Voor zolang als ik me kan herinneren, heb ik met iemand anders samen op de kamer geslapen. Ik ben niet iemand die de hele dag in bed ligt te niksen, dus vrijwel altijd zat ik de hele dag beneden en buiten van alles te doen, om vervolgens rond 12 uur ’s nachts naar boven te gaan en mijn bed op te zoeken. Rond die tijd is het, verrassend genoeg, hartstikke donker. Ik wil ook niemand storen of wakker maken, dus al jarenlang moet ik elke nacht in het donker de weg vinden van de kamerdeur tot mijn bed. Dit wordt nog lastiger gemaakt wegens het feit dat de kamer vrij groot is, nauwelijks licht van buiten heeft, en vol ligt met rotzooi van de ander (want ja, ik kom er toch niet vaak genoeg om er iets van te zeggen).
Als gevolg van dit alles heb ik nu een bijzondere vaardigheid aangeleerd: in het donker mijn weg vinden zonder tegen dingen aan te botsen of lawaai te maken.
Nu denk je misschien hartstikke top, maar dat is een zinloze skill, in normale situaties pak je een lampje er bij en is alles zo opgelost. But you’d be wrong. Bijna iedereen heeft, wegens omstandigheden of eigenaardigheden, meerdere van deze op het eerste oog nutteloze dingetjes.
Bijvoorbeeld, ik sjouw al heel lang elke dag een gigantische knuffelbeer en meerdere apparaten van beneden naar boven elke avond, en de volgende ochtend weer terug. Inmiddels ben ik dus ook erg goed in grote, onhandige voorwerpen dragen zonder ergens keihard tegenaan te beuken, of iets te laten vallen. Of, ik heb heel erg lang last van mijn nek gehad, waardoor ik niet naar de pianotoetsen kon kijken terwijl ik speelde—inmiddels kan ik meestal stukken op gevoel spelen zonder te hoeven kijken.
En, misschien nog belangrijker, ik weet dat ik niet de enige ben. Ik ken iemand die erg lang een fiets heeft gehad waarvan maar één trapper werkte, en die kan nu vlekkeloos met één been fietsen en z’n evenwicht bewaren. Ik ken iemand die geen plectra had—van die dingen waarmee je gitaar speelt, naast je vingers—of ze steeds kwijtraakte, en dus maar met andere voorwerpen ging spelen, en nu met een snoeppapiertje gekke solo’s zou kunnen performen. Ik ken iemand die een handtas had (omdat ze een rugtas niet stoer of te “nerdy” vond, of iets in die richting), en daarin zes jaar lang al haar schoolboeken heeft gedragen, en zij heeft nu gigantische armspieren.
Niemand denkt er aan dit soort dingen te “oefenen” of uit te proberen als dat niet hoeft, maar als je het eenmaal kan komt het vaak van pas. Sommige van deze skills zijn zelfs vanaf de geboorte al aanwezig bij mensen—denk aan van die mensen die hun vingers super ver kunnen doorbuigen, of werkelijk alles kunnen balanceren op hun neus. Het belangrijkste is dan ook: deze zinloze skills maken mensen uniek!
Mensen die jij goed kent herken je in alles. Als jij die mensen in je hoofd haalt, of over ze praat met anderen (niet te verwarren met roddelen), komen deze eigenaardigheden naar boven. Want je onthoudt ze snel, zijn vaak grappig of zelfs handig, en ze zijn uniek voor die persoon.
En dan, nu we dit weten, kunnen we het ook omdraaien. Hoe zorg je er voor dat je iemand die je niet goed kent een stuk beter leert kennen? Hoe zorg je er voor dat iemand zich gewaardeerd, of interessant, of comfortabel voelt bij jou? Door te vragen of te praten over deze zinloze skills. Als jij ziet dat iemand altijd op een aparte manier spullen uit de tas pakt, vraag er naar. Als jij ziet dat iemand altijd tegen dingen aan leunt als je aan het praten bent, merk het op. Wees vriendelijk—begin niet over dingen die gevoelig zouden kunnen zijn (“zeg, waarom huil jij zo vreselijk vaak?”) en doe het met een lach—maar wees niet bang om persoonlijke dingen op te merken en over te beginnen. Mocht het nog steeds stroef gaan, helpt het altijd om eerst te vertellen wat jouw eigen zinloze skill is.
Dus, vanaf nu, hoop ik dat je met twee extra tips leeft. Zie de eigenaardigheden van jezelf niet als fouten of tijdverspilling, maar als iets wat jou uniek maakt. En, als je iemand wilt leren kennen of het gesprek valt dood, kun je altijd zeggen: “wat me dus opvalt hè, …”