Laatst zag ik een college van een bekende fantasy-schrijver, die een manier uitlegde om snel een plot bij elkaar te improviseren. Als je een verhaal wilde schrijven, dan was dit een goede manier om ideeën te genereren. (Het is niet verstandig om het plot van een boek in 5 minuten bij elkaar te rapen, en vervolgens daar 100,000 woorden over schrijven.)
Hij noemde het de “ja-maar en nee-en methode”. Dat vind ik voor geen meter klinken, dus ik noem het snelplotten. De reden waarom ik het zo interessant vind, is omdat het toe te passen is op heel veel dingen, niet alleen schrijven.
Hoe werkt het? Elk verhaal begint met een inciting incident: een bijzondere gebeurtenis die het hele rataplan in werking stelt. Iemand ontmoet een pratende kat, een bank wordt beroofd, iemand vindt een schat in zijn tuin, iemand fietst naar school en ziet dat deze is afgebrand, et cetera. Dit is meestal de gebeurtenis die achterop een boek beschreven staat.
Vervolgens reageren karakters op die gebeurtenis. Bij zo’n actie, kun je jezelf de vraag stellen: is de actie succesvol of niet? Bijvoorbeeld:
- Drie criminelen beroven een zwaarbewaakte bank. Krijgen ze dat voor elkaar?
- Je vindt een schat in je tuin. Je probeert hem open te krijgen. Lukt dat?
- Een pratende kat springt door je raam. Je probeert haar te vangen. Krijg je haar te pakken?
Zo’n gesloten vraag kun je op twee manieren beantwoorden: ja of nee. En nu komt de methode:
- Als je ja zegt, voeg dan een **maar **toe aan de zin.
- Ja, ze komen de bank binnen, maar al het geld blijkt al te zijn gestolen!
- Ja, je krijgt de schat open, maar er blijkt een vloek op te zitten!
- Als je nee zegt, voeg dan een **en **toe aan de zin.
- Nee, ze komen de bank niet binnen, en ze verraden per ongeluk een volgende bankoverval die hun vrienden gepland hebben.
- Nee, je krijgt de schat niet open, en je buren hebben de politie gebeld omdat ze denken dat je de schat hebt gestolen. (Vervelende buren.)
Op deze manier kun je heel makkelijk, heel snel je verhaal vormgeven. Het enige probleem is, zoals je hierboven in mijn voorbeelden ziet, dat je niet altijd de meest logische of handige dingen bedenkt. Maar je bedenkt tenminste iets. Je verhaal komt verder, en als je eenmaal wat hebt kun je het later nog bijschaven en verbeteren.
Waarom vertel ik dit? Omdat je dezelfde methode, maar dan omgekeerd, op je leven kunt toepassen. De snelplot methode genereert conflict en problemen, dus als je hem andersom gebruikt haal je conflict en problemen weg.
Ik heb een grote hekel aan mensen die alsmaar “ja maar” zeggen. Ik doe het zelf ook wel eens, het zit een beetje in iedereens natuur, maar ik probeer het af te leren. Waarom? Omdat je in principe zegt “ik ga doen alsof ik naar je heb geluisterd, maar ik ga nu toch gewoon weer mijn eigen mening opdreunen, al komen we er niet mee verder”. Je kunt niet “ja” zeggen tegen iemand (en dat je het er dus mee eens bent, of dat iets inderdaad het geval is), en vervolgens “maar” zeggen tegen iemand (en dus dat je het er niet mee eens bent, of dat het niet klopt). Het kan gewoon niet.
Op dezelfde manier is “nee en” vergif. Je keurt iets af, je zegt dat iets niet goed is, en vervolgens gooi je er nog een belediging of beschuldiging bovenop. (“Nee, je ziet het verkeerd, en bovendien stink je een uur in de wind.”) Natuurlijk, er hangt ook veel af van de toon waarop en de situatie waarin het gezegd wordt, maar eigenlijk moet je het bijna altijd vermijden.
Dus, hoe draaien we het snelplotten om? Zoals je waarschijnlijk al had verwacht:
- Als je ja zegt, voeg dan een en toe aan je zin.
- Ja, we kunnen inderdaad het beste geen geld uitgeven aan knikkers, en het lijkt me verstandiger om in plaats daarvan te sparen voor een mooie LEGO set.
- Als je nee zegt, voeg dan een maar toe aan je zin.
- Nee, je kunt niet zomaar wegblijven uit de les, maar als je een gesprek aangaat met de decaan kun je misschien wat regelen.
Je zegt wat je vindt, je hoeft je nergens achter te verbergen, maar je zorgt wel dat men verder komt en dat het niet daar ophoudt. Vaak genoeg wil ik iets voor elkaar krijgen, en dan zegt men gewoon “ja!” of “nee!” en daar stopt het. En dan gebeurt er natuurlijk weinig.
De beste dingen in het leven kwamen van iemand die zei “ja, we moeten een spellenavond doen met vrienden, en dan kijken we allemaal of het bij ons thuis kan en nemen eten mee.” Of, iemand die zei “nee, ik denk dat ik beter dat deel van het verslag kan doen, maar ik zal hier en daar aangeven dat ik een plaatje nodig heb, en dan kun jij die maken.”
Dat is mijn levenswijsheid voor de wereld.