Willen we meer of minder multitasking? (Hint: minder, minder, minder)
Multitasking is best wel een hip dingetje geworden de afgelopen jaren. Mensen zijn er trots op dat ze het kunnen, en het zou zogenaamd een eigenschap zijn die elke ideale werknemer moet hebben. Mensen moeten met werk op de computer bezig zijn, maar tegelijkertijd ook mails en berichtjes beantwoorden. Mensen moeten op een dag met vier verschillende kleine projecten bezig zijn, scholieren van zeven vakken door elkaar heen huiswerk maken. En tegelijkertijd koken, een olifant trainen en wereldvrede stichten. Want, zo luidt de redenatie, wat zou het verschrikkelijk zijn als mensen zich maar met één ding bezig hielden! Al die verspilde tijd, al die verspilde capaciteit, al die dingen die je moet doen die nu dagenlang blijven liggen!
Zoals je misschien al merkt, vind ik dit een slechte gedachte. Vroeger dacht ik dat het waar was, omdat iedereen het deed, iedereen het zei, en alleen het woord al leek beter. Multitasken klinkt alsof het meer is dan onetasken. Meerdere dingen tegelijk kunnen klinkt als een handige eigenschap, in tegenstelling tot het één ding tegelijk kunnen wat elke andere persoon op deze planeet kan. Maar het slaat nergens op, en ik schrijf dit dan ook omdat mijn leven vele malen beter werd toen ik me dat realiseerde. En, nog belangrijker, toen ik er ook echt naar ging handelen.
Iedereen heeft in zijn leven wel zijn of haar hobby’s. Misschien is het sport, misschien is het sport kijken, misschien zijn het eigen projectjes. Hoe dan ook, deze hobby’s moeten vaak plaats maken naast de dingen die wat dringender zijn. Er moet geld worden verdiend, een school of studie moet worden afgemaakt, het huishouden moet geregeld worden. En dus is men vaak geneigd om vol op de multitask te gaan. Terwijl ze op hun laptop werk open hebben staan, houden ze ook meerdere sportsites in de gaten, een staat een Word document open met daarin hun geweldige half-afgemaakte roman.
In mijn geval had ik altijd een aantal programma’s open staan waarin ik misschien programmeerde en ideeën/verhalen opschreef, of had ik mijn keyboard aangesloten op de computer en zat tijdens het huiswerk maken steeds weer te pingelen. Sterker nog, naast huiswerk dat open stond of uitgespreid op mijn bureau lag, was ik vaak ook nog bezig met meerdere eigen projecten. Dan had ik net een leuk idee voor een spel, kreeg ik een paar dagen later weer drie betere ideeën voor andere dingen, en ik vond dat ik ze allemaal moest doen. Zoals je verwacht kwam meestal van geen van die dingen iets terecht. Huiswerk werd afgeraffeld, projectjes werden opgestart maar nooit afgemaakt.
Multitasken gaat juist ten koste van de hoeveelheid dingen die je kan doen. Ja, je kunt _proberen _meerdere dingen tegelijkertijd te doen, en het zal je ook vast regelmatig lukken om bij al die dingen iets te bereiken, maar juist vanwege de gespleten focus gaat geen van de dingen fatsoenlijk gebeuren. Ik probeerde vroeger altijd liedjes te schrijven. Maar omdat mijn hoofdzorg “school halen” was, en ik geen direct inkomen of verplichting verbonden had aan muziek schrijven, probeerde ik vaak liedjes te bedenken terwijl ik iets anders deed. Ik deed keihard mijn best om tijdens het huiswerk maken ook nog te improviseren op de gitaar. Ik heb niet één fatsoenlijk nummer bedacht, totdat er verandering in mijn werkwijze kwam.
Multitasken zorgt niet alleen voor dat je minder taken gedaan krijgt in absolute zin, de taken die je doet worden ook nog eens kwalitatief minder. Stel je hebt als extra taak “werken aan mijn eigen website”, zoals ik een tijdje had. Zo’n taak is op te delen in tientallen, misschien wel honderden kleinere taakjes die je elk in kleine tijd zou moeten kunnen doen. Als je multitaskt, doe je vele malen langer of elk van die taakjes, en is het uiteindelijke resultaat minder dan je zou willen. Je focus ligt niet honderd procent bij die website, dus je hebt moeite met binnen geringe tijd de manier vinden om je probleem op te lossen, en als je een oplossing vind is het vaak niet de beste. Je hebt gewoon niet de tijd en hersencapaciteit besteed om een optimale manier te vinden om je taak te volbrengen. De uitdrukking “er een nachtje over slapen” is goed om je dit te beseffen—als je ergens diep over nadenkt gedurende de dag, en vervolgens rustig gaat slapen, heb je vrijwel altijd de volgende dag een beter en duidelijker beeld van het probleem en de oplossing.
Voor als dit nog wat abstract is, gaan we weer terug naar mijn voorbeeldje van liedjes schrijven. Toen ik ging studeren besloot ik het anders aan te pakken. Zolang ik op de universiteit was (of op de universiteit hoorde te zijn, maar ziek was of even geen zin had om te fietsen), was ik met school bezig. Ik deed zoveel als ik kon in de tijd dat ik er was, ik probeerde niet na te denken over mijn eigen projectjes. Zolang ik niet op de uni was, daarentegen, was ik er ook zo min mogelijk mee bezig. Mijn focus lag volledig bij mijn leven buiten een of andere nutteloze studie (in mijn ogen), en ik reageerde bewust niet meteen op studiegerelateerde dingen. En wat denk je? Nadat ik op de universiteit urenlang naar droge wiskunde heb zitten staren, kreeg ik zelfs op de fiets naar huis al ideeën. Vaker dan ik kan bijhouden had ik halverwege mijn fietsrit een melodie, of een tekst, of een idee bedacht, en bleef ik dat nog een halfuur in mijn hoofd herhalen zodat ik het kon opschrijven als ik thuis was. De drie jaar dat ik nu heb gestudeerd heb ik pakweg honderd nummers bedacht. Niet allemaal even goed natuurlijk, velen zelfs zonder tekst of volledige compositie, maar het zijn wel degelijk honderd zelfbedachte nummers.
Als muziek niet je dingetje is, nog een ander voorbeeld. Spelletjes, ik probeer ze op de computer danwel in real-life op karton zelf te maken, maar ik richt me nu even op de computerspelletjes branche. Computers hebben een eindige hoeveelheid rekenkracht, een maximum snelheid waarop ze draaien. Een heel groot deel van spelletjes maken is dan ook dat je zo efficiënt mogelijk probeert te programmeren, anders dan loopt je computer vast of duurt het véél te lang voordat iets is gedaan in het spel.
Als ik een spel wil maken waarbij mijn poppetje (zeg, Mario) springt door een of andere wereld met platforms, kan ik dat met hele simpele basiskennis van programmeren doen, en dat deed ik vroeger dan ook. Ik pleur heel veel platforms neer, en elke seconde ga ik supervaak door alle platforms en check of Mario er op staat, en zo ja, dan moeten we Mario tegenhouden (want hij mag niet door blokjes vallen). Dat is zwaar voor de computer, zeker als je een grote spelwereld hebt. Pas toen ik mijn onetask-focus had aangezet, kon ik ineens slimmere dingen bedenken. Dingen waardoor ik maar een paar platforms hoefde te checken, en ik vele malen sneller door kon met andere delen van het spel. Pas sinds ik mijn onetask-focus had aangezet, heb ik daadwerkelijk steeds grotere spelprojecten kunnen maken, en ze ook af kunnen maken.
Begrijp me echter niet verkeerd. Het is niet de bedoeling dat je maar één ding doet per dag. Het is niet de bedoeling dat je opstaat met het idee aan je verhaal te schrijven, daar 12 uur mee bezig gaat, en vervolgens weer naar bed gaat. Aan de ene kant raak je waarschijnlijk binnen de kortste keren uitgeput en inspiratieloos, en dat gaat de kwaliteit zeker niet ten goede. Je moet ook regelmatig pauzes nemen. Aan de andere kant is afwisseling en geduld enorm belangrijk. Doe niet drie dingen tegelijkertijd, maar wissel ze af. Eerst doe ik drie uur werk, daarna ga ik drie uur sporten, en vanavond ga ik drie uur schilderen. De rest is pauze of “vrije ruimte”, want je moet natuurlijk niet je hele dag strak vol plannen. Er moet wel ruimte zijn voor verrassing en improvisatie, want juist nieuwe ervaringen opdoen en even andere dingen meemaken zorgt voor een nieuwe blik op je probleem. Een nieuw inzicht zodat je, na een nachtje slapen, ineens in de helft van de tijd een twee keer zo goed project kan neerzetten.
Dit zijn mijn ideeën over multitasken. Ik heb bijvoorbeeld vanochtend zo’n vier uur aan mijn spel gewerkt en een systeem helemaal compleet ingebouwd. Ondertussen ben ik vaak even gaan wandelen, of eten halen, of drinken, en ik heb iets van drie of vier keer mijn mobiel gecheckt. Ik had iemand iets gevraagd, anders zou ik het niet hebben gedaan. (Ik kan rustig drie dagen lang mijn mobiel niet aanzetten, tot frustratie van iedereen om me heen. Het is niet aan te raden om zolang geen contact te hebben, dat komt ook vooral omdat ik nog steeds niet gewend ben aan een smartphone hebben die niet crasht als ik WhatsApp open.) Daarna ben ik een uur een spel gaan spelen, nu schrijf ik al een halfuur dit artikel. Hierna heb ik niks gepland, ik moet weer uitrusten zodat ik de beste manier kan bedenken om het volgende grote systeem in mijn spel te zetten morgen.
Door jezelf extra tijd te geven op alle fronten, krijg je dingen juist sneller gedaan. Ik bouw hoogstens één ding in mijn spel in per dag, en toch heb ik nu binnen anderhalve maand al iets wat presenteerbaar en te spelen is, zij het met een groot gebrek aan extra dingetjes om te doen en computerspelers die slim zijn. Ik ben voor minder multitasking, nu maar hopen dat bedrijven en onderwijsinstanties het ook zo gaan zien.