Osiris
de god van de dood
heeft jou meegenomen
zijn naamsgenoot
hij kwam onverwachts
hij kwam heel erg vlug
had slechts enkele zinnen nodig
en hij wilde je terug
het ene moment sprong je
vrolijk grassprieten plat
trok je planten haast uit de grond
likte ongevraagd mijn vingers nat
het andere moment lag je
onbeweeglijk op je zij
ogen nog open
helder als altijd
niemand zag dit aankomen
ook niet jij
vier jaar heb ik jou
met je zus
elke dag eten gegeven
in de zomer sprong je buiten
en ’s avonds tilde ik je even
weer naar binnen, om te schuilen
kou voor warmte te verruilen
en in het holst van de nacht
als ik mijn bed wilde voelen
brak ik eerst een stukje brood in twee
en als je lief keek
braken nog meer stukjes mee
en stonden jullie met hongerige smoelen
tegen de hokrand aangedrukt
nu breek ik nog het brood
het automatisme zal lang blijven
maar beide stukjes blijven
voor jouw zus
want na jouw dood
zal Osiris over je waken
en de stukjes brood die braken
en die tripjes uit de kooi
naar buiten,
weer naar binnen,
op de tafel,
onder de tafel,
door de tuin,
tussen vers hooi,
zijn voor jou hopelijk vervangen
door een zachte slaap tegen de wangen
van je nieuwe verzorger, Osiris,
die ook ziet: wat was jij mooi