Tijdens het schrijven stoot ik al jaren mijn teen tegen een stom probleem.
Wanneer het woord waarnaar ik verwijs zowel mannelijk als vrouwelijk kan zijn, welk verwijswoord gebruik ik dan?
Stel ik schrijf spelregels voor een bordspel. Als ik praat over “de speler” kan dit zowel een man als een vrouw zijn. Hoe moet ik dan verwijzen?
- “De speler pakt zijn kaarten, die hij in de hand heeft”?
- “De speler pakt haar kaarten, die zij in de hand heeft”?
- “De speler pakt zijn/haar kaarten, die hij/zij in de hand hebben”?
- “De speler pakt diens kaarten, die diegene in de hand heeft”?
- Iets compleet anders?
Door de jaren heen heb ik alle methodes door elkaar gebruikt, maar dat werkt natuurlijk niet. In dit artikel wil ik voor eens en voor altijd besluiten hoe het moet.
Dit is mijn conclusie (voor iedereen die niet het hele stuk wil lezen):
Als je niet bang bent om extreem formeel over te komen, is het onbepaalde woord “diens” (of “diegene”) acceptabel.
Gebruik in alle andere gevallen consistent “hij” voor bepaalde woordsoorten en consistent “zij” voor de overgebleven woordsoorten.
Het onderscheid dat ik het meest tegenkom is “hij” voor onbepaalde of neutrale wezens en “zij” voor abstracte concepten of “dingen waarmee je verbintenis kunt voelen”.
Maar je kunt ook iets anders doen, zoals “hij” voor alles wat ontelbaar is (zoals liefde en water) en “zij” voor alles wat telbaar is (zoals kranten en boeken). Of “hij” voor dieren en “zij” voor mensen. Of “hij” voor personen met blauwe ogen en “zij” voor personen met bruine ogen. Bedenk iets leuks, maar wees consistent.
Als je jezelf afvraagt “waarom hebben we dit onderscheid eigenlijk?”, dan is het antwoord: geen idee. In al mijn onderzoek heb ik geen functionele verklaring gevonden. Terwijl de taal groeide en groeide, is dit onderscheid er nou eenmaal ingeslopen omdat het blijkbaar handig was. Dus het liefst zou ik de komende tien jaar op organische manier de Nederlandse taal zien veranderen zodat verwijzen naar onbekende geslachten consistenter en makkelijker wordt, maar hè, zover zijn we nog lang niet.
Hij/Zij
De meest “logische” oplossing, die ik als kind ook het eerste tegenkwam, is om steeds beide geslachten te noemen. Dit kan door middel van een schuine streep (hij/zij, zijn/haar) of gewoon een “of” (hij of zij, zijn of haar).
Hoewel dit helemaal correct is, en de meesten zullen begrijpen wat je bedoelt, leest het voor geen meter. Elke tekst wordt veel langer dan nodig en de lezer heeft twee keer zo veel moeite om erdoorheen te komen. Bijvoorbeeld:
Hoe werkt de nachtfase bij het spel Weerwolven? Iedereen sluit zijn/haar ogen. Iedere rol wordt om de beurt opgeroepen. Wanneer opgeroepen, opent hij/zij zijn/haar ogen, en voert zijn/haar bijbehorende actie uit. Vervolgens zegt de spelleider dat hij/zij weer zijn/haar ogen mag sluiten.
Opmerking: mensen die het spel Weerwolven kennen weten dat dit natuurlijk een heel incomplete uitleg is. Ik wilde het voorbeeld niet te lang maken.
Ik hoefde niet eens moeite te doen voor het voorbeeld. Vrijwel elke willekeurige tekst die je pakt bevat veel van dit soort verwijzingen. Ik vind dit dan ook een slechte, inefficiënte, onhandige oplossing. Oftewel: niet doen.
Onbepaald
Een tweede optie is om overal de zin om te bouwen zodat je een onbepaald woord kan gebruiken. Dit wordt doorgaans als wat formeel of zelfs archaïsch gezien, maar in mijn ogen is dat flauwekul. Het wordt vandaag de dag nog steeds veelvuldig gebruikt. Zolang iemand maar duidelijk communiceert, zeg ik altijd maar. (“Hey, hoe was je weekend?” “Zolang iemand maar duidelijk communiceert!”)
Er zijn meerdere opties om alles zo onbepaald mogelijk te maken.
- De onbepaalde woorden “diens” en “diegene”: de speler voert diens actie uit, waarna diegene een nieuwe kaart trekt.
- Het woordje “men”: men voert een actie uit, waarna men een nieuwe kaart trekt.
- De zin passief maken: de actie wordt door de speler uitgevoerd, waarna een nieuwe kaart wordt getrokken.
De eerste optie is nog redelijk. De andere twee zijn vooral heel onhandig.
(Vroeger had ik een grote voorliefde voor het woordje “men”. Ik gebruikte het in al mijn verhalen, plus al mijn correspondentie met leraren, want ik wilde slim lijken. Maar ja, op een gegeven moment moet je wel heel gekunsteld schrijven om overal “men” in te verwerken. Bijvoorbeeld: “Snel! Waar zijn de gevangenen naartoe gevlucht!” “Eh … men ging die kant op.” “Zeker?” “Dat weet men zeker.”)
Als je slechts korte zinnen hebt en/of weinig verwijzingen, dan is de eerste optie oké. Ik gebruik hem zelf ook nog wel eens en het klinkt best natuurlijk. Anderzijds: niet doen.
Alleen hij, of alleen zij
De derde optie is dat je altijd de mannelijke vormen gebruikt, of altijd de vrouwelijke vormen. Hierbij wordt verondersteld dat de lezer begrijpt dat dit verwijst naar beide mogelijkheden, maar dat het een afspraak is om de leesbaarheid te vergroten. Deze optie is namelijk ook het meest efficiënt en leesbaar. Vergelijk het voorbeeld van boven met een vorm waarbij onbepaalde verwijzingen altijd mannelijk zijn:
Hoe werkt de nachtfase bij het spel Weerwolven? Iedereen sluit zijn ogen. Iedere rol wordt om de beurt opgeroepen. Wanneer opgeroepen, opent hij zijn ogen, en voert zijn bijbehorende actie uit. Vervolgens zegt de spelleider dat hij weer zijn ogen mag sluiten.
Nou zijn er drie veelgehoorde bezwaren hiertegen:
- Is dit niet seksistisch?
- Begrijpt de lezer wel de afspraak? Begrijpt de lezer dat, hoewel we slechts het verwijswoord van één geslacht geven, we beide mogelijkheden bedoelen?
- Zorgt dit niet voor meer verwarring? Wat als er ook verwezen wordt naar iets wat wél een eenduidig geslacht heeft?
Bezwaar 1: nee, dit is niet seksistisch. Er zijn mensen die zeggen dat altijd “hij” gebruiken (wat nu gebruikelijk is; kom ik dadelijk op terug) seksistisch is … dus gaan ze altijd “zij” gebruiken? Hoe is dat dan niet seksistisch?
(Seksisme is gedefinieerd als het ontnemen van iemands rechten puur op basis van diens geslacht. Tegenwoordig wordt een meer losse interpretatie door velen gehanteerd, waarbij seksisme ook betekent het vellen van een objectief waardeoordeel over iemand puurs op basis van diens geslacht. Beide gevallen hebben niks te maken met dit hele verhaal. Als iemand consistent zij gebruikt om naar alles te verwijzen, is het niet alsof alle mannen rechten worden ontnomen en hevig wordt gesuggereerd dat ze allemaal minderwaardig zijn aan vrouwen.)
Een andere groep mensen wisselt het af en gebruikt “hij” of “zij” met volledige willekeur. Het doel hierbij is natuurlijk om een zo goed mogelijke split te krijgen: 50% verwijzingen mannelijk, 50% vrouwelijk. Want dat zal de grootste reden zijn van ongelijkheid tussen geslachten: de verwijswoorden.
Een laatste groep omzeilt het hele probleem door “derde persoon enkelvoud” weg te gooien uit de taal. Zij verwijzen naar alles met meervoudsvormen.
- Fout volgens hen: “De speler pakt zijn kaart en hij geeft hem door naar links”
- Goed volgens hen: “De speler pakt hun kaart en hun geven hem door naar links”.
(Wat je krijgt is een soort goocheltruc, gepresenteerd door iemand met een raar accent: “zij pakke een kaart, en zij doene een actie”)
De conclusie zal niet onverwacht zijn: niet doen. Grammaticaregels zijn er met een reden: om communicatie zo duidelijk en efficiënt mogelijk te maken. Om diezelfde reden hebben woorden ook een eigen geslacht, maar daar hoor je gek genoeg niemand over klagen. Misschien omdat de meesten dit niet realiseren en zich niet eraan houden. In het nieuws verschijnen uitspraken als “de raad heeft vanmiddag haar uitspraak gedaan”, terwijl het moet zijn “de raad heeft vanmiddag zijn uitspraak gedaan”. Ik doe dit zelf ook heel vaak fout, maar hè, ik probeer het tenminste :p
**Bezwaar 2: **ja, je kunt verwachten dat de lezer dit weet. Ik heb op de basisschool en middelbare school van vrijwel alle taaldocenten deze regel meegekregen: wanneer geslacht onbepaald, of “neutraal”, gebruik mannelijke vorm. Daarnaast halen lezers sowieso de meeste betekenis uit context. Spelregels, om dat voorbeeld nog verder uit te melken, gaan altijd over “spelers” (die mannelijk of vrouwelijk kunnen zijn), dus als je die leest is dat automatisch je aanname.
(Ik heb alle spelregels die ik heb er eens bij gepakt, en de eerste twintig gebruiken allemaal “hij” om te verwijzen, dus dat lijkt de afspraak te zijn. Ik ga ze niet allemaal doorlezen. En nee, ik heb niet een grote doos vol spelregels onder mijn nachtkastje, ik heb PDF-bestanden op mijn computer van spellen die ik veel heb gespeeld in mijn leven.)
Bezwaar 3: nee, het zou juist voor meer verwarring zorgen als je onbepaalde woorden gaat gebruiken, of met volledige willekeur hij en zij in het rond strooit.
Een consistente mix
Wat men wél kan doen, is een bepaalde functie of groep aan een bepaald geslacht verbinden. Dit heb ik mijn hele leven lang gelezen in boeken en artikelen, en van de meeste docenten gehoord, en ik ben het er zelf ook wel mee eens:
- Mannelijke vorm is voor onbepaalde of neutrale mensen.
- Vrouwelijke vorm is voor abstracte (soms ontelbare) concepten en “dingen waarmee men verbintenis kan voelen”
- Onzijdige vorm is voor objecten en onzijdige woorden, vanzelfsprekend.
Oftewel …
- Elke speler geeft zijn kaarten door naar rechts.
- De groep rees de Nederlandse vlag en riep: “Ik hou van haar! Mijn land!”
- Het raam staat open zodat het niet dicht kan klappen.
Andere voorbeelden van de vrouwelijke vorm zijn dingen als: een schip, de zee, de zon, de natuur, etc.
Hiermee behouden we diversiteit, maar blijven de verwijswoorden concreet en consistent. Communicatie blijft helder en duidelijk, maar tegelijkertijd geeft het meer ruimte voor expressie. Precies wat je van een taal verwacht.
Ik geef toe: de definitie is niet sluitend, maar het is het beste wat we hebben. Op deze manier kan men zo makkelijk mogelijk naar neutrale woorden verwijzen, maar tegelijkertijd houden we woordvariatie en betekenis levend. Soms past de mannelijke vorm beter, soms de vrouwelijk. Ik vind het bijvoorbeeld veel mooier klinken als iemand zegt “ik keek naar de zon, en in haar zag ik mijn toekomst”, dan “ik keek naar de zon, en in hem zag ik mijn toekomst”.
En, wederom, het is niet seksistisch. Ik zou het bovendien hartstikke leuk vinden als mijn geslacht geassocieerd werd met mooie dingen en “dingen waarmee men verbintenis kan voelen”. Maar nee hoor, mannen worden weer geassocieerd met mensen (en door sommigen ook met alle voorwerpen). Leuk hoor :p
Oftewel: gebruik de bovenstaande regels en wees blij met je grammaticale superioriteit. (Maar zeg dat niet hardop, want mensen waarderen dat niet. En, mocht je later ooit nog een taalfout maken, word je keihard uitgelachen.)