Header / Cover Image for 'Formeel Taalgebruik'
Header / Cover Image for 'Formeel Taalgebruik'

Formeel Taalgebruik

Een van de grootste problemen in mijn leven is het onderscheid tussen formeel en informeel taalgebruik.

Natuurlijk, als ik onder vrienden of leeftijdsgenoten ben praat ik informeel. Als ik tegen iemand jonger dan ik praat, praat ik heel erg informeel.

(Mijn broertje vraagt “Wat ben je aan het doen?” “Een spel maken” “Wat voor spel?” “Dit rondje moet naar dat vierkantje en dan komt er confetti. Eh, ik bedoel, stukjes papier in allerlei kleurtjes.”)

En als ik met oudere mensen praat, of een mail/brief stuur, dan gebruik ik de meest elegante zinnen die mijn pen kan schrijven.

Ik ben zelf nog jong (22 jaar), waardoor ik leun naar de kant van “jongerentaal”. Maar daarbij komt een nieuw probleem kijken: ik zie automatisch iedereen die ook maar een beetje ouder is dan ik als mijn “oudere”.

Als ik praat met een studiegenoot, is het gewoon informeel en heet iedereen “je”. Als ik praat met iemand van 24 begin ik al te twijfelen. Als iemand boven de 26 is begin ik haast automatisch “u” te zeggen, wat meestal voor ons allebei een raar moment is. (Dan beginnen ze “u” terug te zeggen, en ze noemen me “meneer Pastoor” en dergelijke. Waardoor ik het idee heb dat ik me volwassener moet gedragen, terwijl ik me eigenlijk nog een kind voel.)

Daardoor praat ik bijna altijd met een soort rare bijsmaak: vind mijn gesprekspartner het raar dat ik woorden en zinnen gebruik die zij nooit zouden gebruiken? Beledig ik hen doordat ik misschien té simplistisch praat, of misschien zinnen maak die eigenlijk niet kloppen? Voelen ze zich beledigd als ik hen niet met “u” of “meneer” aanspreek, of vinden ze het juist vervelend als mensen zo praten?

Ik weet het nooit. Zeker niet met docenten of vrienden van mijn ouders. (Of, nog erger, ouders van mijn vrienden).

Formeel taalgebruik is uitgevonden als een respectvolle en neutrale manier van met elkaar omgaan. Als je iemand niet kent, of iemand is qua “wijsheid en grijsheid” superieur aan jou, doe je er goed aan deze formeel te spreken. Maar als iemand redelijk dichtbij je staat vervaagt de grens. Of, zoals in mijn geval, als jij iemand niet kent maar je schat diegene rond jouw leeftijd.

Eén van de manieren om hiermee om te gaan, heb ik gemerkt, is door op de persoonlijkheid af te gaan. Door goed te observeren kun je gokken of iemand een groot ego heeft en formeel aangesproken wil worden, of dat iemand er echt geen reet om geeft.

Als ik een enigszins langdurend gesprek met een docent of arts aanging, heb ik dikwijls gewoon gevraagd of ik “je” of “u” moet zeggen. Mensen zeiden in bijna alle gevallen “joh zeg maar je, of gewoon Truus/Willem/Henk/hoe ze dan ook heten”. Als iemand knuffeltjes aan haar tas heeft hangen, kun je er makkelijk vanuit gaan dat je diegene kan aanspreken alsof ze je vriend was. Als iemand in designer kleren voor de klas staat (of, nog erger, in sandalen met sokken), moet je uitkijken.

Een andere manier is om één van de twee te kiezen (formeel of informeel) en daar 100% van de tijd aan vast te houden. Dat is vanaf nu jouw stijl.

Ik heb de neiging het laatste te doen. De keren dat ik een gesprek heb gehad met een “vreemde” boven mijn leeftijd (dus niet als ik boodschappen doe, of als de docent vroeg wat het antwoord op vraag 2a was), doe ik gewoon alsof ze al jaren mijn vriend zijn en dan komt het meestal goed. Maar ik ken ook mensen die standaard met hele dure woorden mensen aanspreken, en echt hun best doen om voor hen “volwassen” zinnen te formuleren.

Natuurlijk is “volwassen zinnen” een rare term, dus ik geef een voorbeeld: sarcasme. (Ook wel: “persoonlijke aanvallen waarvan men niet wil toegeven dat ze ze eigenlijk menen”.)

Zou je tegen een docent, of je dokter, of je baas sarcasme gebruiken? (Als je niet je baan, reputatie of vrije tijd wilt verliezen?) Ik denk het niet.

BAAS: “Dames en heren, ik presenteer een mooie grafiek van onze resultaten van dit kwartiel.”

JIJ: “Poeh zeg, dat had mijn zusje echt niet in drie minuten beter kunnen tekenen. Nee, dit zijn wel echt hoogstaande Excel-skills.”

Als een docent zegt dat je niet met je buurman moet klooien maar moet werken, kun je moeilijk terugkomen met “want jij bent altijd aan het werk, natuurlijk”. Of jouw enorm magere dokter vertelt dat je elke dag een bepaalde oefening moet doen voor je spieren, kun je ook niet zeggen “ah dat moet vast werken, jij ziet er ook uit als een bodybuilder”.

Terwijl, aan de andere kant, hebben die anderen vrij baan. Stel je baas komt een keer te laat op het werk en jij zegt dat je dat onprofessioneel vindt, dan zegt die “ja, want jij komt natuurlijk altijd op tijd enzo”, en dan is het niet alsof jij je baas kan ontslaan, of je baas iets verschrikkelijks heeft gezegd. Met je vrienden kun je sarcasme gebruiken, en vaak weet men wel dat het “lief” is bedoeld, maar daarbuiten is het gevaarlijk terrein.

En om het allemaal nog erger te maken, kan je in geschreven communicatie natuurlijk geen emotie, uitdrukking, of gevoel geven aan je woorden. Dus iets wat je heel aardig zou kunnen zeggen tegen een professor, kan in de mail makkelijk overkomen alsof je hem en zijn hele levenswerk afkraakt. (“Ik kijk er écht naar uit om je leuke colleges bij te wonen maandag.” Zonder context, hoe interpreteer je die?)

Een gesprek met je professor over de stof kan uit de hand lopen op het moment dat jij ineens vraagt hoe het met zijn kinderen gaat, ook al zou dat binnen de context een hele logische stap in de communicatie zijn.

Kortom, het is lastig. Ik denk dat het wel degelijk goed is om formeel taalgebruik erin te houden, maar dan met de focus op het originele bestaansrecht: om duidelijkheid te scheppen en respectvol met elkaar om te gaan. Ik ga geen onnodig moeilijke zinnen maken, of steeds mezelf corrigeren en “u” zeggen tegen iemand die net wat ouder is dan ik, of mezelf kleineren tegenover iemand die eigenlijk geen reden heeft om superieur te zijn aan mij. (Onthoudt: met de jaren kan de wijsheid komen, maar dat geldt zeker niet voor iedereen.)

Maar, netjes en beleefd zijn, en zo mooi mogelijke zinnen maken, dat zouden meer mensen moeten doen. Al is het maar voor de zekerheid.