooit nodig heb.
- Gym? Zinvol, beweging is het allerbelangrijkste wat je kunt doen!
- Geschiedenis? Zinloos. Ik zoek het geboortejaar van Willem van Oranje wel op … als ik die ooit nodig heb.
Het enige leuke aan geschiedenis waren de verhalen. Mijn docent in de brugklas kon ongelofelijk leuk vertellen. Aan het einde van elke les vertelde hij de volgende 5-10 minuten van een doorlopend verhaal. Dáárvoor kwamen we naar de les! Zelfs al de bel allang was gegaan, bleven we het verhaal afluisteren.
Maar de rest van het vak, zeker in de jaren daarna, vond ik een ongelofelijke verspilling van tijd.
Waarom geschiedenis zinvol is
Elke keer als ik mijn haat jegens geschiedenis proclameerde, kwam men met de volgende argumenten:
- Maar het is belangrijk om een (algemeen) besef te hebben van onze geschiedenis!
- Het is belangrijk om oorzaak en gevolg te kennen! Om te weten wat vóór wat kwam, hoe dingen in onze huidige wereld zijn ontstaan uit onze geschiedenis.
- Wie niet leert van het verleden, is gedoemd deze te herhalen! (Oftewel, het leert ons om huidige ontwikkelingen te relativeren of juist te herkennen als reëel gevaar.)
(Soms komt men wel met meer argumenten, maar die negeer ik hier even. Dat zijn namelijk dingen als “maar het is leuk om mensen de les te lezen als ze hun jaartallen verkeerd hebben” of “het is spannend om te lezen over OORLOG en PIRATEN en GUILLOTINES en BRUTE ROOFTOCHTEN”. Die mensen die liever Viking of dictator waren geworden heb je altijd.)
Ik kan me heel goed vinden in deze argumenten. Dat zijn inderdaad de belangrijke voordelen van geschiedenisonderwijs.
Het enige probleem is dat ze niet worden getoetst.
Veel van mijn geschiedenistoetsen bestonden uit het invullen van exact het juiste jaartal of exact de juiste naam voor een bepaald land, fase, concept, of iets dergelijks. Alle bovengenoemde voordelen werden niet onderwezen en als gevolg daarvan ook niet getoetst.
Dat maakt dat geschiedenis voor mij enorm zinloos voelde en achteraf gezien ook zinloos was.
Ik dacht hier laatst eens diep over na en kwam toen tot de conclusie dat de oplossing eigenlijk heel simpel is.
Er is maar één echte geschiedenistoets.
Ongeacht het onderwerp, ongeacht de tijdsperiode, kan je elke toets uit één en hetzelfde onderdeel opbouwen.
De tijdlijn
Je kantelt een A4 (“landscape mode”) en tekent een tijdlijn van links naar rechts.
Deze tijdlijn deel je op in X stukjes. (Bijvoorbeeld, tien gelijke stukken.)
Vervolgens zet je een lijst van X termen op de pagina, in willekeurige volgorde. (Deze termen kunnen gebeurtenissen zijn, fases in de geschiedenis, geboorte of sterfte van een belangrijk figuur, etc.)
Daaronder staan drie simpele vragen. De enige vragen van de hele toets.
- Zet deze termen op de tijdlijn, in de juiste volgorde.
- Leg per term uit hoe deze voortvloeit uit de vorige.
- Noem een huidige ontwikkeling die samenhangt of overeenkomsten vertoont met één van deze termen.
Dat is het. Je toetst algemeen besef, je toetst oorzaak en gevolg, en je toetst de maatschappelijke relevantie.
Scholieren hoeven geen jaartallen, feitjes of andere onzin in hun kop te stampen, maar tegelijkertijd zullen ze extra hun best moeten doen om écht te begrijpen hoe het is gegaan en wat daarvan de betekenis is.
Desnoods pas je de vragen een beetje aan.
Vraag 1
- Om het makkelijker te maken, kun je alvast een paar gebeurtenissen invullen.
- Om het moeilijker te maken, kun je de tijdlijn opdelen in véél verschillende stukken, of meerdere tijdlijnen gebruiken. (Een soort “subtijdlijn”, voor gedetailleerde gebeurtenissen tijdens een overkoepelende fase.)
Vraag 2
- Om het makkelijker te maken, kun je zeggen dat ze slechts van een handjevol termen de relatie hoeven uit te leggen. Eventueel zeg je “je antwoord moet deze en deze termen gebruiken”, of “houd je beperkt tot de invloed van deze ene gebeurtenis”
- Om het moeilijker te maken, kun je de vraag helemaal openlaten, hoewel dat het nakijken niet makkelijker zal maken.
Vraag 3
- Om het moeilijker te maken, kun je eisen dat ze voor elke term de maatschappelijke relevantie benadrukken.
- Om het makkelijker te maken, kun je zelf een maatschappelijke ontwikkeling noemen en dan vragen hoe term X en Y daarmee samenhangen.
Ik zou deze toetsen veel leuker hebben gevonden, veel uitdagender, en veel nuttiger.
Hartstikke leuk, maar …
Ik hoor je al denken: dit gaat toch nooit in de praktijk werken? Hoe moet je dit nakijken? Kun je dit écht bij alle hoofdstukken succesvol toepassen?
Ja, je kunt dit echt op alles toevoegen. Geschiedenis gaat nou juist over het verloop van tijd, dus bij elk hoofdstuk is een tijdlijn de meest voorkomende en kernachtige structuur. Of het nou gaat over de algemene tijdlijn (van jagers en verzamelaars tot de moderne tijd) of een hele specifieke tijdlijn (bijv. de aanloop naar de Eerste Wereldoorlog).
Sterker nog, ik kan het omdraaien. Als je informatie/hoofdstuk/onderwerp niet in deze structuur past, dan moet je nog eens hard nadenken over wat je probeert te doen. Is dit wel iets wat je moet onderwijzen? Is dit de beste manier om het te doceren? (Hoort het wel bij Geschiedenis thuis?)
Die andere vraag is op het eerste gezicht moeilijker, maar op het tweede gezicht niet.
Op dit moment worden geschiedenistoetsen een beetje losjes nagekeken. De docent wil dat je bepaalde woorden gebruikt in je antwoord, dus als je dat doet, per ongeluk of niet, krijg je punten. De docent wil dat “uit je antwoord blijkt dat je kennis van zaken hebt”, maar als er iets is wat alle scholieren kunnen, dan is het een geloofwaardig antwoord bij elkaar lullen.
(Ik moet altijd denken aan de vele betogen en essays die ik heb geschreven. Uiteindelijk krijg je die altijd terug met een zesje of een zeventje, met als enige opmerking “oké” of “had beter gekund” of “ziet er goed uit”. Om een 9 of 10 te halen moet je denk ik de formule tot wereldvrede beschrijven in je betoog, terwijl je in de voetnoten een hint geeft naar het medicijn tegen kanker.
Het hangt gewoon allemaal af van de docent, diens voorkeuren, diens verwachtingen, diens persoonlijkheid, diens humeur, en nog maar niet-objectieve en niet-meetbare factoren.)
Met deze tijdlijntoets is dat al een stuk beter. Je kunt redelijk objectief kijken naar iemands antwoorden.
Stel onze toets heeft een tijdlijn met 10 onderdelen. Stel vervolgens dat elk van de drie vragen even belangrijk is => elke vraag heeft evenveel punten te verdelen.
- Het belangrijkste is dat, als gebeurtenis B ná gebeurtenis A hoort te staan, dat dit ook zo is op de tijdlijn. Dus, voor elk tweetal dat op de juiste volgorde staat, geef je een punt. Met 10 onderdelen heb je (10 over 2) mogelijkheden, ofwel 45. In totaal zijn hier dus 45 punten te verdienen.
- Wat is (10 over 2)? Het is de wiskundige notatie voor “hoeveel tweetallen kun je kiezen uit tien elementen in totaal”. Je kunt gewoon op Google “10 choose 2” typen, en je krijgt meteen je antwoord.
- Wat betekent dit precies? Nou, per gebeurtenis kijk je of alle overige gebeurtenissen op de juiste plek staan (ofwel ervoor ofwel erna). Als dat klopt, geef je een punt. Het totale aantal punten dat deze vraag oplevert voor het eindcijfer, is dan TOTAAL / 45 * 3.
- Het belangrijkste is dat er een duidelijke oorzaak en een duidelijk gevolg in het antwoord staat. Wederom zijn er 45 paren, maar het zou wat overdreven zijn om voor elk paar een heel verhaal te vragen. Het lijkt me beter om te zeggen dat je alleen specifieke relaties moet verklaren (zoals opeenvolgende gebeurtenissen).
- Stel je vraagt om alleen opeenvolgende gebeurtenissen te verklaren, wat je 9 verklaringen oplevert. Dan is elk verhaaltje 5 punten waard. (Want 45/9 = 5.)
- Voor een compleet kloppend oorzaak krijgt iemand 2 punten, voor een compleet kloppend gevolg krijgt iemand 2 punten. De extra punt is voor het noemen van de juiste termen, of een kloppend/mooi/duidelijk verhaal, of iets anders wat je nog verwacht.
- Deze vraag is het meest “vaag” om te beoordelen. Stel je vraagt maar om één maatschappelijk relevante verklaring, dan zou die verklaring ineens 45 punten waard moeten zijn. Dan lijkt het me logischer om er meerdere te vragen, op basis van specifieke hints/termen/delen van de tijdlijn.
- Je stelt een lijstje op van dingen die je wilt zien en scoort aan de hand daarvan.
- Doe dan wel dingen als “de scholier heeft een duidelijke overeenkomst genoemd tussen dit probleem en een deel van de tijdlijn => 2 punten”
- Ik haat het als de voorwaardes bestonden uit “de scholier noemt deze specifieke term, noemt deze andere term in de eerste zin van het verhaal, en houdt het verhaal onder de 100 woorden”
Uiteindelijk is iemands eindcijfer dan een standaard optelsom.
Cijfer = (VRAAG_1 / 45 * 3) + (VRAAG_2 / 45 * 3) + (VRAAG_3 / 45 * 3) + 1
Iemand die niks heeft geleerd en niet weet wat hij aan het doen is, pak je er zo uit. Iemand die wel heeft geleerd en de zaken begrijpt, zal bijna alle punten scoren en een representatief punt tegemoet mogen zien.
Conclusie
Geschiedenis is wel degelijk nuttig en relevant. Het wordt tijd dat het ook op die manier wordt onderwezen en getoetst.
Gelukkig bestaat er maar één echte geschiedenistoest: de grote tijdlijn.
Stel hierover de drie belangrijkste vragen (algemeen historisch besef, oorzaak en gevolg, een maatschappelijke relevantie), en voor je het weet wordt school nuttig, leuk, eerlijk en zinvol. Zou dat niet mooi zijn?