In de hedendaagse wereld lijkt het alsof alles alsmaar grootschaliger moet. Schermen worden groter, mobieltjes worden koelkasten, evenementen pakken steeds groter uit (serieus, een schaatsbaan, opblaaskussen en oneindige plakjes cake bij de open dag van een universiteit?), websites moeten miljarden bezoekers tegelijk aankunnen—noem het maar op.
Natuurlijk is dit leuk, en is het knap dat mensen zo hoog streven. In een kleine ruimte voelen mensen zich eenzaam en gevangen, op een te kleine mobiel drukken ze steeds per ongeluk de uit-knop in, en een te klein evenement bereikt te weinig mensen. Maar van mij hoeft het allemaal niet.
Ik hou alles het liefst kleinschalig. Als er op een gigantisch grasveld tijdens de sportdag word gevoetbald, wil ik in het hoekje zitten. In een kleine, schattige winkel ben ik veel eerder geneigd rond te lopen en dingen te kopen dan in een Jumbo supermarkt. In een grote collegezaal let ik veel minder goed op dan in een kleine.
Sterker nog, in vrijwel elke kamer waar ik ben kies ik automatisch de plek die het meest ingesloten zit. Ik zit liever knus met drie anderen op een bank, dan dat de hele groep verspreid over de kamer in grote stoelen zit. Op die manier is het gewoon lastiger praten, en het voelt minder verbonden. (En je kunt niet makkelijk flauwe opmerkingen maken over de film die je aan het kijken bent, want tegen het moment dat de rest je gehoord en verstaan heeft is het moment al lang en breed voorbij.)
Later als ik groter ben (wat raar klinkt, want ik ben al groot en voel me soms bejaard), wil ik ook geen groot huis. Ik ben veel meer gecharmeerd van kleine, knusse huisjes. In plaats van zo’n spierwit, vierkant “designhuis” (je weet wel, het typische tandarts/orthodontist gebouw) wil ik gewoon een Efteling-huis. Natuurlijk, het is soms minder praktisch en er zullen vast dingen kapot gaan, maar dat neem ik voor lief.
Vroeger had ik zelfs de droom dat ik mijn hele huis vol ging leggen met matrassen. (En, als het echt moest, matrassen tegen de muur plakken. Ofzo. Ik wist niet hoe ik toen dacht matrassen tegen de muur te krijgen.) Dan kon ik op elk moment gewoon mezelf laten vallen, en dan liep ik altijd over een zachte vloer. Inmiddels zie ik in dat het niet praktisch is, noch financieel haalbaar, dus is het plan gewijzigd naar het hele huis volgooien met kussens en zitzakken en grote knuffels.
Ik heb gemerkt dat best wel een grote groep mensen van knusse dingen houdt. Als ik het moest schatten, zou ik zeggen dat de helft van de mensen lekker knus is, en de andere helft meer van de grote, ruime dingen is. Nou zou je jezelf kunnen afvragen hoe dat komt, want evolutionair gezien kun je hier weinig mee. Misschien hadden mensen vroeger meer overlevingskans in kleine grotten/hutjes, want dan werden ze minder snel ontdekt, en was het warmer. Aan de andere kant, als holbewoners een jaar lang in hetzelfde piepkleine hol zitten raakt het eten op een gegeven moment ook op (en slaat de frustratie toe). (“Verdorie Truus, leg je stinkvoeten op iemand anders z’n hoofd.” “Ja, moet jij maar niet je bed half onder de mijne leggen!” “Er is toch nergens ruimte, of wel dan!?” “Truus, Hilfrieda, hou je gedeisd. Anders zet ik jullie uit huis.” “Pff, ik verhuis wel naar Canada” En zo verspreidde de mens zich over de aardbol.)
Ik denk dan ook dat je in het leven het beste een combinatie kan zoeken. Waar het kan, en niet al te veel problemen oplevert, moet je proberen alles zo klein en knus mogelijk te houden. Veel studenten/scholieren willen op zeer jonge leeftijd al reizen en in andere landen stage lopen. Hartstikke leuk, maar ik vind het belangrijker dat ik eerst voor mezelf en anderen leer zorgen in mijn eigen omgeving, voordat ik ergens anders problemen ga lopen maken. Zo vind ik het ook belangrijker om één goede vriend door een hele zware periode heen te helpen, dan dat je al je vrienden een piepklein beetje aandacht schenkt. Dingen klein houden maakt alles ook simpeler, en goedkoper, en liever.
Soms, echter, kun je niet anders, en zul je moeten toegeven aan de grootsheid van het bestaan. Soms kun je niet anders dan les krijgen in een veel te grote collegezaal, soms kun je niet anders dan werken in een veel te ruim, wit geverfd kantoorgebouw. Soms kun je niet anders dan dat apparaat met het gigantische scherm kopen, omdat alles daar nou eenmaal beter op werkt. Maar, uitzonderlijke gevallen daar gelaten, hou ik het liever lekker knus. Klein maar fijn is altijd beter dan groot maar lomp. (En zeker fijner dan groot maar morsdood.)