De naam van dit artikel klinkt als de titel van een goed kinderboek.
(Eentje met een hoofdpersonage genaamd “Of”, enkele filosofische thema’s, en psychedelische plaatjes die enkele kinderen trauma’s bezorgen tot ver in hun volwassenheid. “Of opende de schedel van het skelet dat op de grond lag. Maar wat hij zag deed hem rillen tot in het diepst van zijn botten. Hij zag zichzelf! Was hij dan toch dood? Had hij zijn beste vriend verbeeld?
Lees het in deel 2: Of en de vuurspuwende walvis die God versloeg”!
Dat zijn kinderboeken die ik had willen lezen. Zeker omdat deze titel nog meer twijfel opwekt: verslaat de walvis God, of andersom? Waarom spuwt de walvis vuur? En is Of wel wie hij zegt dat hij is?)
Maar dat is niet waar de titel op slaat. Het gaat over een fenomeen dat de meesten zullen kennen. Ze zullen zich er zelfs regelmatig storen. Het is over de laatste jaren bovendien een persoonlijk irritatiepuntje geworden; ik hoop dat die agressie niet al te veel in dit artikel sijpelt.
Wat is de of van de dubbele twijfel? Nou, dat zijn vragen zoals deze:
Zal ik naar de supermarkt gaan of niet?
Zal ik naar dat feest gaan of thuis blijven?
Moet ik wel nóg een pizzabroodje eten of kan ik beter een banaan pakken?
Wil je nog een kaassoufflé of heb je al een tweede gehad?
… wat moet je antwoorden? Ja? Nee? Dat eerste? Moet je knikken? Je hoofd schudden? Twee vingers opsteken als je voor de tweede optie kiest, één vinger als je voor de eerste kiest? Misschien? Kies waar jij je goed bij voelt, schat?
Ongeacht je antwoord, de ander reageert geïrriteerd en iedereen heeft energie verspild.
“Vloekt deze jurk met mijn sokken of kan het wel?”
“Nah, valt mee.”
ze kijkt vragend
“Ik bedoel: hij vloekt niet echt.”
“Ugh, zeg dan gewoon ja!”
In sommige gevallen is de vraag nog te ontwijken. Dit noem ik de onvolledige of-vraag. Iemand presenteert twee opties, maar jij oppert een derde.
“Zal ik de paarse jurk kopen of de rode?”
“Die groene dan? Die vond je toch ook leuk? Ik zou voor de groene gaan.”
(Ik weet niet waarom dit artikel ineens alleen maar voorbeelden heeft met jurken, maar ik ben nu al begonnen en kan niet meer stoppen.)
Maar in de meeste gevallen is het een volledige of-vraag, waarbij de vraagsteller alle opties zelf al noemt (en soms zelfs opsomt), en jij dus daar iets uit moet kiezen.
iemand komt thuis van jurken passen en houdt twee jurken omhoog
“Zal ik deze jurk met stippeltjes en vogeltjes doen, of deze jurk met die leuke streepjes en die mooie kleur onderin?”
“Ja. Nee. Eh … wacht … stippeltjes met … streepjes? Hadden ze die ook?”
“Ik heb ook niks aan jou.”
Op zich kun je denken: wat is het grote probleem? Dan geef je toch gewoon een wat langer antwoord, of je vraagt die ander zich te verduidelijken? Mijn probleem is simpelweg dat het inefficiënt is en vrijwel altijd leidt tot miscommunicatie. En, aangezien ik steeds meer geobsedeerd raak met taal, is efficiënte communicatie zeer belangrijk voor mij.
(Overigens begrijp ik ook steeds minder waarom anderen er niet zo over denken. Ik heb regelmatig dat ik iets vertel, en dan stilletjes mezelf vermaan en zeg: “ugh dat was zo’n lelijke zin, dat moet echt korter en beter de volgende keer”. Vervolgens leer ik steeds meer manieren om beknopt te schrijven en spreken.
Anderen, daarentegen, kunnen keer op keer dezelfde ongelofelijk wollige zinnen uitspuwen: “ja ik zat daar dus te zitten met Hanneke, en toen, je weet wel, hè, toen liep de docent ook nog vlak daarboven te lopen, en toen zei ik dus, moet je opletten, keihard oh meneer Vogeltjes is zó’n slechte leraar. Moet je nagaan? Moet je nagaan!?” Uiteindelijk is de clue van het verhaal zoek, of al voorbij voordat je het door hebt.)
Oplossing 1: Vraag veranderen
Dus, hoe lossen we dit op? Enerzijds kan de vraagsteller de vraag parafraseren. Hoe moet dit? Nou, simpelweg de tweede optie weghalen.
“Zal ik naar de supermarkt gaan of niet?” => “Zal ik naar de supermarkt gaan?”
“Is het te laat om nog make-up op te doen of kan het nog wel?” => “Is het te laat om nog make-up op te doen?”
“Zal ik naar dat feest gaan of thuisblijven?” => “Zal ik naar dat feest gaan?”
Zie je hoe simpel het is? Je hoeft zelfs minder te zeggen en minder na te denken. Iedereen wint!
In gevallen waarbij er veel meer dan twee opties zijn, kun je de gesloten vraag veranderen in een open vraag:
“Zal ik de rode, paarse of groene jurk nemen?” => “Welke jurk zal ik nemen?”
“Vind je deze, deze of deze muesli lekkerder?” => “Welke muesli vind je het lekkerst?”
Desnoods stuur je iemand de juiste richting op met een groep aan opties of je persoonlijke voorkeur.
“Zal ik de rode, paarse of groene jurk nemen?” => “Ik vind de rode jurk het leukst. Wat vind jij?”
“Vind je deze, deze of deze muesli lekkerder?” => “Ik heb deze, deze en deze muesli gezien. Welke vind jij het lekkerst?”
Oplossing 2: Antwoord kiezen
Je hebt natuurlijk niet in de hand hoe anderen de vraag deponeren, dus dan moet je jouw antwoord maar veranderen. De makkelijkste optie die ik ken—voor jou dan—is “dat eerste” en “dat tweede” zeggen.
“Moet ik wel nóg een pizzabroodje eten of zal ik een banaan pakken?” => “Doe maar dat tweede.”
Het enige probleem daarmee is dat zowel jij als de vraagsteller even moeten nadenken. (De kans is groot dat die ander alsnog herhaalt: “dus een banaan pakken?” voor de zekerheid. Waarop jij jezelf dan weer herhaalt: “Ja, een banaan pakken.”)
Een betere optie is de hele zin herhalen die jouw gekozen optie bevat.
“Moet ik wel nóg een pizzabroodje eten of zal ik een banaan pakken?” => “Pak maar een banaan.”
(Met de juiste intonatie klinkt dat bijna als een agressieve scheldzin. “ACH PAK TOCH EEN BANAAN.”)
(Of ik hoor een oma zo zeggen: “Ken je Henk nog? Ja, da was me toch ’n banaanpakker.”)
Dan heb je ook nog de meer exotische optie, waarbij je uitgebreid reageert zonder direct te zeggen wat je bedoelt. Onduidelijkheid bevechten met onduidelijkheid. Twijfel tegen twijfel. Iets als dit:
“Moet ik wel nóg een pizzabroodje eten of zal ik een banaan pakken?” => “Als ik de omstandigheden zo bekijk, ben ik geneigd mijn voorkeursstem uit te brengen voor laatstgenoemde optie, maar wie ben ik om dat te zeggen?”
En de laatste optie, alleen weggelegd voor de durfals, en de mensen die bereid zijn om vrienden te verliezen of keihard weg te rennen halverwege de conversatie, is natuurlijk:
“Moet ik wel nóg een pizzabroodje eten of zal ik een banaan pakken?” => “Ja.”