Nee, dit is geen artikel over waarom
Elk nummer dat ik schrijf wil ik natuurlijk zo goed mogelijk maken. Het moet een perfecte balans hebben. Niet te simpel, niet te complex. Niet te saai en voorspelbaar, niet te wild en chaotisch. Het moet _perfect _zijn.
Vroeger leek ik goed in staat om dat automatisch te balanceren. Ik was immers niet goed genoeg in piano spelen (of muziek theorie) om hele complexe nummers te schrijven. Ik was al blij als ik een akkoordenschema met vijf akkoorden had. (Vijf! Dat is meer dan vier! Ik ben nu al beter dan alle popsterren! Jeej!) Maar vandaag de dag is dat anders en merk ik juist dat mijn nummers iets té bomvol raken met harmonische trucjes en andere onzin.
Dus ik moest mezelf afremmen. Ik wilde mijn nummers niet té simpel maken, maar ook niet té moeilijk. Als gevolg hiervan heb ik twee testen ontwikkeld: de songfestival-test en de wacht-opnieuw-test.
De Songfestival-test
Het Eurovisie Songfestival. Een baken van goede, unieke, creatieve muziek, waarbij men totáál geen schaars geklede dansers of gekke speciale effecten nodig heeft om eruit te springen. Waarbij het allerbeste nummer altijd wint; niet degene die om alles behalve de muziek het meest populair is. Waarbij men hele gedurfde, sociaal activistische nummers zingt, want een popliedje zingen over hoe erg oorlog is gaat de wereld veranderen.
Dat festival dus. Ik hoop dat de satirische ondertoon hier doorheen schijnt, want songfestival-liefhebbers gaan de rest van het artikel niet waarderen, ben ik bang.
Als je kijkt naar de meeste nummers die op een songfestival terecht zijn gekomen, zie je dat ze eigenlijk allemaal dezelfde kern delen:
- Het heeft een simpel, voorspelbaar, cliché refrein (dat tóch heel catchy is).
- Maar omdat het refrein eigenlijk het hoogtepunt van het nummer is, heeft het een “nothing-verse”. (Een couplet dat niks doet, nergens heen gaat, en geen enkele functie of herkenbaarheid heeft.)
- (En vaak is de inspiratie dermate ver te zoeken, dat ze het “nothing-verse” haast exact hergebruiken voor de bridge.)
- Meer dan vier akkoorden is teveel gevraagd.
- We gaan zeker niks aan het vaste patroon veranderen: vierkwartsmaat, uptempo, vast patroon van couplet => refrein => couplet => refrein => bridge => refrein.
- Maar we veranderen wel de luidheid. We moeten gewoon even een heel rustig, zielig intro hebben (met sombere piano erachter), om te laten zien hoe somber we zijn over de misstanden in de wereld, en om ons geweldige refrein er nog meer uit te laten “poppen”. (En als we een uptempo eerste couplet willen, moet onze bridge heel rustig zijn.)
- De tekst gaat nergens over. Het is alsof iemand een verzameling holle frasen heeft gepakt (“I can’t go on without you”, “I’ll be there for you”, “let it out”, etc.), en de computer ze op een willekeurige volgorde heeft laten zetten, en dat toen vol overtuiging is gaan zingen.
Voor de duidelijkheid: dit is dus wat we niet willen. De songfestival-test luidt dan ook als volgt:
“Als het nummer niet zou misstaan op het Eurovisie Songfestival, en misschien zelfs een goede kans maakt om bovenaan te eindigen, is het nummer niet goed genoeg.”
Als ik het gevoel heb dat het couplet niet naadloos het refrein inluidt, moet ik daar nog wat aan schaven. Als ik na het tweede refrein de melodie eigenlijk al wel zat bent, moet ik het meer variëren, of het nummer korter maken. Als ik merk dat mijn tekst te cliché wordt, ga ik er nog eens een weekje op zitten en stuur ik zo hard mogelijk de andere kant op. Als ik merk dat ik in het hele nummer maar vier akkoorden gebruik, hoeft dat geen probleem te zijn, maar dat moet ik dan wel even analyseren. Als ik een nummer schrijf over een serieus onderwerp, wil ik ook écht dat gevoel uiten en een scherpe tekst maken. Sommige misstanden in de wereld zijn beter te bevechten met een stevig, passievol nummer dan met een droef gezicht achter je piano jammeren.
Kortom: ik luister mijn nummer, ik luister een selectie van het songfestival, en als het teveel op elkaar lijkt … back to the drawing table!
De Wacht-Opnieuw-test
De Songfestival-test was om het nummer niet té saai, voorspelbaar, simpel en niet-creatief te maken. De test die ik nu ga behandelen is dan ook om de andere extreme situatie te vinden: een nummer dat té chaotisch, complex en onnavolgbaar is. Een nummer dat verdrinkt in zijn eigen metaforen en driedubbelzinnige symboliek, terwijl je weigert om hetzelfde akkoord twee keer te gebruiken in het hele nummer.
Hiervoor heb ik de wacht-opnieuw-test:
“Als je het nummer een keer luistert, de akkoorden+tekst erbij pakt. en niet meteen (in het algemeen) correct kunt naspelen, is het té moeilijk.”
Besef wel: ik heb het nummer zelf geschreven, en ik ben een redelijk ervaren muzikant. Als ik een eigen nummer probeer te spelen, en ik denk na twee seconden “wacht, opnieuw”, dan zit het mis. Dan is er blijkbaar een te grote chaos. Een te grote mismatch tussen tempo, akkoorden, tekst en melodie.
Ik had dat bijvoorbeeld toen ik (lang geleden) een nummer had bedacht in driekwartsmaat, en probeerde een melodie in vierkwartsmaat er overheen te persen. Het werkte niet meer. Het klonk misschien nog een beetje, en technisch gezien kon het wel, maar ik moest drie keer opnieuw terugluisteren voordat ik de juiste inzet te pakken had.
Op diezelfde manier heb ik nummers geschreven met _enorm veel _akkoorden in heel weinig tijd. Dat kan op zich nog wel, soms, maar deze akkoorden waren ook niet bepaald simpel. En dus kon ik, zelfs na terugluisteren en bestuderen van akkoorden, nog niet ín één keer mijn eigen nummer terugspelen. En dan is het toch echt te complex.
Ook probeerde ik wel eens een tekst te passen over een melodie die dat niet toe stond. Dan wilde ik per se iets heel poëtisch zeggen, maar dan moest ik ergens nog twee extra noten vandaan halen, en dat lukte alleen als ik toevallig precies in het juiste ritme zat. Dus dan probeerde je door dat stuk te komen, maar moest je halverwege stoppen, met de gedachte “wacht, opnieuw”.
Natuurlijk, iedereen maakt wel eens fouten. En bijvoorbeeld een moeilijke tempowisseling die je (wanneer je het voor het eerst bedenkt) een paar keer fout doet is niet meteen slecht. Maar als je het gehele nummer in het algemeen niet grotendeels foutloos kunt spelen, is het goed mis.
Kortom: schrijf een nummer, neem een tijd(je) afstand, luister hem dan terug en probeer hem weer eens te spelen. Als je op een aantal plekken vast komt te zitten en denkt “wacht, opnieuw”, is het té ingewikkeld geworden.
Zo, hopelijk heb je hier iets aan.